Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Enarratiónibus sancti
Augustíni epíscopi in psalmos
(Ps 60, 2-3: CCL 39, 766)
Hæc ergo Christi posséssio, hæc Christi heréditas, hoc Christi corpus,
hæc una Christi Ecclésia, hæc únitas, quæ nos sumus, clamat a fínibus terræ. Quid autem clamat? Quod supra dixi: Exáudi, Deus, deprecatiónem meam,
inténde oratióni meæ; a fínibus terræ ad te clamávi. Id est, hoc ad te
clamávi, a fínibus terræ; id est, úndique.
Tweede lezing
Uit de Commentaren op de Psalmen van de H.
Augustinus, bisschop
(Ps 60, 2-3: CCL 39, 766)
Wij zijn in Christus bedroefd: in Hem
hebben wij de duivel overwonnen
Verhoor, Heer, mijn smekingen; luister naar
mijn gebed. Wie zegt dit? Alsof het er één was. Maar zie, of het er wel één is.
Vanaf de uiteinden der aarde heb ik tot U geroepen, toen mijn hart beangstigd
werd. Het is er dus niet één; maar in zoverre Een, omdat Christus één is, van
Wie wij allen ledematen zijn. Want welke éne mens roept er vanaf de uiteinden
der aarde? Dat doet alleen dat erfdeel, waarover tot de Zoon zelf gezegd is:
Vraag en Mij en geven zal Ik u de heidenen tot uw erfdeel en de grenzen der
aarde tot uw eigendom.
Dit is dus het bezit van Christus, dit zijn
erfdeel, dit zijn Lichaam, dit éne is Christus’ Kerk. Haar eenheid, die wij
zijn, roept van af de grenzen der aarde. En wat roept zij? Wat ik hierboven heb
gezegd: Verhoor, Heer, mijn smekingen, luister naar mijn gebed. Vanaf de
uiteinden der aarde heb ik tot U geroepen. Dat is, ik heb tot U geroepen vanaf
de grenzen der aarde, dat is, van alle kanten.
Maar waarom heb ik dan geroepen? Omdat mijn
hart beangstigd werd. Het toont aan, dat het hart onder alle volken over geheel
de aarde niet een grote glorie geniet, maar in zware verdrukking verkeert.
Want ons leven op deze pelgrimstocht kan
niet zonder beproeving bestaan omdat onze vooruitgang geschiedt langs de weg
van de beproeving. Niemand toch kent zichzelf dan hij, die beproefd wordt. Ook
kan niemand gekroond worden, als hij niet overwonnen heeft, maar hij kan niet
overwinnen, als hij niet gestreden heeft, en hij kan niet strijden, als hij
geen vijanden en beproevingen heeft.
Hij wordt dus beangstigd, terwijl zijn
geroep klinkt vanaf de grenzen der aarde, maar toch wordt hij niet in de steek
gelaten. Omdat Hij onszelf, die zijn Lichaam vormen, ook vooraf wilde vormen in
dat Lichaam van Hem, waarin Hij reeds gestorven en verrezen is en ten hemel
opgestegen, opdat, waar het Hoofd was voorgegaan, ook de leden mochten
vertrouwen Hem te zullen volgen.
Daarom heeft Hij onze menselijkheid zelf
overgenomen, toen Hij wilde bekoord worden door de Satan. Zojuist werd uit het
Evangelie voorgelezen, dat de Heer Jezus Christus in de woestijn door de duivel
werd bekoord. Inderdaad werd de Heer door de duivel bekoord. In Christus immers
werd gij bekoord, omdat Christus voor zichzelf van u het vlees had, maar van
zichzelf voor u de verlossing; van u voor zich de dood, uit zichzelf voor u het
leven; van uw kant voor hem de smaad, van zijn kant voor u de eer; derhalve van
uit u voor Hem de beproeving, van uit Hemzelf voor u de overwinning.
Als wij in Hem beproefd zijn, overwinnen we
ook in Hem de duivel. Gij ziet waarom Christus beproefd is, en ziet ge dan niet
waarom Hij heeft overwonnen? Erken, dat ge in Hem zijt beproefd en erken ook,
dat ge in Hem overwinnaar zijt. Hij kan de duivel van Zich weren, maar als Hij
zich niet liet beproeven, dan zou Hij niet leren hoe de beproeving te
overwinnen.