Eerste lezing (Joël 2,12-18)
Uit de Profeet Joël.
Zo spreekt God de Heer:
“Keert tot Mij terug, van ganser harte,
met vasten, met geween en met rouwklacht.
Scheurt uw hart en niet uw kleren,
keert terug tot de Heer uw God,
want genadig is Hij en barmhartig,
lankmoedig en vol liefde,
en Hij heeft spijt over het onheil.
Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt
en laat dan zegen achter zich,
een meeloffer en een plengoffer voor de Heer, uw God!
Blaast de bazuin op Sion,
kondigt een heilige vastentijd af,
roept een plechtige bijeenkomst bijeen!
Verzamelt het volk,
belegt een heilige bijeenkomst,
brengt de oudsten samen
en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen;
laat de bruidegom zijn kamer verlaten
en de bruid haar bruidsvertrek.
Laat tussen de voorhal en het altaar
de priesters, die de dienst van de Heer verrichten,
wenen en zeggen:
Spaar uw volk, Heer, laat niet met uw erfdeel spotten,
laat niet de heidenen het overheersen.
Moet men onder de volken zeggen:
Waar blijft hun God?
Toen is de Heer voor zijn land opgekomen
en heeft Hij zijn volk gespaard.”
Tweede lezing (2 Kor. 5,20-6,2)
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
wij zijn gezanten van Christus,
God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus’ naam:
laat u met God verzoenen!
Hem die geen zonde heeft gekend,
heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.
Als Gods medewerkers sporen wij u aan:
zorgt dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt.
Hij zegt immers:
Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord,
op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen.
Nu is er die gunstige tijd,
vandaag is het de dag van het heil.
Evangelie (Mt. 6,1-6.16-18)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denkt er om:
beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen,
om de aandacht te trekken;
anders hebt gij geen recht op loon
bij uw Vader, die in de hemel is.
Wanneer gij dus een aalmoes geeft,
bazuin het dan niet voor u uit,
zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat,
opdat zij door de mensen geprezen worden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Als gij een aalmoes geeft,
laat uw linkerhand dan niet weten wat uw rechter doet,
opdat uw aalmoes in het verborgene blijve;
en uw Vader, die in het verborgene ziet
zal het u vergelden.
Wanneer gij bidt,
gedraagt u dan niet als de schijnheiligen,
die graag in de synagogen
en op de hoeken van de straten staan te bidden
om op te vallen bij de mensen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen!
Maar als gij bidt,
ga dan in uw binnenkamer,
sluit de deur achter u
en bid tot uw Vader, die in het verborgene is;
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Wanneer gij vast,
zet dan geen somber gezicht, zoals de schijnheiligen;
zij verstrakken hun gezicht
om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Maar als gij vast,
zalf dan uw hoofd en was uw gezicht
om niet aan de mensen te laten zien, dat gij vast,
maar vast voor uw Vader, die in het verborgene is
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.”