Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
Moge in ons daadwerkelijk
worden vervuld wat wij onder tekenen vieren
I n l e i d i n
g
In het kader van een Postcommunio zal men bij
begrippen als “cæleste arcanum” (hemels geheim) vooral aan het apocalyptische
beeld van ‘het bruiloftsmaal van het Lam’ (Apoc 19, 9) denken. De H.
Eucharistie vormt het onderpand dat wij eens tot dit maal worden uitgenodigd.
Opnieuw heeft het begrip ‘pignus’/ onderpand sterke betekenis, daar wij de
toekomstige heerlijkheid onder de tekenen van brood en wijn reeds op aarde
ontvangen, doordat wij immers hier op aarde al gevoed zijn met het brood uit de
hemel. Christus Zelf geeft ons
in de H. Eucharistie futuræ gloriæ pignus,
het onderpand van de eeuwige heerlijkheid, die wij bij Hem en in Hem mogen
genieten. Dit belangrijke aspect van de H. Communie, bezongen
in de antifoon O sacrum convivium, (O
Heilig Gastmaal) kwam twee
weken geleden bij de bespreking van de Postcommunio van de eerste zondag van de
Veertigdagentijd reeds aan bod.
Wanneer we de
brontekst van de Postcommunio van vandaag in het Sacramentarium Leonianum
volgen, is de betekenis helder. Wat binnen het mysterie van het geloof - de Eucharistische dienst – onder tekenen
geschiedt, zal in de realiteit van de eeuwige heerlijkheid waarachtig (veraciter) worden vervuld. De toevoeging
‘in nobis’ kan zowel betekenen ‘in ons’ of ‘onder ons’. De uitdrukking ‘quod
mystice geritus’ / dat wat op mysterievolle wijze wordt voltrokken, verwijst
naar de sacramentele handeling ‘temidden van ons’. Wanneer MR 1970 ‘veraciter’
, ‘in werkelijkheid’ (als voltrekking van het teken) door ‘opere’,
‘daadwerkelijk’ vervangt, kan in deze
versie het ‘in nobis’ worden begrepen als ‘in ons’: Hetgeen in ons als mysterie
geschiedt, moet uitwendig door werken zichtbaar worden. In deze optie is de vertaling van het
Altaarmissaal juist. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de ethische eis
van de liefde aan de christenen in de liturgie, en ook in die van de H.
Eucharistie.
De uitdrukking
‘Figura transit in veritatem’ , de voorafbeelding (de tekenen) heeft plaats
gemaakt voor de waarheid, pasten de Kerkvaders toe op het Voedsel van de
waarheid, de H. Communie: de voor ons geofferde Christus die bij de instelling
van de H. Eucharistie de oude offerritus tot vervulling bracht en door de gave
van de liefde voor altijd heeft overtroffen. ( Cf. Paus Benedictus XV, Sacramentum Caritatis, 2007, nr. 11).
Het ‘Doet dit
tot Mijn gedachtenis’ impliceert voor ons,
gelovigen, deze gave aan te nemen, in ons op te nemen, met andere
woorden te delen in Christus’ zelfgave en, onder leiding van de Heilige Geest, bereid
te zijn aan een radicale vernieuwing en omvorming van ons eigen zelf mee te
werken, “ut, quod in nobis mysterio geritur, opere impleatur”, opdat hetgeen in ons door het mysterie
wordt voltrokken, door goede werken tot voltooiing wordt gebracht.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sumentes pignus
caelestis arcani,
et in terra
positi iam superno pane satiati,
te, Domine,
supplices deprecamur,
ut, quod in
nobis mysterio geritur, opere impleatur.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij hebben een onderpand ontvangen van het geluk
dat nog verborgen is:
Gij hebt ons reeds hier op aarde gevoed met brood uit
de hemel.
Wij bidden U ootmoedig: moge in ons daadwerkelijk
worden vervuld wat wij onder tekenen vieren.
Werkvertaling
Terwijl wij het onderpand van het hemelse geheim
nuttigen,
en [nog] op aarde, reeds verzadigd zijn door het
bovennatuurlijke Brood,
bidden wij U, Heer, smekend,
dat, hetgeen in ons onder het mysterie wordt
voltrokken, door [onze] goede werken tot vervulling wordt gebracht.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De
brontekst van de Postcommunio van deze zondag is afkomstig uit het Sacramentarium
Leonianum (Verona, Kapittelbibliotheek LXXXV, 23, tweede helft van de zesde
eeuw). Met slechts twee tekstverschillen in de slotregel: mysterio in plaats van het oorspronkelijke mystice en opere in
plaats van het oorspronkelijke veraciter
werd deze Postcommunio opgenomen in het Missale Romanun [MR] 1970 voor deze
zondag. In eerdere edities van het MR was dit de Postcommunio: Mense Aprilis, X
alia missa. (E. Moeller +, J.M. Clément + en Bertr. Coppieters ‘t Wallant, Corpus Orationum, Brepols, Turnhout 1996, IX, 13)
B i j b e l s
e c o n t e x t
Jo 6, 27
Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het
voedsel dat blijft ten eeuwigen leven en dat de Mensenzoon u zal geven.
Jo 6, 32-33
Voorwaar, Ik zeg u: Wat Mozes u gaf was niet het brood
uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven;
want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.
Joh 6, 50-51
Maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er
van eet, niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.
Jo 6, 58
Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het
is niet zoals bij de vaderen die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn:
wie dit brood eet zal in eeuwigheid leven.
V a d e r t e k s t e n
Toen hief Mozes zijn handen ten hemel,
vanwaar hij het manna, het bvrood der engelen liet neerdalen. Maar onze Mozes
[Christus] hief zijn handen ten hemel en schenkt ons het eeuwige voedsel.
Die sloeg op de rots en bracht er stromen
van water uit te voorschijn. Deze [Christus] raakt de tafel aan (van het
Eucharistisch Avondmaal), slaat op de geestelijke tafel en er ontspringen
bronnen van de Geest. Daarom zit Hij als een bron in het midden van de tafel ,
opdat van alle kanten de kudden naar die bron zouden toe komen om er met zijn
heilzame stromen verkwikt te worden.
Ex
Catechésibus sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi (Cat.
3, 24-27: SCh 50, 166-167):
Lectio altera feria II Hebdomadæ II Quadragesimæ. Liturgia Horarum ed. 1986, II,
130.
A n a l y s e e
n s t i j l f i g u r e n
1.Sumentes
pignus cælestis arcani,
2.et in terra
positi iam superno pane satiati,
3.te, Domine,
supplices deprecamur,
4a.ut, 4b. quod
in nobis mysterio geritur, 4a. opere impleatur.
De oratie opent met twee
bijstellingen (regels 1 en 2), in een mooie synthese verbonden door de
coniunctie et die de positie en de geestelijke gesteltenis van de
bidders na het ontvangen van de H. Communie nader omschrijven. De prædicaatsvormen
staan in de nominativusvorm pluralis en illustreren het subject ‘wij’, opgesloten
in het praedicaat deprecamur (r. 3) van de hoofdzin in de indicativusvorm
waarmee de oratie zich hier en nu tot de Heer richt (r. 3). Deze wordt, ingeleid door het voegwoord ut, gevolgd
door een finale / doelaanwijzende respectievelijk consecutieve /
gevolgaanduidende bijzin in de coniunctivusvorm vanwege het gebedskarakter (r.
4a) waartussen een reflexieve bijzin is geplaatst, beginnend met het reflexivum
quod waarvan het antecedent verzwegen is.
Ad 1
Sumentes, lett.: nuttigend,
participium præsentis in de 1e pers. pluralis van de nominativus, ook te
vertalen met een bijzin: ‘terwijl…’ of met een relatieve bijzin, ‘wij die….’;
prædicaat met pignus cælestis arcani als object, op te
splitsen in de accusativusvorm pignus en twee congruerende genitivusvormen
(genitivus explicativus)
Ad 2
In terra positi:
bijwoordelijke bepaling bij het ingesloten subject nos van deprecamur (r. 3).
Positi: geplaatst,
participium perfecti passivi in de 1e pers. pluralis van de nominativus.
Evenals sumentes (r.1) en satiati (r. 2) bijstellingen bij deprecamur (r.3).
Superno pane: bijwoordelijke bepaling in twee congruererende ablativusvormen
(ablativus instrumentalis of modi). Iam: bijwoordelijke bepaling van tijd.
Ad 3
Domine, - vocativusvorm van
Dominus. Deprecamur, wij smeken, prædicaat in de indicativusvorm 1e pers.
pluralis van het deponens deprecari in het præsens. Te, object van het gezegde
in de accusativusvorm van het pronomen personale tu. Supplices, smekend,
bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid bij deprecamur in de 1e pers. pluralis
van het adiectivum supplex, - plicis.
Ad 4a en 4b
In deze bijzin wordt de inhoud van de bede omschreven,
zij het in abstracte zin.
4a. (Ut) impleatur , opdat wordt/worde voltooid, prædicaat in de coniunctivusvorm in de 3e
persoon præsentis passivi van implere. Opere, bijwoordelijke bepaling in de
ablativusvorm van opus, operis n.
[id] quod in nobis mysterio geritur, [dat] wat in het
mysterie in ons wordt voltrokken –
4b. Relatieve of afhankelijk bijzin van zin 4a met het
prædicaat geritur in de indicativusvorm omdat hier het ‘object’ wordt verwoord
van het in 4a genoemde gezegde. Geritur, coniunctivusvorm 3e persoon præsentis
passivi van gerere. In nobis, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm ‘loci’,
‘van plaats’; mysterio, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm,
‘instrumentalis’, ‘van middel’.
S t i j l f i g u r e n
Antithese :
pignus cælestis arcani (r. 1) en superno pane (r. 2) tegenover in terra positi (r.
2)
Prædicaatsvorm
sumentes (participium præsentis) (r. 1) vormt een volgende antithese met de
prædicaatsvormen positi en satiati (participial perfecti passivi)
Klankrijm/eindrijm in arcani (r. 1) en satiati (r. 2)
en in deprecamur (r. 3) en impleatur (r. 4)
Eindrijm in geritur en impleatur (r. 4)
Derde antithese: mysterio tegenover opere (r. 4)
V o c a b u l a r i u m
We ontlenen zekerheid aan
de betekenis van de woorden als we de woordenboeken raadplegen.
Sumo, sumpsi, sumptus, -3
heeft
als grondbetekenis nemen, pakken,
opnemen, aannemen, aanvatten, vatten. In sommige teksten ook “consumeren”,
verteren, nuttigen, verorberen (vgl. consumptie / consumptief enz.). In ouder
Nederlands taalgebruik betekent “nemen” ook “eten, voedsel tot zich nemen”,
zoals hier in de context van het moment van de H. Mis na het ‘consumeren’ van
de H. Hostie.
Sumentes
(nuttigend), satiati (verzadigd), refecti (verkwikt) nutriti / pasti (gevoed),
repleti (vervuld) zijn frequent voorkomende participia die in de
Postcommuniones voorkomen en die alle verwijzen naar de even tevoren ontvangen
Communie, waarbij het Lichaam en Bloed van de Heer letterlijk en waarachtig
wordt ontvangen.
Pignus,
- oris n., onzijdig
Dit begrip werd onlangs
besproken bij de Postcommunio van de
zevende zondag per annum.
Pignus:
pand, onderpand, borg, zegel, liefdepand, bewijs of bepaald kenteken. Pignus kan zowel betrekking hebben op
personen als op zaken.
Supernus, -a, -um
Adiectivum met betekenissen
als: wat boven is, van boven, uit de hemel, bovennatuurlijk , hooggelegen.
Bijvoorbeeld:
Toto desiderio ad supernam patriam anhelant, (Gregorii Magni In Evangelia homiliæ, 12): Vol
verlangen verzuchten zij naar het hemelse vaderland;
Ut superni membra Regis miti tendas stipite (Uit de strofe Flecte ramos, arbor alta van
de hymne Crux fidelis in de liturgie van Goede Vrijdag): Opdat gij
(bedoeld is de kruisboom) de ledematen van de hemelse Koning laat rusten op een
zachte stam;
Ad superna semper intenti (Collectegebed Maria Tenhemelopgenomen): altijd
bedacht op de hemelse dingen / op wat hierboven is.
Impleo, - evi, - pletum
1. vullen, vol maken; implete
hydrias aqua (Jo 2,7): vult de kruiken met water.
2. verzadigen, bevredigen; esurientes
implevit bonis (Lc 1,53): hongerigen
heeft Hij verzadigd met goede gaven. Imples omne animal benedictione (Ps
144, 16 Vulgaat):elk levend wezen vervult Gij met uw zegen (Psalmvers uit de
monastieke tafelgebeden)
3. vervullen; impleti
sunt stupore (Act 3,10): ze werden met ontzag vervuld (het volk bij de
genezing van de lamme). Qui enim diligit proximum, legem implevit (Rom 13,8): Wie zijn naaste bemint, heeft de
Wet vervuld.
4. volbrengen, en in het
passivum: in vervulling gaan; ut Scriptura impleatur opdat de Schrift in
vervulling gaat.
5. zwanger maken,
bevruchten
6. ophopen, voltooien
Arcanum,
-i, n., onzijdig
Geheimenis, sacraal geheim, mysterie.
‘Arcanum divinæ sapientiæ’, het geheim van de
goddelijke Wijsheid - zijn de beginwoorden van de encycliek over het
christelijk huwelijk die paus Leo XIII op 10.2.1880 uitvaardigde.
De basisbetekenis van het adiectivum arcanus,
-a, -um, (gerelateerd aan het werkwoord
arceo) is gesloten, vergrendeld,
en vandaar stil, stilzwijgend en in uitgebreide zin: geheimnisvol, vooral van
godsdienstige plechtigheden (bijvoorbeeld arcana sacra, geheime plechtigheden, d.i. slechts voor ingewijden
toegankelijk). In de vroegste
periode van de Kerk, toen hele gebieden gekerstend werden, gebeurde het veel
vaker dan in de huidige tijd dat volwassenen gedoopt werden. Deze volwassenen
kregen ter voorbereiding op het Doopsel onderricht in de christelijke leer en
werden catechumenen of doopleerlingen genoemd. Catechumenen mochten enkel het
eerste deel van de H. Mis bijwonen, waar uit de Schrift werd gelezen en deze
lezingen werden toegelicht. Daarna werden zijn weggezonden. Het tweede deel van
de H.Mis (de dienst van het altaar) was voorbehouden aan de gedoopten en viel
onder de zogenaamde ‘disciplina arcana’.
Gerere,
gessi, gestum 3.
De Lewis & Short Dictionary geeft aan dat het
ingewikkelde werkwoord gero, gessi,
gestum vele betekenissen heeft zoals: tevoorschijn brengen, tonen, laten
zien, doen, verrichten, hoewel het voornamelijk betekent "verdragen,
gekleed gaan in, dragen, hebben". In het supplement echter van de grote
L&S, Souter's: Een verklarende woordenlijst van Later Latijn, vinden we na
de 3e eeuw de betekenis "een feest vieren, vieren, etc." Dit wordt
bevestigd in A. Blaise, Le Vocabulaire Latin des principaux thèmes
liturgiques. Ouvrage revue par Dom A. Dumas o.s.b. (Brepols Turnhout 1966)
121. In de context van de oratie van deze zondag past ook de vertaling ‘wordt
voltrokken’.
C o m m e n t a a r
De tekst van de Postcommunio van deze
zondag is een schitterend voorbeeld van de geheimnisvolle uitwerkingen van de
H. Eucharistie in de gelovigen, die, toegerust met het Sacrament van het H.
Doopsel, in de juiste gesteltenis de H. Communie ontvangen, waarbij in
dezelfde oratie ook hun verantwoordelijkheid als geestelijk volwassen christenen
wordt verwoord.
Het is zaak eerst naar het begrip
‘pignus’ (onderpand, borg) te kijken dat aangeeft dat hetgeen wij zojuist
hebben ontvangen slechts een voorsmaak is van hetgeen ons in de hemel zal
worden aangeboden: het hemelse gastmaal. De oratie zegt dat we hier op aarde
‘reeds’ de vervulling ervaren. Maar tegelijkertijd beklemtoont de oratie ook,
dat wij ‘nog niet’ de volmaakte vervulling van het mysterie hebben bereikt, dat
alleen maar bestaat in de deelname aan
het hemels bruiloftsmaal vóór de troon van Gods Majesteit. Beati, qui ad cenam Agni vocati sunt, zalig zij die genodigd zijn
aan de maaltijd van het Lam, zo nodigt de celebrant de gelovigen uit tot de H.
Communie.
We hebben hier als het ware een soort
manna dat voor ons uit de hemel regent, een kruimel die van de feestdis van de
Vader valt, ofschoon de kleinste en meest onbeduidende kruimel als rantsoen,
onderpand, handgeld of aanbetaling volstaat
voor elke zonde van wie ook maar heeft geleefd of zal leven.
Als dit nog niet voldoende is om neer te
knielen en God te danken en te smeken, dan is slecht voorstelbaar wat het dan
wel is. En als dat nog niet genoeg zou zijn, kunnen we kijken naar de
geheimnisvolle effecten van dit verheven Sacrament in ons. God verlangt zijn
eigen beeld en gelijkenis - goed geschapen, maar door de zonde gevallen, door
zijn scheppende en transformerende kracht in ons te herstellen tot zijn glorie.
Tot dit doel voedt Hij ons met Zichzelf, terwijl wij hier op aarde zijn wil
vervullen en meewerken aan de voltooiing van zijn eeuwig plan. Hij richt ons op
en ondersteunt ons.
Wanneer wij gewoon voedsel tot ons
nemen, gebruikt ons lichaam dit om ons leven in stand te houden, met andere
woorden het verandert ons lichaam in hetgeen we zijn. Wanneer we de H.
Eucharistie nuttigen, verandert zij ons in wat Zij zelf is. Wij worden één in
een intieme vereniging. Op deze wijze vervuld van het bovennatuurlijke leven en
getransformeerd naar het Beeld van Christus, is aan ons de verantwoordelijkheid
onze roeping goed en op de juiste manier te beleven terwijl de tijd hier op
aarde heensnelt. Wat we doen en wat we zeggen draagt bij, of zou moeten
bijdragen tot de glorie van God. Ons doen en laten moet de reddende en
omvormende kracht van de H. Eucharistie weerspiegelen. In ons dagelijks leven
moeten we de consequenties nemen van ons deelgenootschap met Christus, die
geleden heeft, gestorven, begraven en verrezen is en in ons laten doordringen
wat de reden is waarom Hij Zichzelf aan ons geeft in het mysterie van de H.
Eucharistie.
God schenkt ons de veertig dagen van
boete en ommekeer. Nemen we dit geschenk in alle ernst aan? Zijn we bereid het
roer van ons leven om te gooien? Of ontbreekt ons de moed, ofschoon we inzien
dat het nodig is ons opnieuw te oriënteren?
Als we de H. Kerk vragen wat we moeten
doen, raadt zij vier zaken aan:
1.
Opruimen en orde scheppen! Wie opnieuw
wil beginnen, moet ik de oude ballast opruimen. Dat gebeurt in een eerlijke
paasbiecht. ‘Laat u met God verzoenen’, bezweert de H. Paulus.
2.
Innerlijk vrij worden van valse
bindingen, meester blijven in eigen huis en geen verslaving aan materiële
zaken. Onthouding en
vasten bevorderen innerlijke vrijheid en vreugde.
3.
Meer tijd nemen voor gebed.
4.
Fijngevoeligheid ontwikkelen voor de
noden van onze naasten en daarin voorzien.
Dit zijn de vier elementen, waarop onze christelijke houding op authenticiteit wordt getest!
L i t u r g i s c h
p a t r i m o n i u m
Tu, qui cuncta scis et vales,
Gij, alwetend en
almachtig,
Qui nos pascis hic
mortales
Hier de Spijs van stervelingen,
Tuos ibi
commensales.
Maak ons daar tot disgenoten,
Cohæredes et
sodales
Mede-erfgenamen,
Fac sanctorum
civium.
Medeburgers van de Heiligen.
Thomas van Aquino, Sequens Lauda,
Sion, Salvatorem, laatste strofe.