zondag 20 maart 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica tertia Quadragesimæ Derde zondag van de Veertigdagentijd. Moge in ons daadwerkelijk worden vervuld wat wij onder tekenen vieren


 Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Moge in ons daadwerkelijk worden vervuld wat wij onder tekenen vieren

I n l e i d i n g
In het kader van een Postcommunio zal men bij begrippen als “cæleste arcanum” (hemels geheim) vooral aan het apocalyptische beeld van ‘het bruiloftsmaal van het Lam’ (Apoc 19, 9) denken. De H. Eucharistie vormt het onderpand dat wij eens tot dit maal worden uitgenodigd. Opnieuw heeft het begrip ‘pignus’/ onderpand sterke betekenis, daar wij de toekomstige heerlijkheid onder de tekenen van brood en wijn reeds op aarde ontvangen, doordat wij immers hier op aarde al gevoed zijn met het brood uit de hemel. Christus Zelf geeft ons in de H. Eucharistie futuræ gloriæ pignus, het onderpand van de eeuwige heerlijkheid, die wij bij Hem en in Hem mogen genieten. Dit belangrijke aspect van de H. Communie, bezongen in de antifoon O sacrum convivium, (O Heilig Gastmaal) kwam twee weken geleden bij de bespreking van de Postcommunio van de eerste zondag van de Veertigdagentijd  reeds aan bod.
Wanneer we de brontekst van de Postcommunio van vandaag in het Sacramentarium Leonianum volgen, is de betekenis helder. Wat binnen het mysterie van het geloof  - de Eucharistische dienst – onder tekenen geschiedt, zal in de realiteit van de eeuwige heerlijkheid waarachtig (veraciter) worden vervuld. De toevoeging ‘in nobis’ kan zowel betekenen ‘in ons’ of ‘onder ons’. De uitdrukking ‘quod mystice geritus’ / dat wat op mysterievolle wijze wordt voltrokken, verwijst naar de sacramentele handeling ‘temidden van ons’. Wanneer MR 1970 ‘veraciter’ , ‘in werkelijkheid’ (als voltrekking van het teken) door ‘opere’, ‘daadwerkelijk’ vervangt,  kan in deze versie het ‘in nobis’ worden begrepen als ‘in ons’: Hetgeen in ons als mysterie geschiedt, moet uitwendig door werken zichtbaar worden.  In deze optie is de vertaling van het Altaarmissaal juist. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de ethische eis van de liefde aan de christenen in de liturgie, en ook in die van de H. Eucharistie.
De uitdrukking ‘Figura transit in veritatem’ , de voorafbeelding (de tekenen) heeft plaats gemaakt voor de waarheid, pasten de Kerkvaders toe op het Voedsel van de waarheid, de H. Communie: de voor ons geofferde Christus die bij de instelling van de H. Eucharistie de oude offerritus tot vervulling bracht en door de gave van de liefde voor altijd heeft overtroffen. ( Cf. Paus Benedictus XV, Sacramentum Caritatis, 2007, nr. 11).
Het ‘Doet dit tot Mijn gedachtenis’ impliceert voor ons,  gelovigen, deze gave aan te nemen, in ons op te nemen, met andere woorden te delen in Christus’ zelfgave en, onder leiding van de Heilige Geest, bereid te zijn aan een radicale vernieuwing en omvorming van ons eigen zelf mee te werken, “ut, quod in nobis mysterio geritur, opere impleatur”, opdat hetgeen in ons door het mysterie wordt voltrokken, door goede werken tot voltooiing wordt gebracht.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sumentes pignus caelestis arcani,
et in terra positi iam superno pane satiati,
te, Domine, supplices deprecamur,
ut, quod in nobis mysterio geritur, opere impleatur.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij hebben een onderpand ontvangen van het geluk dat nog verborgen is:
Gij hebt ons reeds hier op aarde gevoed met brood uit de hemel.
Wij bidden U ootmoedig: moge in ons daadwerkelijk worden vervuld wat wij onder tekenen vieren.

Werkvertaling
Terwijl wij het onderpand van het hemelse geheim nuttigen,
en [nog] op aarde, reeds verzadigd zijn door het bovennatuurlijke Brood,
bidden wij U, Heer, smekend,
dat, hetgeen in ons onder het mysterie wordt voltrokken, door [onze] goede werken tot vervulling wordt gebracht.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de Postcommunio van deze zondag is afkomstig uit het Sacramentarium Leonianum (Verona, Kapittelbibliotheek LXXXV, 23, tweede helft van de zesde eeuw). Met slechts twee tekstverschillen in de slotregel: mysterio in plaats van het oorspronkelijke mystice en opere in plaats van het oorspronkelijke veraciter werd deze Postcommunio opgenomen in het Missale Romanun [MR] 1970 voor deze zondag. In eerdere edities van het MR was dit de Postcommunio: Mense Aprilis, X alia missa. (E. Moeller +, J.M. Clément + en Bertr. Coppieters ‘t Wallant, Corpus Orationum, Brepols, Turnhout 1996, IX, 13)
  
B i j b e l s e  c o n t e x t 
Jo 6, 27
Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven en dat de Mensenzoon u zal geven.
Jo 6, 32-33
Voorwaar, Ik zeg u: Wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven; want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.
Joh 6, 50-51
Maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er van eet, niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.
Jo 6, 58
Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet zal in eeuwigheid leven.

 V a d e r t e k s t e n


Toen hief Mozes zijn handen ten hemel, vanwaar hij het manna, het bvrood der engelen liet neerdalen. Maar onze Mozes [Christus] hief zijn handen ten hemel en schenkt ons het eeuwige voedsel.
Die sloeg op de rots en bracht er stromen van water uit te voorschijn. Deze [Christus] raakt de tafel aan (van het Eucharistisch Avondmaal), slaat op de geestelijke tafel en er ontspringen bronnen van de Geest. Daarom zit Hij als een bron in het midden van de tafel , opdat van alle kanten de kudden naar die bron zouden toe komen om er met zijn heilzame stromen verkwikt te worden.

Ex Catechésibus sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi (Cat. 3, 24-27: SCh 50, 166-167): Lectio altera feria II Hebdomadæ II Quadragesimæ. Liturgia Horarum ed. 1986, II, 130.
A n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Sumentes pignus cælestis arcani,
2.et in terra positi iam superno pane satiati,
3.te, Domine, supplices deprecamur,
4a.ut, 4b. quod in nobis mysterio geritur, 4a. opere impleatur.

De oratie opent met twee bijstellingen (regels 1 en 2), in een mooie synthese verbonden door de coniunctie et die de positie en de geestelijke gesteltenis van de bidders na het ontvangen van de H. Communie nader omschrijven. De prædicaatsvormen staan in de nominativusvorm pluralis en illustreren het subject ‘wij’, opgesloten in het praedicaat deprecamur (r. 3) van de hoofdzin in de indicativusvorm waarmee de oratie zich hier en nu tot de Heer richt (r. 3).  Deze wordt, ingeleid door het voegwoord ut, gevolgd door een finale / doelaanwijzende respectievelijk consecutieve / gevolgaanduidende bijzin in de coniunctivusvorm vanwege het gebedskarakter (r. 4a) waartussen een reflexieve bijzin is geplaatst, beginnend met het reflexivum quod waarvan het antecedent verzwegen is.

Ad 1
Sumentes, lett.: nuttigend, participium præsentis in de 1e pers. pluralis van de nominativus, ook te vertalen met een bijzin: ‘terwijl…’ of met een relatieve bijzin, ‘wij die….’; prædicaat met pignus cælestis arcani als object, op te splitsen in de accusativusvorm pignus en twee congruerende genitivusvormen (genitivus explicativus)
Ad 2
In terra positi: bijwoordelijke bepaling bij het ingesloten subject nos van deprecamur (r. 3).
Positi: geplaatst, participium perfecti passivi in de 1e pers. pluralis van de nominativus. Evenals sumentes (r.1) en satiati (r. 2) bijstellingen bij deprecamur (r.3). Superno pane: bijwoordelijke bepaling in twee congruererende ablativusvormen (ablativus instrumentalis of modi). Iam: bijwoordelijke bepaling van tijd.
Ad 3
Domine, - vocativusvorm van Dominus. Deprecamur, wij smeken, prædicaat in de indicativusvorm 1e pers. pluralis van het deponens deprecari in het præsens. Te, object van het gezegde in de accusativusvorm van het pronomen personale tu. Supplices, smekend, bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid bij deprecamur in de 1e pers. pluralis van het adiectivum supplex, - plicis.
Ad 4a en 4b
In deze bijzin wordt de inhoud van de bede omschreven, zij het in abstracte zin.
4a. (Ut) impleatur , opdat wordt/worde voltooid, prædicaat in de coniunctivusvorm in de 3e persoon præsentis passivi van implere. Opere, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm van opus, operis n.
[id] quod in nobis mysterio geritur, [dat] wat in het mysterie in ons wordt voltrokken –
4b. Relatieve of afhankelijk bijzin van zin 4a met het prædicaat geritur in de indicativusvorm omdat hier het ‘object’ wordt verwoord van het in 4a genoemde gezegde. Geritur, coniunctivusvorm 3e persoon præsentis passivi van gerere. In nobis, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm ‘loci’, ‘van plaats’; mysterio, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm, ‘instrumentalis’, ‘van middel’.

S t i j l f i g u r e n
Antithese : pignus cælestis arcani (r. 1) en superno pane (r. 2) tegenover in terra positi (r. 2)
Prædicaatsvorm sumentes (participium præsentis) (r. 1) vormt een volgende antithese met de prædicaatsvormen positi en satiati (participial perfecti passivi)
Klankrijm/eindrijm in arcani (r. 1) en satiati (r. 2) en in deprecamur (r. 3) en impleatur (r. 4)
Eindrijm in geritur en impleatur (r. 4)
Derde antithese: mysterio tegenover opere (r. 4)

V o c a b u l a r  i  u m
We ontlenen zekerheid aan de betekenis van de woorden als we de woordenboeken raadplegen.

Sumo,  sumpsi,  sumptus, -3
heeft als grondbetekenis  nemen, pakken, opnemen, aannemen, aanvatten, vatten. In sommige teksten ook “consumeren”, verteren, nuttigen, verorberen (vgl. consumptie / consumptief enz.). In ouder Nederlands taalgebruik betekent “nemen” ook “eten, voedsel tot zich nemen”, zoals hier in de context van het moment van de H. Mis na het ‘consumeren’ van de H. Hostie.
Sumentes (nuttigend), satiati (verzadigd), refecti (verkwikt) nutriti / pasti (gevoed), repleti (vervuld) zijn frequent voorkomende participia die in de Postcommuniones voorkomen en die alle verwijzen naar de even tevoren ontvangen Communie, waarbij het Lichaam en Bloed van de Heer letterlijk en waarachtig wordt ontvangen.
Pignus, - oris n., onzijdig
Dit begrip werd onlangs besproken  bij de Postcommunio van de zevende zondag per annum.
Pignus: pand, onderpand, borg, zegel, liefdepand, bewijs of bepaald kenteken. Pignus kan zowel betrekking hebben op personen als op zaken.

Supernus, -a, -um
Adiectivum met betekenissen als: wat boven is, van boven, uit de hemel, bovennatuurlijk , hooggelegen. Bijvoorbeeld:
Toto desiderio ad supernam patriam anhelant, (Gregorii Magni In Evangelia homiliæ, 12): Vol verlangen verzuchten zij naar het hemelse vaderland;
Ut superni membra Regis miti tendas stipite (Uit de strofe Flecte ramos, arbor alta van de hymne Crux fidelis in de liturgie van Goede Vrijdag): Opdat gij (bedoeld is de kruisboom) de ledematen van de hemelse Koning laat rusten op een zachte stam;
Ad superna semper intenti (Collectegebed Maria Tenhemelopgenomen): altijd bedacht op de hemelse dingen / op wat hierboven is.

Impleo, - evi, - pletum
1. vullen, vol maken; implete hydrias aqua (Jo 2,7): vult de kruiken met water.
2. verzadigen, bevredigen; esurientes implevit bonis (Lc  1,53): hongerigen heeft Hij verzadigd met goede gaven. Imples omne animal benedictione (Ps 144, 16 Vulgaat):elk levend wezen vervult Gij met uw zegen (Psalmvers uit de monastieke tafelgebeden)
3. vervullen; impleti sunt stupore (Act 3,10): ze werden met ontzag vervuld (het volk bij de genezing van de lamme). Qui enim diligit proximum, legem implevit  (Rom 13,8): Wie zijn naaste bemint, heeft de Wet vervuld.
4. volbrengen, en in het passivum: in vervulling gaan; ut Scriptura impleatur opdat de Schrift in vervulling gaat.
5. zwanger maken, bevruchten
6. ophopen, voltooien

Arcanum, -i, n., onzijdig
Geheimenis, sacraal geheim, mysterie.
‘Arcanum divinæ sapientiæ’, het geheim van de goddelijke Wijsheid - zijn de beginwoorden van de encycliek over het christelijk huwelijk die paus Leo XIII op 10.2.1880 uitvaardigde.
De basisbetekenis van het adiectivum arcanus, -a, -um, (gerelateerd aan het werkwoord arceo) is gesloten, vergrendeld, en vandaar stil, stilzwijgend en in uitgebreide zin: geheimnisvol, vooral van godsdienstige plechtigheden (bijvoorbeeld arcana sacra, geheime plechtigheden, d.i. slechts voor ingewijden toegankelijk). In de vroegste periode van de Kerk, toen hele gebieden gekerstend werden, gebeurde het veel vaker dan in de huidige tijd dat volwassenen gedoopt werden. Deze volwassenen kregen ter voorbereiding op het Doopsel onderricht in de christelijke leer en werden catechumenen of doopleerlingen genoemd. Catechumenen mochten enkel het eerste deel van de H. Mis bijwonen, waar uit de Schrift werd gelezen en deze lezingen werden toegelicht. Daarna werden zijn weggezonden. Het tweede deel van de H.Mis (de dienst van het altaar) was voorbehouden aan de gedoopten en viel onder de zogenaamde ‘disciplina arcana’.

Gerere, gessi, gestum 3.
De Lewis & Short Dictionary geeft aan dat het ingewikkelde werkwoord gero, gessi, gestum vele betekenissen heeft zoals: tevoorschijn brengen, tonen, laten zien, doen, verrichten, hoewel het voornamelijk betekent "verdragen, gekleed gaan in, dragen, hebben". In het supplement echter van de grote L&S, Souter's: Een verklarende woordenlijst van Later Latijn, vinden we na de 3e eeuw de betekenis "een feest vieren, vieren, etc." Dit wordt bevestigd in  A. Blaise, Le Vocabulaire Latin des principaux thèmes liturgiques. Ouvrage revue par Dom A. Dumas o.s.b. (Brepols Turnhout 1966) 121. In de context van de oratie van deze zondag past ook de vertaling ‘wordt voltrokken’.

C o m m e n t a a r
De tekst van de Postcommunio van deze zondag is een schitterend voorbeeld van de geheimnisvolle uitwerkingen van de H. Eucharistie in de gelovigen, die, toegerust met het Sacrament van het H. Doopsel, in de juiste gesteltenis de H. Communie ontvangen, waarbij in dezelfde oratie ook hun verantwoordelijkheid als geestelijk volwassen christenen wordt verwoord. 
Het is zaak eerst naar het begrip ‘pignus’ (onderpand, borg) te kijken dat aangeeft dat hetgeen wij zojuist hebben ontvangen slechts een voorsmaak is van hetgeen ons in de hemel zal worden aangeboden: het hemelse gastmaal. De oratie zegt dat we hier op aarde ‘reeds’ de vervulling ervaren. Maar tegelijkertijd beklemtoont de oratie ook, dat wij ‘nog niet’ de volmaakte vervulling van het mysterie hebben bereikt, dat alleen maar bestaat in de deelname  aan het hemels bruiloftsmaal vóór de troon van Gods Majesteit. Beati, qui ad cenam Agni vocati sunt, zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd van het Lam, zo nodigt de celebrant de gelovigen uit tot de H. Communie.
We hebben hier als het ware een soort manna dat voor ons uit de hemel regent, een kruimel die van de feestdis van de Vader valt, ofschoon de kleinste en meest onbeduidende kruimel als rantsoen, onderpand, handgeld of aanbetaling  volstaat voor elke zonde van wie ook maar heeft geleefd of zal leven.
Als dit nog niet voldoende is om neer te knielen en God te danken en te smeken, dan is slecht voorstelbaar wat het dan wel is. En als dat nog niet genoeg zou zijn, kunnen we kijken naar de geheimnisvolle effecten van dit verheven Sacrament in ons. God verlangt zijn eigen beeld en gelijkenis - goed geschapen, maar door de zonde gevallen, door zijn scheppende en transformerende kracht in ons te herstellen tot zijn glorie. Tot dit doel voedt Hij ons met Zichzelf, terwijl wij hier op aarde zijn wil vervullen en meewerken aan de voltooiing van zijn eeuwig plan. Hij richt ons op en ondersteunt ons.
Wanneer wij gewoon voedsel tot ons nemen, gebruikt ons lichaam dit om ons leven in stand te houden, met andere woorden het verandert ons lichaam in hetgeen we zijn. Wanneer we de H. Eucharistie nuttigen, verandert zij ons in wat Zij zelf is. Wij worden één in een intieme vereniging. Op deze wijze vervuld van het bovennatuurlijke leven en getransformeerd naar het Beeld van Christus, is aan ons de verantwoordelijkheid onze roeping goed en op de juiste manier te beleven terwijl de tijd hier op aarde heensnelt. Wat we doen en wat we zeggen draagt bij, of zou moeten bijdragen tot de glorie van God. Ons doen en laten moet de reddende en omvormende kracht van de H. Eucharistie weerspiegelen. In ons dagelijks leven moeten we de consequenties nemen van ons deelgenootschap met Christus, die geleden heeft, gestorven, begraven en verrezen is en in ons laten doordringen wat de reden is waarom Hij Zichzelf aan ons geeft in het mysterie van de H. Eucharistie.

God schenkt ons de veertig dagen van boete en ommekeer. Nemen we dit geschenk in alle ernst aan? Zijn we bereid het roer van ons leven om te gooien? Of ontbreekt ons de moed, ofschoon we inzien dat het nodig is ons opnieuw te oriënteren?
Als we de H. Kerk vragen wat we moeten doen, raadt zij vier zaken aan:
1.     Opruimen en orde scheppen! Wie opnieuw wil beginnen, moet ik de oude ballast opruimen. Dat gebeurt in een eerlijke paasbiecht. ‘Laat u met God verzoenen’, bezweert de H. Paulus.
2.     Innerlijk vrij worden van valse bindingen, meester blijven in eigen huis en geen verslaving aan materiële zaken. Onthouding en vasten bevorderen innerlijke vrijheid en vreugde.
3.     Meer tijd nemen voor gebed.
4.     Fijngevoeligheid ontwikkelen voor de noden van onze naasten en daarin voorzien. 
   Dit zijn de vier elementen, waarop onze christelijke houding op authenticiteit wordt getest!

L i t u r g i s c h  p a t r i m o n i u m
Tu, qui cuncta scis et vales,
Gij, alwetend en almachtig,
Qui nos pascis hic mortales
Hier de Spijs van stervelingen,
Tuos ibi commensales.
Maak ons daar tot disgenoten,
Cohæredes et sodales
Mede-erfgenamen,
Fac sanctorum civium.
Medeburgers van de Heiligen.
Thomas van Aquino, Sequens Lauda, Sion, Salvatorem, laatste strofe.