Lectio altera
Ex Tractátu sancti Irenæi
epíscopi Advérsus hæreses
(Lib. 4, 14, 2-3; 15, 1: SCh 100, 542. 548)
Per typos discebat Israel timere Deum et perseverare in
obsequiis eius
Sic
Deus ab inítio hóminem quidem plasmávit propter suam munificéntiam; patriárchas
vero elégit propter illórum salútem; pópulum vero præformábat, docens
indocíbilem sequi Deum; prophétas vero præstruébat, in terra assuéscens hóminem
portáre eius Spíritum et communiónem habére cum Deo; ipse quidem nullíus
índigens, iis vero, qui índigent eius, suam præbens communiónem; et iis qui ei
complacébant fabricatiónem salútis ut architéctus delíneans, et non vidéntibus
in Ægýpto a semetípso dans manducatiónem, et iis qui inquiéti erant in erémo
dans aptíssimam legem, et his qui in bonam terram introiérunt dignam præbens
hereditátem, et iis qui convertúntur ad Patrem saginátum occídens vítulum et
primam stolam donans, multis modis compónens humánum genus ad consonántiam
salútis.
Et
propter hoc Ioánnes in Apocalýpsi ait: Et vox eius quasi vox aquárum multárum.
Vere enim multæ aquæ Spíritus Dei, quóniam dives et quóniam magnus est Pater.
Et per omnes illos tránsiens Verbum sine invídia utilitátem præstábat eis qui
subiécti sibi erant, omni condicióni congruéntem et aptam legem conscríbens.
Sic
autem et pópulo tabernáculi factiónem et ædificatiónem templi et levitárum
electiónem, sacrifícia quoque et oblatiónes et mundatiónes et réliquam omnem
lege statuébat deservitiónem.
Ipse
quidem nullíus horum est índigens — est enim semper plenus ómnibus bonis,
omnémque odórem suavitátis et omnes suaveoléntium vaporatiónes habens in se,
étiam ántequam Móyses esset, — fácilem autem ad idóla revérti pópulum
erudiébat, per multas vacatiónes præstruens eos perseveráre et servíre Deo, per
ea quæ erant secúnda ad prima vocans, hoc est per týpica ad vera et per
temporália ad ætérna et per carnália ad spiritália et per terréna ad cæléstia,
quemádmodum dictum est Móysi quóniam fácies ómnia secúndum typum eórum quæ
vidísti in monte.
Quadragínta
enim diébus discébat tenére sermónes Dei et charactéres cæléstes et imágines
spiritáles et præfiguratiónes futurórum, quemádmodum et Paulus ait: Bibébant
enim de sequénti petra, petra autem erat Christus. Et rursum prædíctis iis quæ
in lege sunt, íntulit: Omnia hæc autem in figúra veniébant illis; scripta sunt
autem ad correptiónem nostram, in quos finis sæculórum devénit
Tweede lezing
Uit de verhandeling van de
heilige Ireneüs, bisschop van Lyon († ca. 202), ‘Tegen de ketterijen’
Met behulp van beelden leerden zij God vrezen en volharden in
zijn dienst
In het begin heeft God de
mens gevormd omwille van zijn goddelijke gaven. Hij heeft de aartsvaders
uitgekozen omwille van hun heil. Hij heeft zich een volk bereid om de
onwetenden te leren God te volgen. De profeten heeft Hij gevormd op aarde om zo
de mens vertrouwd te maken met het inwonen van Gods Geest en met het leven in
gemeenschap met God.
God heeft zelf niemand
nodig, maar Hij schenkt hun die Hem nodig hebben, zijn gemeenschap. Als een
kundig bouwmeester tekende Hij voor hen die Hem behaagden, het huis van het
heil. Zelf heeft Hij hen in Egypte, zonder dat zij het zagen, geleid en in de woestijn
heeft Hij het rusteloze volk een aangepaste wet gegeven. Hun die het goede land
zijn binnengegaan, heeft Hij een waardige erfenis nagelaten. Voor hen die naar
de Vader terugkeerden, heeft Hij het gemeste kalf geslacht en hun het beste
kleed gegeven (vgl. Lc. 15, 22-23). Kortom, op verschillende wijzen heeft Hij
de mensen voorbereid op het heil.
Daarom zegt Johannes in het
boek van de Openbaring: ‘Zijn stem klonk als het gedruis van vele wateren’ (1,
15). Inderdaad zijn de wateren van Gods Geest talrijk, want de Vader is rijk en
groot. Door al deze wateren is het Woord heengegaan. Degenen die Hem
onderworpen waren, heeft Hij rijkelijk geholpen door voor elk schepsel een
overeenkomstige en passende wet voor te schrijven.
Zo heeft Hij het volk wetten
gegeven omtrent de inrichting van de tabernakel, de bouw van de tempel, de
keuze van de levieten, het brengen van gaven en offers, het voltrekken van de
reinigingsrituelen en het uitvoeren van de overige handelingen van de eredienst
(vgl. Ex. 25-30).
Hijzelf heeft weliswaar
niets van dit alles nodig, want blijvend is Hij vervuld van al wat goed is. In
zichzelf bezit Hij iedere welriekende geur en verscheidenheid van offergeur,
reeds voordat Mozes geboren werd. Hij onderrichtte het volk dat gemakkelijk tot
zijn afgoden terugkeerde. Door allerlei middelen bereidde Hij hen voor om te
volharden in de dienst van God. Hij riep hen door bijkomstigheden tot
hoofdzaken, dat wil zeggen: door de beelden tot de werkelijkheid, door het
tijdelijke tot het eeuwige, door het lichamelijke tot het geestelijke, door het
aardse tot het hemelse. Zoals tot Mozes werd gezegd: ‘Zorg ervoor dat ge u
precies houdt aan het model dat u op de berg is getoond’ (Ex. 25, 40).
En gedurende veertig dagen
leerde Mozes dan ook de woorden van God, de hemelse tekenen, de geestelijke
beelden en de voorafbeeldingen van de toekomstige gebeurtenissen te onthouden.
Zoals ook Paulus zei: ‘Zij dronken uit een geestelijke rots die met hen
meeging, en die rots was de Christus’ (1 Kor. 10, 4). En nadat hij eerst
vermeld had wat in de wet beschreven staat, voegt de Apostel er nog aan toe:
‘Wat hun overkwam, had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een
waarschuwing voor ons, tot wie het einde der tijden gekomen is’ (1 Kor. 10,
11).
Met behulp van beelden
leerden zij dus God vrezen en volharden in zijn dienst. En zo was de wet voor
hen zowel een profetie van de komende dingen als een leerschool.