vrijdag 25 maart 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadæ III Quadragesimæ Feria VI Mysterium nostræ vivificationis. Het mysterie van onze levendmaking.


 Ad Officium lectionis


Lectio altera
E libris Morálium sancti Gregórii Magni papæ in Iob
(Lib. 13, 21-23: PL 75, 1028-1029)

Mysterium nostræ vivificationis

Beátus Iob, sanctæ Ecclésiæ typum tenens, modo voce córporis, modo autem voce cápitis útitur; et, dum de membris eius lóquitur, repénte ad verba cápitis levátur. Unde hic quoque subiúngitur: Hæc passus sum absque iniquitáte manus meæ, cum habérem mundas ad Deum preces.

Absque iniquitáte enim manus suas pértulit, qui peccátum non fecit, nec invéntus est dolus in ore eius, et tamen dolórem crucis pro nostra redemptióne tolerávit. Qui solus præ ómnibus mundas ad Deum preces hábuit, quia et in ipso dolóre passiónis pro persecutóribus orávit, dicens: Pater, dimítte illis, non enim sciunt quid fáciunt.

Quid enim dici, quid cogitári in prece múndius potest quam cum et illis misericórdia intercessiónis tribúitur, a quibus tolerátur dolor? Unde factum est, ut Redemptóris nostri sánguinem, quem persecutóres sæviéntes fúderant, póstmodum credéntes bíberent, eúmque esse Dei Fílium prædicárent.

De quo vidélicet sánguine apte subiúngitur: Terra, ne opérias sánguinem meum, neque invéniat in te laténdi locum clamor meus. Peccánti hómini dictum est: Terra es, et in terram ibis.

Quæ scílicet terra Redemptóris nostri sánguinem non abscóndit, quia unusquísque peccátor, redemptiónis suæ prétium sumens, confitétur ac laudat, et quibus valet próximis innotéscit.

Terra étiam sánguinem eius non opéruit, quia sancta Ecclésia redemptiónis suæ mystérium in cunctis iam mundi pártibus prædicávit.

Notándum quod súbditur: Neque invéniat in te laténdi locum clamor meus. Ipse enim sanguis redemptiónis, qui súmitur, clamor nostri Redemptóris est. Unde étiam Paulus dicit: Et sánguinis aspersiónem mélius loquéntem quam Abel. De sánguine Abel dictum fúerat: Vox sánguinis fratris tui clamat ad me de terra.

Sed sanguis Iesu mélius lóquitur quam Abel, quia sanguis Abel mortem fratricídæ fratris pétiit, sanguis autem Dómini vitam persecutóribus impetrávit.

Ut ergo in nobis sacraméntum domínicæ passiónis non sit otiósum, debémus imitári quod súmimus, et prædicáre céteris quod venerámur.

Locum enim laténdi clamor eius in nobis ínvenit, si hoc, quod mens crédidit, lingua tacet. Sed, ne in nobis clamor eius láteat, restat ut unusquísque iuxta módulum suum vivificatiónis suæ mystérium próximis innotéscat.

Tweede lezing

Uit de ‘Moralia’ over Job van de H. Gregorius de Grote, paus

Het mysterie van onze levendmaking

De zalige Job, die een voorafbeelding is van de Kerk, spreekt nu eens met de stem van het lichaam van de Kerk, dan weer met de stem van haar hoofd; en als hij spreekt over haar ledematen, verheft hij zich plotseling tot woorden van het hoofd der Kerk. Vandaar, dat er hier ook aan wordt toegevoegd: Dit heb ik geleden zonder onrecht van mijn hand, toen mijn rein gebed op steeg naar God.

Want zonder onrecht van zijn hand leed Hij, die geen zonde deed en in wiens mond geen bedrog werd gevonden. En toch droeg Hij de smart voor onze verlossing. Die boven allen alleen zijn reine gebeden tot God richtte, omdat Hij midden in de pijn van zijn lijden voor zijn vervolgers bad, zeggend: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Hoe kan men al biddend zuiverder spreken en denken, dan wanneer men ook voor hen, van wie men leed ondervindt, een barmhartige voorspreker is? Zo gebeurde het, dat de gelovigen het Bloed van onze Verlosser, dat wrede vervolgers vergoten hadden, later dronken en verkondigden, dat Hij de Zoon van God was.

En over dit Bloed wordt verder terecht gezegd: Aarde, bedek mijn bloed niet en laat mijn geroep geen plaats in u vinden om verborgen te blijven. Tot de zondige mens is gezegd: Aarde zijt gij, en tot aarde zult ge wederkeren.

Deze aarde nu heeft het Bloed van onze Verlosser niet in zich verborgen, omdat iedere zondaar voor zich de prijs voor zijn verlossing genomen heeft, dit bekent, God ervoor prijst, en het bekend maakt aan al zijn evenmensen, waar hij dit kan.

Ook de aardbol heeft zijn Bloed niet verborgen, omdat de Heilige Kerk het mysterie van haar verlossing tenslotte in alle delen van de wereld gepredikt heeft.

Opmerkelijk is wat er volgt: En laat mijn geroep geen plaats in u vinden om verborgen te blijven. Want het Bloed zelf van de verlossing, dat genuttigd wordt, is het geroep van onze Verlosser. Vandaar dat ook Paulus zegt: En de besprenkeling met bloed, die iets beters afroept dan Abels bloed. Van het bloed van Abel was gezegd: De stem van het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aarde.

Maar het Bloed van Jezus roept iets beters af dan dat van Abel, omdat het bloed van Abel de dood eiste van de broeder moordenaar, maar het Bloed van de Heer verkreeg het leven voor zijn vervolgers.

Opdat het sacrament van het lijden van onze Heer niet in ons werkeloos blijft, moeten wij navolgen wat wij nuttigen en aan anderen openlijk bekend maken wat wij vereren.

Zijn geroep vindt in ons een plaats om verborgen te blijven als men, wat men met de geest gelooft, met zijn tong verzwijgt. Maar om te voorkomen, dat zijn geroep in ons verborgen blijft, wordt er van ons gevraagd, dat ieder naar eigen vermogen het mysterie van zijn eigen levendmaking aan zijn naasten bekend maakt.