Lectio altera
Ex Constitutióne pastoráli
Gáudium et spes Concílii Vaticáni secúndi de Ecclésia in mundo huius témporis
(Nn. 9-10)
De altioribus quæstionibus
hominis
Mundus
hodiérnus simul poténtem ac débilem se éxhibet, capácem óptima vel péssima
patrándi, dum ipsi ad libertátem aut servitútem, ad progréssum aut regréssum,
ad fraternitátem aut ódium prostat via. Prætérea, homo cónscius fit ipsíus esse
recte dirígere vires, quas ipse suscitávit et quæ eum opprímere aut ei servíre
possunt. Unde seípsum intérrogat.
Revéra
inæquilíbria quibus labórat mundus hodiérnus cum inæquilíbrio illo
fundamentalióri conectúntur, quod in hóminis corde radicátur.
In
ipso enim hómine plura eleménta sibi ínvicem oppúgnant. Dum enim una ex parte,
útpote creatúra, multiplíciter sese limitátum experítur, ex áltera vero in
desidériis suis illimitátum et ad superiórem vitam vocátum se sentit.
Multis
sollicitatiónibus attráctus, iúgiter inter eas selígere et quibúsdam renuntiáre
cógitur. Immo, infírmus ac peccátor, non raro illud quod non vult facit et
illud quod fácere vellet non facit. Unde in seípso divisiónem pátitur, ex qua
étiam tot ac tantæ discórdiæ in societáte oriúntur.
Plúrimi
sane, quorum vita materialísmo práctico infícitur, a clara huiúsmodi dramátici
status perceptióne avertúntur, vel saltem, miséria oppréssi, impediúntur
quóminus illum consíderent.
Multi
in interpretatióne rerum multifárie propósita quiétem se inveníre exístimant.
Quidam
vero a solo conátu humáno veram plenámque géneris humáni liberatiónem
exspéctant, sibíque persuásum habent futúrum regnum hóminis super terram ómnia
vota cordis eius expletúrum esse.
Nec
desunt qui, de sensu vitæ desperántes, audáciam laudant eórum qui, exsisténtiam
humánam omnis significatiónis própriæ expértem existimántes, ei totam
significatiónem ex solo próprio ingénio conférre nitúntur.
Attamen,
coram hodiérna mundi evolutióne, in dies numerosióres fiunt qui quæstiónes máxime
fundamentáles vel ponunt vel nova acuitáte perséntiunt: Quid est homo? Quinam
est sensus dolóris, mali, mortis, quæ, quamquam tantus progréssus factus est,
subsístere pergunt? Ad quid victóriæ illæ tanto prétio acquisítæ? Quid
societáti homo afférre, quid ab ea exspectáre potest? Quid post vitam hanc
terréstrem subsequétur?
Credit
autem Ecclésia Christum, pro ómnibus mórtuum et resuscitátum, hómini lucem et
vires per Spíritum suum præbére, ut ille summæ suæ vocatióni respondére possit;
nec áliud nomen sub cælo datum esse homínibus, in quo opórteat eos salvos
fíeri.
Simíliter
credit clavem, centrum et finem totíus humánæ históriæ in Dómino ac Magístro
suo inveníri.
Affírmat
ínsuper Ecclésia ómnibus mutatiónibus multa subésse quæ non mutántur, quæque
fundaméntum suum últimum in Christo habent, qui est heri, hódie, ipse et in
sæcula.
Tweede lezing
Uit de Pastorale Constitutie ‘Gaudium et
Spes’ van het IIe Vaticaans Concilie over de Kerk in de wereld van deze tijd.
Over de hoogste belangen van de mens
De wereld van vandaag toont
zich tegelijk machtig en zwak, in staat tot het beste en het slechtste: ze kan
de weg op naar vrijheid of slavernij, naar vooruitgang of achteruitgang, naar
broederlijkheid of haat. Daarenboven wordt die mens er zich van bewust, dat het
van hem afhangt, aan de krachten, die hij zelf heeft opgeroepen en die hem
kunnen verpletteren of van nut zijn, de juiste richting te geven. Daarom stelt
hij zich allerlei vragen.
Inderdaad, de verschillende
spanningen, die op de moderne wereld drukken houden verband met de diepere
disharmonie, die wortelt in het hart van de mens. Want juist in de mens zelf
woelen er allerlei tegenstrijdige elementen.
Van de ene kant immer
ervaart hij als schepsel op allerlei wijze zijn beperktheid: van de andere kan
voelt hij zich onbeperkt in zijn verlangens en groepen tot een hoger leven.
Aangetrokken door talrijke begerenswaardige dingen, is hij steeds gedwongen een
keuze te doen en aan sommige daarvan te verzaken. Bovendien zwak en zondig als
hij is, doet hij niet zeiden datgene, wat hij niet wil, en datgene, wat hij zou
willen, doet hij niet.
Vandaar lijdt hij aan een
innerlijke verdeeldheid, die ook de bron is van zoveel ernstige onenigheden in
de maatschappij. Zeker, zeer velen, die in hun leven een praktisch materialisme
huldigen, hebben geen duidelijk besef van deze tragische toestand, of komen
minstens, ten gevolge van hun ellende, er niet toe, daarover na te denken.
Velen menen rust te kunnen
vinden in allerlei interpretaties van de werkelijkheid. Sommigen verwachten de
ware en volledige vrijwording van de mensheid alleen van de menselijke
inspanning, in de overtuiging, dat de toekomstige heerschappij van de mens over
de aarde de vervulling zal brengen van al zijn hartenwensen.
Er zijn er ook, die aan het
leven geen enkele zin meer kunnen geven en het als een daad van moed
beschouwen, wanneer men door zijn eigen denken alleen heel de zin van het
menselijk bestaan tracht te bepalen, omdat men meent, dat dit bestaan in zich
zelf geen enkele zin heeft.
Toch groeit, bij het zien
van de huidige ontwikkeling van de wereld, met de dag het aantal van hen, die
zich de meest fundamentele vragen stellen of deze met nieuwe kracht bij zich
voelen opkomen: Wat is de mens? Wat is de zin van het lijden, van het kwaad,
van de dood, die ondanks alle vooruitgang toch maar blijven bestaan? Wat zijn
al die veroveringen waard, die tegen zulk een hoge prijs zijn verkregen? Wat
heeft de mens aan de samenleving te bieden en wat mag hij van haar verwachten?
Wat komt er na dit aardse leven?
Welnu, de Kerk gelooft, dat
Christus, die voor allen is gestorven en verrezen , door zijn Geest aan de mens
het licht en de kracht schenkt om aan zijn verheven roeping te kunnen
beantwoorden; en dat er geen andere naam onder de hemel aan de mensen is
gegeven, waarin zij gered moeten worden.
De Kerk gelooft eveneens,
dat in haar Heer en Meester de sleutel, het middelpunt en het einddoel zijn
gelegen van de gehele geschiedenis der mensheid.
De Kerk verklaart verder,
dat er onder alle veranderingen vele elementen liggen, die niet veranderen en
hun diepste fundament hebben in Christus, die dezelfde is, gisteren, heden en
in eeuwigheid.