zaterdag 12 maart 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadæ I Quadragesimæ sabbato hodiérnus De altioribus quæstionibus hominis. Over de hoogste belangen van de mens.


 Ad Officium lectionis



Lectio altera
Ex Constitutióne pastoráli Gáudium et spes Concílii Vaticáni secúndi de Ecclésia in mundo huius témporis
(Nn. 9-10)
De altioribus quæstionibus hominis
Mundus hodiérnus simul poténtem ac débilem se éxhibet, capácem óptima vel péssima patrándi, dum ipsi ad libertátem aut servitútem, ad progréssum aut regréssum, ad fraternitátem aut ódium prostat via. Prætérea, homo cónscius fit ipsíus esse recte dirígere vires, quas ipse suscitávit et quæ eum opprímere aut ei servíre possunt. Unde seípsum intérrogat.
Revéra inæquilíbria quibus labórat mundus hodiérnus cum inæquilíbrio illo fundamentalióri conectúntur, quod in hóminis corde radicátur.
In ipso enim hómine plura eleménta sibi ínvicem oppúgnant. Dum enim una ex parte, útpote creatúra, multiplíciter sese limitátum experítur, ex áltera vero in desidériis suis illimitátum et ad superiórem vitam vocátum se sentit.
Multis sollicitatiónibus attráctus, iúgiter inter eas selígere et quibúsdam renuntiáre cógitur. Immo, infírmus ac peccátor, non raro illud quod non vult facit et illud quod fácere vellet non facit. Unde in seípso divisiónem pátitur, ex qua étiam tot ac tantæ discórdiæ in societáte oriúntur.
Plúrimi sane, quorum vita materialísmo práctico infícitur, a clara huiúsmodi dramátici status perceptióne avertúntur, vel saltem, miséria oppréssi, impediúntur quóminus illum consíderent.
Multi in interpretatióne rerum multifárie propósita quiétem se inveníre exístimant.
Quidam vero a solo conátu humáno veram plenámque géneris humáni liberatiónem exspéctant, sibíque persuásum habent futúrum regnum hóminis super terram ómnia vota cordis eius expletúrum esse.
Nec desunt qui, de sensu vitæ desperántes, audáciam laudant eórum qui, exsisténtiam humánam omnis significatiónis própriæ expértem existimántes, ei totam significatiónem ex solo próprio ingénio conférre nitúntur.
Attamen, coram hodiérna mundi evolutióne, in dies numerosióres fiunt qui quæstiónes máxime fundamentáles vel ponunt vel nova acuitáte perséntiunt: Quid est homo? Quinam est sensus dolóris, mali, mortis, quæ, quamquam tantus progréssus factus est, subsístere pergunt? Ad quid victóriæ illæ tanto prétio acquisítæ? Quid societáti homo afférre, quid ab ea exspectáre potest? Quid post vitam hanc terréstrem subsequétur?
Credit autem Ecclésia Christum, pro ómnibus mórtuum et resuscitátum, hómini lucem et vires per Spíritum suum præbére, ut ille summæ suæ vocatióni respondére possit; nec áliud nomen sub cælo datum esse homínibus, in quo opórteat eos salvos fíeri.
Simíliter credit clavem, centrum et finem totíus humánæ históriæ in Dómino ac Magístro suo inveníri.
Affírmat ínsuper Ecclésia ómnibus mutatiónibus multa subésse quæ non mutántur, quæque fundaméntum suum últimum in Christo habent, qui est heri, hódie, ipse et in sæcula.
Tweede lezing

Uit de Pastorale Constitutie ‘Gaudium et Spes’ van het IIe Vaticaans Concilie over de Kerk in de wereld van deze tijd.

Over de hoogste belangen van de mens

De wereld van vandaag toont zich tegelijk machtig en zwak, in staat tot het beste en het slechtste: ze kan de weg op naar vrijheid of slavernij, naar vooruitgang of achteruitgang, naar broederlijkheid of haat. Daarenboven wordt die mens er zich van bewust, dat het van hem afhangt, aan de krachten, die hij zelf heeft opgeroepen en die hem kunnen verpletteren of van nut zijn, de juiste richting te geven. Daarom stelt hij zich allerlei vragen.

Inderdaad, de verschillende spanningen, die op de moderne wereld drukken houden verband met de diepere disharmonie, die wortelt in het hart van de mens. Want juist in de mens zelf woelen er allerlei tegenstrijdige elementen.

Van de ene kant immer ervaart hij als schepsel op allerlei wijze zijn beperktheid: van de andere kan voelt hij zich onbeperkt in zijn verlangens en groepen tot een hoger leven. Aangetrokken door talrijke begerenswaardige dingen, is hij steeds gedwongen een keuze te doen en aan sommige daarvan te verzaken. Bovendien zwak en zondig als hij is, doet hij niet zeiden datgene, wat hij niet wil, en datgene, wat hij zou willen, doet hij niet.

Vandaar lijdt hij aan een innerlijke verdeeldheid, die ook de bron is van zoveel ernstige onenigheden in de maatschappij. Zeker, zeer velen, die in hun leven een praktisch materialisme huldigen, hebben geen duidelijk besef van deze tragische toestand, of komen minstens, ten gevolge van hun ellende, er niet toe, daarover na te denken.

Velen menen rust te kunnen vinden in allerlei interpretaties van de werkelijkheid. Sommigen verwachten de ware en volledige vrijwording van de mensheid alleen van de menselijke inspanning, in de overtuiging, dat de toekomstige heerschappij van de mens over de aarde de vervulling zal brengen van al zijn hartenwensen.

Er zijn er ook, die aan het leven geen enkele zin meer kunnen geven en het als een daad van moed beschouwen, wanneer men door zijn eigen denken alleen heel de zin van het menselijk bestaan tracht te bepalen, omdat men meent, dat dit bestaan in zich zelf geen enkele zin heeft.

Toch groeit, bij het zien van de huidige ontwikkeling van de wereld, met de dag het aantal van hen, die zich de meest fundamentele vragen stellen of deze met nieuwe kracht bij zich voelen opkomen: Wat is de mens? Wat is de zin van het lijden, van het kwaad, van de dood, die ondanks alle vooruitgang toch maar blijven bestaan? Wat zijn al die veroveringen waard, die tegen zulk een hoge prijs zijn verkregen? Wat heeft de mens aan de samenleving te bieden en wat mag hij van haar verwachten? Wat komt er na dit aardse leven?

Welnu, de Kerk gelooft, dat Christus, die voor allen is gestorven en verrezen , door zijn Geest aan de mens het licht en de kracht schenkt om aan zijn verheven roeping te kunnen beantwoorden; en dat er geen andere naam onder de hemel aan de mensen is gegeven, waarin zij gered moeten worden.

De Kerk gelooft eveneens, dat in haar Heer en Meester de sleutel, het middelpunt en het einddoel zijn gelegen van de gehele geschiedenis der mensheid.
De Kerk verklaart verder, dat er onder alle veranderingen vele elementen liggen, die niet veranderen en hun diepste fundament hebben in Christus, die dezelfde is, gisteren, heden en in eeuwigheid.