Bij een eerste blik op de oratio Super
munera van de 2e zondag van de Vasten valt onmiddellijk de combinatie corpora mentesque op. Dit brengt onze
gedachten naar de vele wedstrijden die in hoog tempo aan ons voor bij komen.
Voetbal, schaatsen, tennis en skiën in de afgelopen weken, dan wielrennen en
marathons.
Bovengenoemd adagium komt van de Romeinse satirische
dichter Juvenalis (ca 60 in Latium geboren en + vóór 140): “Orandum est ut
sit mens sana in corpore sano… Voor een gezonde geest in een gezond lichaam
moet gebeden worden. Misschien is Juvenalis – het gezegde “brood en
spelen” komt overigen eveneens uit zijn
pen – wel geïnspireerd door Homerus: “Een perfect lichaam en een onberispelijke
geest” (Odyssee III, 138). Dit was een veel voorkomend thema in de antieke
wereld. De stoïcijn Lucius Annaeus Seneca de Jongere (+65) schreef: “Houd vast aan deze gezonde en nuttige levensregel:
dat je het lichaam slechts zoveel toestaat als nodig is voor een goede
gezondheid. Het lichaam moet flink worden aangepakt zodat het niet rebelleert
tegen de geest” (Brief 7, 5 aan Lucilius).
De technische beheersing en geoefendheid van de
sporters dwingen bewondering af, maar men kan tegelijk soms een buitensporige
trots waarnemen waarbij het “naast het goud grijpen” als een excessieve
frustratie en vernederende nederlaag wordt ervaren. Mogen het waarschuwingen
voor ons zijn… “Het meedoen is belangrijker dan het winnen”.
Maar
wat als de geest krachteloos is?
De H. Teresia van Avila schrijft:
Het schijnt mij een der grootste kwellingen en
ongelukken van het leven, als de geest niet krachtig genoeg is om het lichaam
te beheersen. Ziek zijn en hevige pijnen doorstaan valt zwaar, maar wanneer de
ziel krachtig blijft, acht ze het niets, want zij blijft God verheerlijken en
zien, hoe dit lijden van Zijn hand voortkomt. Maar enerzijds pijnen doorstaan
en anderzijds tot niets in staat zijn, dat is verschrikkelijk, vooral voor een
ziel, die het krachtige voornemen maakte, inwendig noch uitwendig naar rust te
verlangen, maar zich geheel en al aan de dienst van haar verheven God te
wijden. Dan blijft haar niets over dan geduld te oefenen, haar onmacht erkennen
en zich over te geven aan de wil van God opdat Hij Zich van haar bediene,
waarvoor Hij wil en zoals Hij wil.
(Het Boek van de kloosterstichtingen, hfdst. XXIX, nr.
3)
De goede strijd strijden
De heilige apostel Paulus schrijft aan het eind van
zijn ronduit dramatische brief aan zijn geliefde leerling Timoteus dat hij de goede strijd heeft gestreden, de wedloop
volbracht en het geloof heeft bewaard.
Johannes Chrysostomos schrijft hier over: Voor strijd en lijden kiest Paulus om
Christus’ wil. Nu zal wellicht iemand opmerken dat voor Paulus dat alles
vanwege Christus een genoegen was. Dat beweer ik immers ook: wat voor ons een
bron is van verdriet, verschafte hem grote vreugde. En waarom zou ik gevaren en
andere tegenslagen opnoemen? Zijn verdriet hield niet op. Daarom zegt hijzelf:
‘Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of ik sta in brand’ (2
Kor. 11, 29).
En ik spoor je aan dit grote voorbeeld van deugd niet
alleen te bewonderen, volg het ook na. Zo kunnen wij dezelfde lauwerkrans
verwerven als hij. Als jij je erover verbaast dat jij voor dezelfde prestatie
dezelfde beloning zult krijgen, luister dan naar wat hij hierover zegt: ‘Ik heb
de goede strijd gestreden, de wedloop voltooid, het geloof bewaard. Nu wacht
mij de krans der gerechtigheid, waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij
zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen die met liefde
uitzien naar zijn komst’ (2 Tim. 4, 7-8).
Deze lauwerkrans aan het einde van de goede strijd,
als de wedloop is voleind, wensen wij de lezers van dit weblog. Zeker in de
Vastentijd worden wij uitgenodigd daarover na te denken – fundamenteel!