Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Geef dat door het Sacrament dat wij hebben ontvangen ons vasten U aangenaam is en tot onze genezing en heil strekt
De
Postcommunio van vandaag bidt om hulp van het in de H. Communie ontvangen
Sacrament, en dit in twee richtingen: dat het vasten God behagen mag en dat het
als heilmiddel voor ons mag werken.
MR
1970 heeft het woord ‘ieiunia’ (vasten) op deze plaats niet geschrapt,
kennelijk omdat Aswoensdag nog altijd een door de Kerk voorgeschreven vastendag
is, zoals ook Goede Vrijdag.
Waarom
verwacht de biddende Kerk dat vasten God behaagt als effect van het ontvangen
van de H. Communie? Nu, heel de christelijk-religieuze kwaliteit van het vasten
staat in relatie tot Christus en Zijn lijden. Bij het ontvangen van het de H.
Spijs gaat degenen die vast de vereniging met Christus binnen “wiens dood de
Kerk verkondigt, totdat Hij komt” (1 Kor 11, 26). Niets kan meer hoop geven dan
deelname aan de Offerdood van de Heer.
In
tweede instantie richt de oratie zich op het vasten als heilsmiddel. Het
zogenaamde helende aspect van het vasten dankt de oratie aan de klassieke
heelkunst. In principe zou men aan de mateloosheid van het genot kunnen denken,
die hier als ziekte wordt aangemerkt, en waarvan de genezing op natuurlijke
wijze van het vasten wordt verhoopt. Het heilsmiddel van het vasten, valt evenwel
hier en nu met de Eucharistische Spijs samen, die daarover heen in hoogst
eminente zin genezende kracht bezit, omdat zij niet alleen het aardse,
natuurlijke leven herstelt, maar zelfs het eeuwige. “Wie mijn Vlees eet en mijn
Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag”
(Jo 6,54). In de H. Eucharistie raakt het
vasten als antiek medicijn het “pharmakon athanasias”, het heilsmiddel
voor onsterfelijkheid, het heilsmiddel voor mystieke hoop (cf Ignatius van
Antiochië, Brief aan de Efesiërs 20,
2)
De vertaling in AM 1979 maakt het vasten, dat een God welgevallige activiteit moet zijn, los van het effect van de H. Communie en suggereert tevens dat het vasten an sich genezing en heil brengt.
T
e k s t
Missale Romanum 1970
[MR 1970]
Percepta nobis, Domine,
præbeant sacramenta subsidium,
ut tibi grata sint nostra
ieiunia,
et nobis proficiant ad medelam.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979 [AM 1979]
Heer,
laat het heilig sacrament dat wij ontvangen hebben
een
steun voor ons betekenen.
Geef
dat ons vasten U aangenaam is en ons genezing brengt en heil.
Werkvertaling
Heer,
moge het sacrament dat wij ontvangen hebben, ons helpen,
opdat
ons vasten U welgevallig mag zijn en ons tot geneesmiddel mag strekken.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
Bronteksten van de oratio post
Communionem van Aswoensdag (feria quarta Cinerum of zoals eertijds: in capite
ieiunii = bij het begin van de Vasten) worden gevonden in het Sacramentarium
Gelasianum Vetus, Vat. Reg. lat. 316; eerste helft VIIIe eeuw, 252; in de Codex Engolismensis, Bibl. Nat.
Parijs, lat. 816, VIIIe-IXe
eeuw, 502 en in de Codex Prague, Bibl.
du Chapitre Métropolitain, VIIIe eeuw, Cod. O. 83, f. 72, 3 met een
minieme tekstvariant: Percepta
nobis, Domine, præbeant [+ tua] sacramenta subsidium, ut [+ et] tibi grata sint
nostra ieiunia, et nobis proficiant ad medelam; en wel op Feria VIIa seu sabbato hebd. IVæ
quadragesimæ. (A-groep).
Een tweede groep B van deze
oratie, met bijvoorbeeld het alternatief accepta voor percepta, wordt
vertegenwoordigd door een 45-tal codices uit dezelfde tijd, verspreid over de
kathedralen, kapittel- en kloosterkerken op het Europese continent en in de Angelsaksische
wereld.
In MR 1962 is de oratio
Percepta nobis de Postcommunio van Aswoensdag, MR 814.
(E.
Moeller +, J.M. Clément + en B. Coppieters
‘t Wallant +, Corpus Orationum,
Brepols, Turnhout 1995, VI, O-P, nr.4194, p. 218)
T e k s t a n a l y s e
1. Percepta nobis, Domine,
præbeant sacramenta subsidium,
2. ut tibi grata sint nostra
ieiunia,
et nobis proficiant ad medelam.
Ad 1
Domine, [o] Heer – anaklese
(vocativusvorm) van Dominus
Præbeant, dat zij/mogen zij
verschaffen/schenken – prædicaat in de coniunctivusvorm, 3e pers.
meerv. van het præsens activi.
Percepta sacramenta, de
ontvangen sacramenten, - subject van het prædicaat præbeant.
Percepta, als adiectivum
gebruikt participium passivum van percipere, percepi, perceptum in de nominativusvorm,
1e pers. meervoud onzijdig.
We zien hier sacramentum,
verwijzend naar de ontvangen Communie, in de pluralis gebruikt. In de oraties
is er dikwijls geen merkbaar verschil tussen het gebruik van de singularis en
de pluralis van het substantivum sacramentum, zoals een aantal voorbeelden
laten zien. (cf Sr. M.P. Ellebracht C. Pp. S., Remarks on the vocabulary of the ancient orations in the Missale
Romanum, Nijmegen-Utrecht, 1966, 73). Het meervoud sacramenta verwijst daarentegen ook specifiek naar de tweevoudige
species (gedaanten), het H. Lichaam en Bloed, waaronder de H. Communie wordt
ontvangen (Cf S. Leo Magnus, Sermo
58, 3)
Subsidium, hulp, steun, -
object van het prædicaat præbeant in de accusativusvorm van het substantivum
subsidium, - ii, onzijdig.
Ad 2
Finale/consecutieve bijzin
bestaande uit twee halfzinnen verbonden door de coniunctie et. De bovenvermelde
bronteksten van de A-groep hebben een dubbel et, waarmee het gevraagde dubbele
effect van de ontvangen Communie sterker benadrukt wordt.
[ut] grata sint, opdat ons
vasten aangenaam zij – prædicaatsnomen met sint in de coniunctivusvorm (optativus)
verbonden met het subject nostra ieiunia in de nominativusvorm meervoud. (Naast
het enkelvoud ieiunium wordt ook het meervoud ieiunia gebruikt (Cf Ellebracht, 182).
Tibi, aan/voor U –
bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale tu
(dativus commodi, van voordeel).
[ut] proficiant, 0pdat zij
[lees: het vasten, enkelvoud] nuttig zijn/is – tweede prædicaat in de coniunctivusvorm
vanwege het voegwoord ut en het wenskarakter, eveneens verbonden met het
subject nostra ieiunia.
Nobis, aan/voor ons –
bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos
(dativus commodi, van voordeel).
ad medelam, tot heel-,
geneesmiddel – bijwoordelijke bepaling in de accusativusvorm gedicteerd door
het præpositum ad.
S t i j l f i g u r e n
Antithese: tibi tegenover nobis in r. 2
Klankrijm: grata en ieiunia in r. 2
Hyperbaton (uiteenplaatsing van grammaticaal bij
elkaar horende elementen): Percepta […] sacramenta in r. 1
V o c a b u l a r i u m
Percipio,
percepi, perceptum, 3.
De eerste
betekenis van dit verbum is inzamelen, innemen, in bezit nemen, oogsten, ontvangen,
verkrijgen, nuttigen en vervolgens met extensie: waarnemen, gewaarworden, bemerken, begrijpen,
leren, vernemen, horen.
Talrijke
postcommunio’s bevatten de term sacramentum
verbonden met begrippen als voeden, voedsel tot zich nemen, zoals in de Postcommunio van de 27e zondag
per annum: (…) ut
de perceptis sacramentis, inebriemur atque pascamur, dat wij door de ontvangen
sacramenten worden gelaafd en gevoed.
betekent
in de krijgstaal: 1. hulptroepen, versterking, reserve 2. hulpmiddel en vandaar
3. hulp, steun, bescherming 4. toevlucht(soord). De in het Nederlands afgeleide
woorden zoals subsidie, subsidiair, zijn alle gerelateerd aan de grondbetekenis
van subsidium: steun, hulp.
Betekenissen: 1. het vasten,
speciaal als officiële liturgische handeling of Vastentijd. 2. het nuchter zijn
3. honger. (Cf het Franse dejeuner, ontbijt, ‘ontnuchtering’). Het verbum
ieiunare betekent 1. vasten 2. nuchter zijn 3. verzaken aan, zich onthouden
van. Het adiectivum ieiunus, a, um
betekent 1. zonder eten, nuchter 2. hongerig 3. ledig, armzalig 4. vrij van.
Evenals het verbum ieiunare wordt het nomen actionis (een substantivum dat een handeling uitdrukt) ieiunium
gewoonlijk niet in medische zin gebruikt in de oraties, maar het komt voor,
bijvoorbeeld in Oratio 3a van Quatertemperzaterdag na Pinksteren (MR 1962):
“Deus, qui ad animarum medelam, ieiunii devotione castigare corpora præcipisti
…”/ God, die tot genezing van de ziel hebt voorgeschreven het lichaam te
kastijden door de toeleg op het vasten….
Andere aspecten van ieiunium
in de oraties zijn:
Een middel tot verzoening voor
onze zonden: “Accepta tibi sint…nostra ieiunia: quæ et expiando nos tua gratia
dignos efficiant…”/ Wij vragen U, Heer, dat U welgevallig mogen zijn de gaven
van ons vasten, dat zij, door onze zonden uit te boeten ons uw genade waardig
maken… (Gebed over de gaven, Quatertempervrijdag van september, MR 1962);
Bovennatuurlijk voordeel: “ut
nobis ieiunium quadragesmale proficiat” / opdat de veertigdaagse vasten ons tot
voordeel mag strekken (Collectagebed, Feria II post Dom. I Quadrages., MR 1962.
Een middel tot vergeving: “et
peccatoribus per ieiunium veniam præbes”/ en Gij schenkt de zondaars door het
vasten vergeving (Collectagebed Feria IV post Dom. IV Quadrages.);
En een vorm van zelfbeheersing:
“ut, quos ieiunia votiva castigant, ipsa
quoque devotio sancta lætificet: ut, terrenis affectibus mitigatis, facilius
cælestia capiamus”/ dat wij, die ons in plechtig vasten kastijden, juist in
deze heilige godsvrucht onze vreugde mogen vinden, opdat wij, door onze aardse
verlangens te matigen, gemakkelijker tot
het hemelse opstijgen. (Collectagebed
Feria V post Dom. IV Quadrages., MR 1962).
Maar het meest wordt het begrip
ieiunium toch gebruikt als een terminus
technicus ter aanduiding van de officiële Vastentijd van de Kerk, of het nu
gaat om de Veertigdagentijd voor Pasen of de Quatertemperdagen. Enkele significante
voorbeelden:
“Inchoata ieiunia…benigno favore
prosequere” / Begunstig met uw genade de begonnen vasten (Collectagebed Feria
VI post Cineres, MR 1962);
“Sacræ…observationis ieiunia” /
Moge het vasten in deze heilige boetetijd… (Collectagebed Feria III post Dom.
IV Quadrag., MR 1962):
“Ieiuniorum veneranda solemnia”
/ de eerbiedwaardige vastentijd (Collectagebed Feria IV Cinerum, MR 1962) en vele andere
voorbeelden vindplaatsen.
(Cf Ellebracht, 182).
Verbum
met veelzijdige betekenis dat dikwijls voorkomt in de oraties, en gewoonlijk
betekent “nuttig zijn, baten, helpen, dienstig -, bruikbaar -, voordelig zijn” enz. en vandaar ook
“effect hebben, voltooien, bijdragen tot, leiden tot, tenderen naar”. (In
het Nederlands is “proficiat” een uitdrukking waarmee men iemand geluk wenst,
naast de term “gefeliciteerd” dat ook
een Latijnse wortel heeft waarbij de aangesprokene geluk wordt toegewenst
(felicitas = geluk)).
Geneesmiddel, medicijn, heelmiddel,
hulpmiddel, kuur, medische behandeling.
(Ook gespeld als medella, hetgeen A. Souter in Miscellanea Latina, Oxford 1927, p. 281
in navolging van Lachmann als de juiste spelling beschouwt. De meeste
handschriften, inclusief het Sacramentarium
Veronense, (2e helft VIe eeuw) hebben deze spelling.
Vgl. ook de Thesaurus Linguæ Latinæ,
VIII, p.45)
Dit begrip, in zwang sinds Ps.
Quint., placht het effect aan te geven van een geneesmiddel maar was ook de
aanduiding voor het geneesmiddel zelf. In deze laatste zin stond het voor een
geneesmiddel voor karaktergebreken of voor zonden. In de oraties komt dit
begrip tweemaal voor in de betekenis van ‘heelmiddel’ of zelfs
‘gezondheidsstatus’ en vandaar wordt het toegepast op het vasten als remedie
zoals in de Postcommunio van vandaag. De tweede vindplaats is Oratio 3a van
Quatertemperzaterdag na Pinksteren (MR 1962): “Deus, qui ad animarum medelam,
ieiunii devotione castigare corpora præcipisti …”/ God, die tot genezing van de
ziel hebt voorgeschreven het lichaam te kastijden….
We bidden ook dat onze gaven
mogen “et medelam nobis operentur, et gloriam” / voor ons heilzaam zijn in dit
leven en ons brengen tot de eeuwige glorie (Gebed over de gaven, Feest H.
Lucas, 18 oct.)
O v e r w e g i n g
Ons leven als christen is een onophoudelijke strijd
tegen het kwaad. De traditionele wapens zijn, zoals we weten, vasten, gebed en
het geven van aalmoezen. Het zijn de karakteristieken van de Vasten- of
Veertigdagentijd. In feite is heel het leven van de christen getekend door tucht en zelfbeheersing die tot uiting komen
in versterving van de eigen persoon, onthechting, zelfverloochening en werken
van naastenliefde.
De H. Benedictus (480-547), vader van het westerse
monnikendom, geeft dan ook zijn monniken in hoofdstuk 49 van de Regel de
volgende instructies:
“Eigenlijk moet het leven van de monnik altijd zijn zoals in de veertigdaagse vasten; maar omdat slechts weinigen zoveel deugd
bezitten, raden wij de monnik aan om in die dagen van de veertigdaagse vasten
zijn leven in alle zuiverheid te bewaren en tevens alle nalatigheden van de
andere tijden in deze heilige dagen uit te wissen.
Dit zal dán op een juiste manier gebeuren, als wij paal en perk stellen aan onze ondeugden enals wij ons toeleggen op het gebed onder tranen, op lezing, rouwmoedigheid van hart en
Laat ons daarom gedurende deze dagen iets toevoegen aan de gewone dagtaak die wij al
verschuldigd zijn: bijzondere gebeden en onthouding in eten en drinken.
Op die manier kan ieder uit eigen beweging en met de vreugde van de Heilige Geest aan God
iets aanbieden dat boven de maat van zijn verplichting uitgaat, door namelijk zijn lichaam wat voedsel te ontzeggen, wat
drinken, wat slap, wat praten, wat schertsen; en laat hij dan met vreugde van
het verlangen, dat uit de Geest is, uitzien naar ht Heilig Paasfeest.”
“Vandaag gaan wij getekend met het sober symbool van
de as, de Veertigdagentijd in langs een geestelijke weg die ons voorbereidt op
een waardige viering van het Paasmysterie. De gewijde as die over ons hoofd
wordt uitgestrooid is een teken dat ons eraan herinnert dat wij schepselen zijn
en ons uitnodigt tot boete en intensere bekering om de Heer steeds meer te
volgen. De Veertigdagentijd is een weg
waarop wij Jezus, die opgaat naar Jeruzalem vergezellen, de plaats waar Zijn
mysterie van lijden, dood en verrijzenis voltrokken wordt; de Veertigdagentijd
herinnert ons dat het christenleven een weg is die minder gelegen is in het
onderhouden van een wet, dan in het ontmoeten, opnemen en volgen van de persoon
van Christus zelf. Inderdaad, Jeus zegt ons: “Wie Mijn volgeling wil zijn, moet
Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te
nemen” (Lc 9, 23). Met andere woorden, om met Hem tot het licht en de vreugde
van de verrijzenis te komen, tot de overwinning van het leven, de liefde en het
goede, moeten ook wij ons kruis van elke dag dragen, zoals de oproep op een
mooie bladzijde uit de Navolging van
Christus:
‘Neem dus uw kruis op en volg Jezus en gij zult het eeuwig
leven binnengaan. Hij is ons voorgegaan, zwaar beladen met Zijn eigen kruis (Jo
19, 17) en Hij is op dat kruis voor ons gestorven; Hij wilde dat ook gij uw
kruis zou willen dragen en verlangen daaraan te mogen sterven. Want als gij nu
met Hem gestorven zijt, zult ge ook met Hem leven, en als deelgenoot in Zijn
schande zult gij eenmaal ook delen in Zijn heerlijkheid’.
God alleen kan ons hart bekeren. Het is vooral in de
liturgie, in de deelname aan de heilige Geheimen, dat wij ertoe gebracht worden
deze weg met de Heer te gaan; wij moeten bij Jezus in de leer gaan, opnieuw de
gebeurtenisssen doorlopen die ons het heil hebben gebracht, doch niet
eeenvoudigweg als een herdenking, een herinnering van voorbije feiten. In de
liturgische handelingen brengt Christus zich aanwezig door het werk van de
Heilige Geest; de heilbrengende gebeurtenissen worden actueel. Er is een
sleutelwoord dat in de liturgie dikwijls terugkomt om dat aan te duiden: het woord
“hodie’, ‘vandaag’; en het moet in zijn oorspronkelijke en concrete betekenis
begrepen worden, niet figuurlijk. Vandaag
openbaart God Zijn wet en wordt het ons gegeven te kiezen tussen goed en kwaad,
tussen het leven en de dood; “het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in
het Evangelie”, dat is vandaag (Mc 1,
15); vandaag is Christus op Calvarië
gestorven en uit de dood verrezen; vandaag
is Hij ten hemel opgestegen en zetelt Hij aan de rechterhand van de Vader; vandaag wordt ons de H. Geest gegeven; vandaag is het de gunstige tijd.
Deelnemen aan de liturgie betekent dus zijn leven onderdompelen in het mysterie
van Christus, de weg gaan waar wij in Zijn dood en verrijzenis intreden om het
leven te hebben.
“Wat elke christen gehouden is te doen op elk moment,
moet hij nu met meer ijver en godsvrucht beoefenen, opdat de apostolische regel
van het vasten in de Veertigdagentijd zou beoefend worden die bestaat in
onthouding, niet alleen van voedsel, maar ook en vooral van de zonden. Om met
dit heilig vasten samen te gaan, is geen enkel werk van groter nut dan het
geven van aalmoezen, onder de ene naam van ‘barmhartigheid’. Het domein van de
werken van barmhartigheid is immens. Het zijn niet alleen de rijken en zij die
bezittingen hebben, die voor anderen goed kunnen doen door aalmoezen, maar ook
zij die in bescheiden en arme omstandigheden leven. Alhoewel ongelijk in het
bezit van rijkdom, kunnen allen gelijk zijn in de vrome gevoelens van de ziel”.
Bovendien is de Veertigdagentijd een bevoorrechte tijd
voor gebed. De heilige Augustinus zegt dat vasten en aalmoes “de twee vleugels
van het gebed” zijn, die toelaten gemakkelijker op te gaan naar God. Hij zegt:
“Gebed, dat nederig en met liefde voor de naaste wordt
verricht, met vasten en het geven van aalmoezen, met matigheid en het vergeven
van beledigingen, met het geven van goede dingen en het niet betaald zetten van
kwade dingen, met zich ver te houden van het kwaad en het geode te doen, gebed
dat op die manier gebeurt, zoekt de vrede en verkrijgt ze ook. Met de vleugels
van deze deugden stijgt ons gebed met zekerheid op en bereikt het gemakkelijker
de hemel waarheen Christus, onze vrede, ons is voorgegaan”.