dinsdag 1 maart 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Feria quarta Cinerum Aswoensdag Begin van de Veertigdagentijd Geef dat door het Sacrament dat wij hebben ontvangen ons vasten U aangenaam is en tot onze genezing en heil strekt.

Het Laatste Avondmaal. 

Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Geef dat door het Sacrament dat wij hebben ontvangen ons vasten U aangenaam is en tot onze genezing en heil strekt

 I n l e i d i n g

De Postcommunio van vandaag bidt om hulp van het in de H. Communie ontvangen Sacrament, en dit in twee richtingen: dat het vasten God behagen mag en dat het als heilmiddel voor ons mag werken.

MR 1970 heeft het woord ‘ieiunia’ (vasten) op deze plaats niet geschrapt, kennelijk omdat Aswoensdag nog altijd een door de Kerk voorgeschreven vastendag is, zoals ook Goede Vrijdag.

Waarom verwacht de biddende Kerk dat vasten God behaagt als effect van het ontvangen van de H. Communie? Nu, heel de christelijk-religieuze kwaliteit van het vasten staat in relatie tot Christus en Zijn lijden. Bij het ontvangen van het de H. Spijs gaat degenen die vast de vereniging met Christus binnen “wiens dood de Kerk verkondigt, totdat Hij komt” (1 Kor 11, 26). Niets kan meer hoop geven dan deelname aan de Offerdood van de Heer.

In tweede instantie richt de oratie zich op het vasten als heilsmiddel. Het zogenaamde helende aspect van het vasten dankt de oratie aan de klassieke heelkunst. In principe zou men aan de mateloosheid van het genot kunnen denken, die hier als ziekte wordt aangemerkt, en waarvan de genezing op natuurlijke wijze van het vasten wordt verhoopt. Het heilsmiddel van het vasten, valt evenwel hier en nu met de Eucharistische Spijs samen, die daarover heen in hoogst eminente zin genezende kracht bezit, omdat zij niet alleen het aardse, natuurlijke leven herstelt, maar zelfs het eeuwige. “Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag” (Jo 6,54). In de H. Eucharistie raakt het  vasten als antiek medicijn het “pharmakon athanasias”, het heilsmiddel voor onsterfelijkheid, het heilsmiddel voor mystieke hoop (cf Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs 20, 2)

De vertaling in AM 1979 maakt het vasten, dat een God welgevallige activiteit moet zijn, los van het effect van de H. Communie en suggereert tevens dat het vasten an sich genezing en heil brengt. 

T e k s t

Missale Romanum 1970 [MR 1970]

Percepta nobis, Domine, præbeant sacramenta subsidium,

ut tibi grata sint nostra ieiunia,

et nobis proficiant ad medelam.

 

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979 [AM 1979]

Heer, laat het heilig sacrament dat wij ontvangen hebben

een steun voor ons betekenen.

Geef dat ons vasten U aangenaam is en ons genezing brengt en heil.

 

Werkvertaling

Heer, moge het sacrament dat wij ontvangen hebben, ons helpen,

opdat ons vasten U welgevallig mag zijn en ons tot geneesmiddel mag strekken.

 

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Bronteksten van de oratio post Communionem van Aswoensdag (feria quarta Cinerum of zoals eertijds: in capite ieiunii = bij het begin van de Vasten) worden gevonden in het Sacramentarium Gelasianum Vetus, Vat. Reg. lat. 316; eerste helft VIIIe eeuw,  252; in de Codex Engolismensis, Bibl. Nat. Parijs, lat. 816,  VIIIe-IXe eeuw, 502 en in  de Codex Prague, Bibl. du Chapitre Métropolitain, VIIIe eeuw, Cod. O. 83, f. 72, 3 met een minieme tekstvariant: Percepta nobis, Domine, præbeant [+ tua] sacramenta subsidium, ut [+ et] tibi grata sint nostra ieiunia, et nobis proficiant ad medelam; en wel op Feria VIIa seu sabbato hebd. IVæ quadragesimæ. (A-groep).

Een tweede groep B van deze oratie, met bijvoorbeeld het alternatief accepta voor percepta, wordt vertegenwoordigd door een 45-tal codices uit dezelfde tijd, verspreid over de kathedralen, kapittel- en kloosterkerken op het Europese continent en in de Angelsaksische wereld.  

In MR 1962 is de oratio Percepta nobis de Postcommunio van Aswoensdag, MR 814.

(E. Moeller +, J.M. Clément + en B. Coppieters ‘t Wallant +, Corpus Orationum, Brepols, Turnhout 1995, VI, O-P, nr.4194, p. 218)

T e k s t a n a l y s e

1. Percepta nobis, Domine, præbeant sacramenta subsidium,

2. ut tibi grata sint nostra ieiunia,

et nobis proficiant ad medelam.

 De oratie bestaat uit één enkele doorlopende zin, opgebouwd uit een hoofdzin (r. 1) met het prædicaat præbeant in de coniunctivusvorm, waarin de bede (wens) is vervat, gevolgd door een finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin (r. 2), bestaande uit twee halfzinnen en ingeleid door het voegwoord ut, met de twee prædicaten [grata] sint en proficiant eveneens in de coniunctivusvorm, waarin het verhoopte resultaat van het in r. 1 geformuleerde gebed wordt verwoord.

Ad 1

Domine, [o] Heer – anaklese (vocativusvorm) van Dominus

Præbeant, dat zij/mogen zij verschaffen/schenken – prædicaat in de coniunctivusvorm, 3e pers. meerv. van het præsens activi.

Percepta sacramenta, de ontvangen sacramenten, - subject van het prædicaat præbeant.

Percepta, als adiectivum gebruikt participium passivum van percipere, percepi, perceptum in de nominativusvorm, 1e pers. meervoud onzijdig.

We zien hier sacramentum, verwijzend naar de ontvangen Communie, in de pluralis gebruikt. In de oraties is er dikwijls geen merkbaar verschil tussen het gebruik van de singularis en de pluralis van het substantivum sacramentum, zoals een aantal voorbeelden laten zien. (cf Sr. M.P. Ellebracht C. Pp. S., Remarks on the vocabulary of the ancient orations in the Missale Romanum, Nijmegen-Utrecht, 1966, 73). Het meervoud sacramenta verwijst daarentegen ook specifiek naar de tweevoudige species (gedaanten), het H. Lichaam en Bloed, waaronder de H. Communie wordt ontvangen (Cf S. Leo Magnus, Sermo 58, 3)

Subsidium, hulp, steun, - object van het prædicaat præbeant in de accusativusvorm van het substantivum subsidium, - ii, onzijdig.

Ad 2

Finale/consecutieve bijzin bestaande uit twee halfzinnen verbonden door de coniunctie et. De bovenvermelde bronteksten van de A-groep hebben een dubbel et, waarmee het gevraagde dubbele effect van de ontvangen Communie sterker benadrukt wordt.

[ut] grata sint, opdat ons vasten aangenaam zij – prædicaatsnomen met sint in de coniunctivusvorm (optativus) verbonden met het subject nostra ieiunia in de nominativusvorm meervoud. (Naast het enkelvoud ieiunium wordt ook het meervoud ieiunia gebruikt (Cf Ellebracht, 182).

Tibi, aan/voor U – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale tu (dativus commodi, van voordeel).

[ut] proficiant, 0pdat zij [lees: het vasten, enkelvoud] nuttig zijn/is – tweede prædicaat in de coniunctivusvorm vanwege het voegwoord ut en het wenskarakter, eveneens verbonden met het subject nostra ieiunia.

Nobis, aan/voor ons – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos (dativus commodi, van voordeel).

ad medelam, tot heel-, geneesmiddel – bijwoordelijke bepaling in de accusativusvorm gedicteerd door het præpositum ad.

 

S t i j l f i g u r e n

Antithese: tibi tegenover nobis in r. 2

Klankrijm: grata en ieiunia in r. 2

Hyperbaton (uiteenplaatsing van grammaticaal bij elkaar horende elementen): Percepta […] sacramenta in r. 1

 

V o c a b u l a r i u m

Percipio, percepi, perceptum, 3.

De eerste betekenis van dit verbum is inzamelen, innemen, in bezit nemen, oogsten, ontvangen, verkrijgen, nuttigen en vervolgens met extensie:  waarnemen, gewaarworden, bemerken, begrijpen, leren, vernemen, horen. 

Talrijke postcommunio’s bevatten de term sacramentum verbonden met begrippen als voeden, voedsel tot zich nemen, zoals in de Postcommunio van de 27e zondag per annum:  (…) ut de perceptis sacramentis, inebriemur atque pascamur, dat wij door de ontvangen sacramenten worden gelaafd en gevoed.

 Subsidium, -i, n.

betekent in de krijgstaal: 1. hulptroepen, versterking, reserve 2. hulpmiddel en vandaar 3. hulp, steun, bescherming 4. toevlucht(soord). De in het Nederlands afgeleide woorden zoals subsidie, subsidiair, zijn alle gerelateerd aan de grondbetekenis van subsidium: steun, hulp.

 Ieiunium, - 1, onzijdig

Betekenissen: 1. het vasten, speciaal als officiële liturgische handeling of Vastentijd. 2. het nuchter zijn 3. honger. (Cf het Franse dejeuner, ontbijt, ‘ontnuchtering’). Het verbum ieiunare betekent 1. vasten 2. nuchter zijn 3. verzaken aan, zich onthouden van. Het adiectivum ieiunus, a, um betekent 1. zonder eten, nuchter 2. hongerig 3. ledig, armzalig 4. vrij van.

Evenals het verbum ieiunare wordt het nomen actionis (een substantivum dat een handeling  uitdrukt) ieiunium gewoonlijk niet in medische zin gebruikt in de oraties, maar het komt voor, bijvoorbeeld in Oratio 3a van Quatertemperzaterdag na Pinksteren (MR 1962): “Deus, qui ad animarum medelam, ieiunii devotione castigare corpora præcipisti …”/ God, die tot genezing van de ziel hebt voorgeschreven het lichaam te kastijden door de toeleg op het vasten….

Andere aspecten van ieiunium in de oraties zijn:

Een middel tot verzoening voor onze zonden: “Accepta tibi sint…nostra ieiunia: quæ et expiando nos tua gratia dignos efficiant…”/ Wij vragen U, Heer, dat U welgevallig mogen zijn de gaven van ons vasten, dat zij, door onze zonden uit te boeten ons uw genade waardig maken… (Gebed over de gaven, Quatertempervrijdag van september, MR 1962);

Bovennatuurlijk voordeel: “ut nobis ieiunium quadragesmale proficiat” / opdat de veertigdaagse vasten ons tot voordeel mag strekken (Collectagebed, Feria II post Dom. I Quadrages., MR 1962.

Een middel tot vergeving: “et peccatoribus per ieiunium veniam præbes”/ en Gij schenkt de zondaars door het vasten vergeving (Collectagebed Feria IV post Dom. IV Quadrages.);

En een vorm van zelfbeheersing:  “ut, quos ieiunia votiva castigant, ipsa quoque devotio sancta lætificet: ut, terrenis affectibus mitigatis, facilius cælestia capiamus”/ dat wij, die ons in plechtig vasten kastijden, juist in deze heilige godsvrucht onze vreugde mogen vinden, opdat wij, door onze aardse verlangens  te matigen, gemakkelijker tot het hemelse opstijgen.  (Collectagebed Feria V post Dom. IV Quadrages., MR 1962).

Maar het meest wordt het begrip ieiunium toch gebruikt als een terminus technicus ter aanduiding van de officiële Vastentijd van de Kerk, of het nu gaat om de Veertigdagentijd voor Pasen of de Quatertemperdagen. Enkele significante voorbeelden:

“Inchoata ieiunia…benigno favore prosequere” / Begunstig met uw genade de begonnen vasten (Collectagebed Feria VI post Cineres, MR 1962);

“Sacræ…observationis ieiunia” / Moge het vasten in deze heilige boetetijd… (Collectagebed Feria III post Dom. IV Quadrag., MR 1962):

“Ieiuniorum veneranda solemnia” / de eerbiedwaardige vastentijd (Collectagebed  Feria IV Cinerum, MR 1962) en vele andere voorbeelden vindplaatsen.

(Cf Ellebracht, 182).

 Proficio, - feci, - fectum, 3

Verbum met veelzijdige betekenis dat dikwijls voorkomt in de oraties, en gewoonlijk betekent “nuttig zijn, baten, helpen, dienstig -, bruikbaar  -, voordelig zijn” enz. en vandaar ook “effect hebben, voltooien, bijdragen tot, leiden tot, tenderen naar”.  (In het Nederlands is “proficiat” een uitdrukking waarmee men iemand geluk wenst, naast de term  “gefeliciteerd” dat ook een Latijnse wortel heeft waarbij de aangesprokene geluk wordt toegewenst (felicitas = geluk)).

 Medela æ, vr.

Geneesmiddel, medicijn, heelmiddel, hulpmiddel, kuur, medische behandeling.

(Ook gespeld als medella, hetgeen A. Souter in Miscellanea Latina, Oxford 1927, p. 281 in navolging van Lachmann als de juiste spelling beschouwt. De meeste handschriften, inclusief het Sacramentarium Veronense, (2e helft VIe eeuw) hebben deze spelling. Vgl. ook de Thesaurus Linguæ Latinæ, VIII, p.45)

Dit begrip, in zwang sinds Ps. Quint., placht het effect aan te geven van een geneesmiddel maar was ook de aanduiding voor het geneesmiddel zelf. In deze laatste zin stond het voor een geneesmiddel voor karaktergebreken of voor zonden. In de oraties komt dit begrip tweemaal voor in de betekenis van ‘heelmiddel’ of zelfs ‘gezondheidsstatus’ en vandaar wordt het toegepast op het vasten als remedie zoals in de Postcommunio van vandaag. De tweede vindplaats is Oratio 3a van Quatertemperzaterdag na Pinksteren (MR 1962): “Deus, qui ad animarum medelam, ieiunii devotione castigare corpora præcipisti …”/ God, die tot genezing van de ziel hebt voorgeschreven het lichaam te kastijden….

We bidden ook dat onze gaven mogen “et medelam nobis operentur, et gloriam” / voor ons heilzaam zijn in dit leven en ons brengen tot de eeuwige glorie (Gebed over de gaven, Feest H. Lucas, 18 oct.)

 

O v e r w e g i n g

Ons leven als christen is een onophoudelijke strijd tegen het kwaad. De traditionele wapens zijn, zoals we weten, vasten, gebed en het geven van aalmoezen. Het zijn de karakteristieken van de Vasten- of Veertigdagentijd. In feite is heel het leven van de christen getekend door  tucht en zelfbeheersing die tot uiting komen in versterving van de eigen persoon, onthechting, zelfverloochening en werken van naastenliefde.

De H. Benedictus (480-547), vader van het westerse monnikendom, geeft dan ook zijn monniken in hoofdstuk 49 van de Regel de volgende instructies:

“Eigenlijk moet het leven van de monnik altijd zijn zoals in de veertigdaagse vasten; maar omdat slechts weinigen zoveel deugd bezitten, raden wij de monnik aan om in die dagen van de veertigdaagse vasten zijn leven in alle zuiverheid te bewaren en tevens alle nalatigheden van de andere tijden in deze heilige dagen uit te wissen.

Dit zal dán op een juiste manier gebeurenals wij paal en perk stellen aan onze ondeugden enals wij ons toeleggen op het gebed onder tranenop lezingrouwmoedigheid van hart en 

vasten.

Laat ons daarom gedurende deze dagen iets toevoegen aan de gewone dagtaak die wij al 

verschuldigd zijnbijzondere gebeden en onthouding in eten en drinken.

Op die manier kan ieder uit eigen beweging en met de vreugde van de Heilige Geest aan God

iets aanbieden dat boven de maat van zijn verplichting uitgaat, door namelijk zijn lichaam wat voedsel te ontzeggen, wat drinken, wat slap, wat praten, wat schertsen; en laat hij dan met vreugde van het verlangen, dat uit de Geest is, uitzien naar ht Heilig Paasfeest.”

 Paus Benedictus XVI begint zijn homilie op Aswoensdag 2011 aldus:

“Vandaag gaan wij getekend met het sober symbool van de as, de Veertigdagentijd in langs een geestelijke weg die ons voorbereidt op een waardige viering van het Paasmysterie. De gewijde as die over ons hoofd wordt uitgestrooid is een teken dat ons eraan herinnert dat wij schepselen zijn en ons uitnodigt tot boete en intensere bekering om de Heer steeds meer te volgen.  De Veertigdagentijd is een weg waarop wij Jezus, die opgaat naar Jeruzalem vergezellen, de plaats waar Zijn mysterie van lijden, dood en verrijzenis voltrokken wordt; de Veertigdagentijd herinnert ons dat het christenleven een weg is die minder gelegen is in het onderhouden van een wet, dan in het ontmoeten, opnemen en volgen van de persoon van Christus zelf. Inderdaad, Jeus zegt ons: “Wie Mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen” (Lc 9, 23). Met andere woorden, om met Hem tot het licht en de vreugde van de verrijzenis te komen, tot de overwinning van het leven, de liefde en het goede, moeten ook wij ons kruis van elke dag dragen, zoals de oproep op een mooie bladzijde uit de Navolging van Christus:

‘Neem dus uw kruis op en volg Jezus en gij zult het eeuwig leven binnengaan. Hij is ons voorgegaan, zwaar beladen met Zijn eigen kruis (Jo 19, 17) en Hij is op dat kruis voor ons gestorven; Hij wilde dat ook gij uw kruis zou willen dragen en verlangen daaraan te mogen sterven. Want als gij nu met Hem gestorven zijt, zult ge ook met Hem leven, en als deelgenoot in Zijn schande zult gij eenmaal ook delen in Zijn heerlijkheid’.

God alleen kan ons hart bekeren. Het is vooral in de liturgie, in de deelname aan de heilige Geheimen, dat wij ertoe gebracht worden deze weg met de Heer te gaan; wij moeten bij Jezus in de leer gaan, opnieuw de gebeurtenisssen doorlopen die ons het heil hebben gebracht, doch niet eeenvoudigweg als een herdenking, een herinnering van voorbije feiten. In de liturgische handelingen brengt Christus zich aanwezig door het werk van de Heilige Geest; de heilbrengende gebeurtenissen worden actueel. Er is een sleutelwoord dat in de liturgie dikwijls terugkomt om dat aan te duiden: het woord “hodie’, ‘vandaag’; en het moet in zijn oorspronkelijke en concrete betekenis begrepen worden, niet figuurlijk. Vandaag openbaart God Zijn wet en wordt het ons gegeven te kiezen tussen goed en kwaad, tussen het leven en de dood; “het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in het Evangelie”, dat is vandaag (Mc 1, 15); vandaag is Christus op Calvarië gestorven en uit de dood verrezen; vandaag is Hij ten hemel opgestegen en zetelt Hij aan de rechterhand van de Vader; vandaag wordt ons de H. Geest gegeven; vandaag is het de gunstige tijd. Deelnemen aan de liturgie betekent dus zijn leven onderdompelen in het mysterie van Christus, de weg gaan waar wij in Zijn dood en verrijzenis intreden om het leven te hebben.  

 De Veertigdagentijd is in de christelijke traditie nauw verbonden met het geven van aalmoezen. De H. Leo de Grote leerde in één van zijn vastentoespraken:

“Wat elke christen gehouden is te doen op elk moment, moet hij nu met meer ijver en godsvrucht beoefenen, opdat de apostolische regel van het vasten in de Veertigdagentijd zou beoefend worden die bestaat in onthouding, niet alleen van voedsel, maar ook en vooral van de zonden. Om met dit heilig vasten samen te gaan, is geen enkel werk van groter nut dan het geven van aalmoezen, onder de ene naam van ‘barmhartigheid’. Het domein van de werken van barmhartigheid is immens. Het zijn niet alleen de rijken en zij die bezittingen hebben, die voor anderen goed kunnen doen door aalmoezen, maar ook zij die in bescheiden en arme omstandigheden leven. Alhoewel ongelijk in het bezit van rijkdom, kunnen allen gelijk zijn in de vrome gevoelens van de ziel”.

 De heilige Gregorius de Grote herinnerde in zijn Pastorale Regel dat vasten heilig wordt gemaakt door de deugden die het vergezellen, vooral de naastenliefde, door ieder gebaar van edelmoedigheid dat aan armen en noodlijdenden het resultaat van een onthechting geeft.

Bovendien is de Veertigdagentijd een bevoorrechte tijd voor gebed. De heilige Augustinus zegt dat vasten en aalmoes “de twee vleugels van het gebed” zijn, die toelaten gemakkelijker op te gaan naar God. Hij zegt:

“Gebed, dat nederig en met liefde voor de naaste wordt verricht, met vasten en het geven van aalmoezen, met matigheid en het vergeven van beledigingen, met het geven van goede dingen en het niet betaald zetten van kwade dingen, met zich ver te houden van het kwaad en het geode te doen, gebed dat op die manier gebeurt, zoekt de vrede en verkrijgt ze ook. Met de vleugels van deze deugden stijgt ons gebed met zekerheid op en bereikt het gemakkelijker de hemel waarheen Christus, onze vrede, ons is voorgegaan”.  

 Het collectagebed van Aswoensdag maar ook de Postcommunio van dezelfde dag moeten in het bredere  kader van onze levenslange strijd tegen het kwaad worden gelezen. De Veertigdagentijd symboliseert deze strijd, het is het trainingsveld van de christelijke krijgsdienst. Het Evangelie van de bekoring van Christus in de woestijn waar Hij veertig dagen vastte en bad, is een spiegel voor de vastendiscipline van de christenen. Deze discipline, geholpen en gevoed door de H. Communie, doet de deugden, die we nodig hebben voor de strijd voor Christus, in ons groeien en verankert deze in ons als een permanente levenswijze.