Vandaag is het de eerste vrijdag van de maand. Die dag staat in het teken van de H. Hart-devotie.
Ook wij vieren op de eerste vrijdag de votiefmis van het Heilig Hart behoudens bijzondere liturgische omstandigheden zoals samenloop met sterke tijd of heiligenfeest. De devotie tot het Heilig Hart van Jezus op de eerste vrijdag van de maand is gebaseerd op een goddelijke openbaring aan de H. Margaretha-Maria Alacoque. In het jaar 1675 sprak Jezus Zelf tot haar als volgt:
“Ik beloof jullie, in de overvloedige genade van Mijn Hart, dat Mijn almachtige liefde en genade van berouw, zal toekomen aan hen die de heilige Communie ontvangen op de eerste vrijdag gedurende negen opeenvolgende maanden. Zij zullen niet sterven zonder Mijn genade of zonder de sacramenten te hebben ontvangen. Mijn toegewijde Hart zal een veilige haven zijn in het laatste moment.”
En ook: “De almachtige liefde van Mijn Hart zal over hen komen die de heilige Communie ontvangen op de eerste vrijdag van de maand gedurende negen opeen¬volgende maanden. Zij zullen niet sterven zonder Mijn liefde en niet zonder de sacramenten te ontvangen. Mijn Hart is een veilige haven in het laatste uur.”
In 2006, bij gelegenheid van de 50ste verjaardag van de encycliek Haurietis aquas van Paus Pius XII, schreef Paus Benedictus XVI omtrent deze devotie o.a.:
“Wanneer wij deze devotie uitoefenen, erkennen wij niet enkel dankbaar de liefde van God, maar blijven wij ons openen voor de liefde, zodanig dat ons leven zich steeds meer volgens deze liefde zal voltrekken. God, die ons zijn liefde ingestort heeft ‘in onze harten door middel van de Heilige Geest die aan ons is gegeven’ nodigt ons onvermoeibaar uit om Zijn liefde te verwelkomen. De uitnodiging om zich geheel aan de verlossende liefde van Christus te geven en zich aan Hem toe te wijden, heeft dus als eerste doel de relatie met God. Daarom is dus deze devotie, die geheel gericht is tot de liefde van God die zich voor ons opoffert, van een onvervangbaar belang voor ons geloof en ons leven in liefde.”
Mgr. Dr. J.W.M, Hendriks, hulp-bisschop van Haarlem-Amsterdam- schreef hierover recent het volgende:
De verering van het heilig Hart van Jezus is een devotie die tot op de dag van vandaag is blijven bestaan, maar die het verdient veel meer verbreid te worden. Want wat is er mooier en wat verbindt ons dieper met het geheim van onze verlossing dan de verering van het Hart van Jezus? Zijn Hart is vol liefde voor ieder mens, maar het is geen vage, algemene liefde. Zijn liefde voor ons is persoonlijk, Hij kent ons dóór en dóór, meer en beter dan wij onszelf kennen en begrijpen. En de ‘slotsom’ van de kennis die Hij van ons heeft is: liefde, een grote, oneindige liefde. “Zozeer heeft God de wereld liefgehad...”(Jo. 3,16). Als wij dus onze eigen zwakheden en zonden onder ogen durven zien en misschien ontroerd raken door het feit dat Hij ons ondanks alles zozeer liefheeft en zoveel heeft geschonken, dan helpt ons dat ook om onze vijanden – degenen die ons haten, kwaad doen, aan ons voorbij gaan - te beminnen.
De liefde van Jezus’ heilig Hart is een gekruisigde liefde en het is dan ook geen wonder dat wij Zijn heilig Hart bijzonder op vrijdagen eren, de dag van Zijn kruisdood, de dag waarop Hij voor ons tot het uiterste ging. Liefde is met het kruis verbonden. Wie liefheeft zal moeten lijden, al was het maar omdat het lot van hen die lijden je raakt. Wie lijdt met liefde, voegt zich in het lijden van Jezus in en zijn lijden krijgt een nieuwe betekenis en waarde. Wie niet liefheeft lijdt ook, maar anders: lijden zonder liefde is een hel. Jezus’ Hart wijst hier de weg. Uit de verering van Zijn Goddelijk Hart vloeien dan ook veel genaden naar ons toe en wij leren ons lijden te dragen. En deze verering helpt ons bovendien om steeds meer aan de verlangens van Zijn Hart te beantwoorden. “Heer, maak mijn hart gelijkvormig aan Uw Hart”.
Wij zijn iedere dag in de H. Mis, dus ook vandaag, en zingen de wisselende en vaste gezangen in het Gregoriaans. Vandaag begonnen we met deze introïtus van het Heilig Hartfeest.
Cogitationes Cordis eius
in generatione et generationem:
ut eruat a morte animas eorum
et alat eos in fame.