"In alles getuigen van hetgeen wij nu gedenken".
I n l e i d i n g
“Deze dagen van vreugde” waarvan het collectegebed
spreekt, zijn de dagen van Pinksteren, de vijftig heilige dagen van Pasen tot
Pinksteren, de “grote” week die geen zeven dagen telt maar zeven weken en
waarvan de vijftigste dag de afsluiting vormt, zoals de octaafdag
de week van zeven dagen afsluit. Deze “sabbata sabbatorum” golden voor
de kerkvaders als dagen van zuiver religieuze vreugde en niemand mocht door
oefeningen van boete “aan de feestelijkheid van de geestelijke vreugde afbreuk
doen” (Hilarius van Poitiers, + 367). Elke dag van deze periode was en is aan
de Verrijzenis gewijd. “Aan Hem [Christus] danken de kinderen van het licht hun
geboorte tot eeuwig leven. Aan Hem danken Gods uitverkoren hun toegang tot het
Rijk der hemelen. Want door zijn sterven zijn wij van de dood verlost, door
zijn verrijzenis zijn ook wij ten leven opgewekt. Vreugde om het Paasfeest
vervult ons, mensen die op aarde wonen, vreugde vervult de Engelen in de hemel”
(Prefatie II van Pasen).
Daarom zegt het collectegebed dat wij deze dagen van
vreugde ter ere van de verrezen Heer
vieren.
T e k s t
Missale
Romanum 1970
Fac nos, omnipotens Deus,
hos lætitiæ dies,
quos in honorem Domini resurgentis exsequimur,
affectu sedulo celebrare,
ut quod recordatione percurrimus semper in opere teneamus.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige God, geef dat wij deze blijde dagen
ter ere van de verrijzenis van de Heer met toewijding vieren,
om in alles wat wij doen te getuigen van hetgeen wij
nu gedenken.
Werkvertaling
Geef, almachtige God, geef dat wij deze blijde dagen
die wij ter ere van de verrezen Heer voltrekken
met ijverige liefde vieren,
opdat/zodat wij hetgeen wij in onze herinnering
koesteren, altijd in onze werkzaamheid
/ werken bewaren / vasthouden.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t
e n
Het collectegebed van deze zondag is een centonisatie
[“lappendeken”], samengesteld uit tekstfragmenten ontleend aan oraties in het
oude Sacramentarium Veronese
(Leonianum, Verona, kapittelbibliotheek LXXXV) tweede helft 6e eeuw en in het Gelasianum Vetus (Vat. Reg. Lat. 316 )
eerste helft 8e eeuw. Het is een geheel nieuwe compositie die niet in de
preconciliaire missaals voorkwam.
S
t r u c t u u r a n a l y s e e n s t i j l v o r m e n
1. Fac nos, omnipotens
Deus, hos lætitiæ dies,
quos in honorem Domini resurgentis exsequimur,
affectu sedulo celebrare,
2. ut quod recordatione percurrimus semper in opere teneamus.
Ad 1
De oratie
opent met de imperativusvorm van het verbum facere, doen, maken,
bewerken. De plaatsing van het gezegde aan de kop van de oratie en in de
gebiedende wijs, geeft een zekere intensiteit aan, een sterk aandringen.
Omnipotens Deus, congruerende vocativusvormen, anaklese : God
wordt niet aangesproken als bijvooorbeeld Bewerker van heilsdaden, maar in zijn
kwaliteit van almacht. Het Credo, de geloofsbelijdenis van de Kerk,
begint ook met het belijden van de almacht van God: deze is universeel en
liefdevol als een Vader (“Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van
hemel en aarde…”) regerend. Het is een echo van de belijdenis van Job:
“Inderdaad, Gij kunt alles, voor U is niets onuitvoerbaar” (42, 2). Dat hield
de Engel Gabriël ook Maria voor toen zij zich afvroeg hoe een kind te zullen
ontvangen zonder toedoen van een man: “ Voor
God is niets onmogelijk” (Lk 1,37; zie ook Gen 18,14).
Het beroep op
de almacht van God is het motief van de eigenlijke bede in deze oratie.
Fac nos
celebrare: accusativus cum
infinitive-constructie (a.c.i.): geef/bewerk dat wij vieren.
Nos vormt binnen deze constructie de
subjectsaccusativus en hos dies de objectsaccusativus.
Affectu
sedulo: bijwoordelijke bepaling
in de ablativusvorm van congruerende substantivum- en adiectivusvorm waarmee
een wijze, een modus, wordt uitgedrukt.
Zoals gezegd:
object van de werkwoordengroep fac…celebrare is de woordgroep hos lætitiæ dies,
deze dagen van blijdschap, waarbij de genitivus lætitiæ de congruerende
accusativusvormen hos…dies nader verklaart: genitivus explicativus. In deze
woordgroep is een hyperbaton opgesloten: de twee samenhangende begrippen
hos…dies worden uiteen geplaatst door de genitivusvorm lætitiæ.
De hoofdzin
Fac…celebrare wordt onderbroken door de relatieve bijzin quos…exsequimur
waarbij quos het eerder genoemde hos als antecedent heeft.
Exsequimur, wij vieren, voltrekken, voeren uit:
prædicaatsvorm, stilistisch mooi aan het einde van de bijzin geplaatst, 1e
persoon meervoud in het præsens passivi van het deponens exsequi.
In honorem
Domini resurgentis :
bijwoordelijke bepaling, samengesteld uit de woordgroep in honorem (præpositum in
plus accusativusvorm honorem) gevolgd door de twee congruerende genitivusvormen
Domini resurgentis (genitivus explicativus).
Men zou met
betrekking tot de genitivusvormen Domini resurgentis zich kunnen afvragen
waarom hier het ppa [participium præsentis activi] resurgentis is gebruikt dat de verrijzenis als een
tegenwoordige gebeurtenis weergeeft.
Het
collectegebed is een centonisatie van tekstfragmenten. Het begrip Domini
resurgentis gaat terug op een prefatie uit het Sacramentarium Veronese
waarvan de beginzin luidt: Vere dignum: post illos enim lætitiæ dies, quos
in honorem Domini a mortuis resurgentis et in cælos ascendentis
exigimus… [Truly is it fitting…: for after those days of joy which we spend in
honor of the Lord’s rising from the dead and ascending into heaven….]
Het weglaten
van de toevoeging a mortuis in de herziene postconciliaire oratie maakt
het ppa wat los van de historische context. Niettemin is het gebruikte begrip
theologisch te duiden: Christus is eens en voor altijd op een bepaald moment
verrezen in de geschiedenis. Hij is het Hoofd van zijn Mystiek Lichaam, de
Kerk. Iedere gedoopte is een lidmaat van het Mystieke Lichaam. Zij vormen met
Christus de Totus Christus, de gehele Christus (St. Augustinus). De met
het Hoofd verbonden ledematen zijn met Christus in het waterbad van het Doopsel
“begraven” en zullen met Hem verrijzen als vrucht van de Verlossing. Dit
verlossingswerk is nog in volle gang, het verrijzen van de Totus Christus
derhalve ook. Christus is door zijn verrijzenis de Eersteling die uit de doden
is opgestaan en als God-Mens verheerlijkt, terwijl de ledematen moeten wachten
op de uiteindelijke verrijzenis op de jongste dag. Men zou dus kunnen stellen
dat zolang het verlossingswerk van Christus voortduurt en de gelovigen
deelhebben aan zijn Paasmysterie “Christus verrijzende” is. Het prefix re- in
het participium præsentis activi is dus terecht en duidt immers op een
handeling of gebeurtenis die opnieuw plaatsvindt.
Ad 2
finale/doelaangevende
of consecutieve/gevolghebbende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut dat de
coniunctivusvorm van het verbum tenere oproept vanwege het wenskarakter. Semper:
bijwoordelijke bepaling van tijd bij het gezegde teneamus. In opere:
bijwoordelijke bepaling samengesteld uit het præpositum in + ablativusvorm:
ablativus loci.
Het zinsdeel quod
recordatione percurrimus is een afhankelijke bijzin van het verzwegen
antecedent id, illud of istud waarvan quod het betrekkelijk voornaamwoord is.
Recordatione: bijwoordelijke bepaling bij het verbum percurrimus in de
ablativusvorm: locativus.
Deze finale/consecutieve
bijzin is een uitbreiding van de eigenlijke bede van r. 1: [op]-/ [zo]dat wij
hetgeen wij in onze herinnering koesteren, altijd in onze werkzaamheid
/ werken
bewaren / vasthouden
B e k n o p
t v o c a b u l a r i u m
Affectus betekent “een staat of dispositie van het lichaam
of de geest, gesteldheid, gemoedsstemming” of “affectie” in de zin van liefde,
hartstocht, verlangen, gevoel” enz. Sedulus is “bezig, ijverig, bedrijvig,
zorgvuldig”. Er bestaat ook een adverbium (bijwoord), sedulo. Het
begrip “affectu sedulo” zouden we kunnen vertalen met “bezige liefde”,
“ijverige liefde”. Teneo heeft connotaties van “grijpen”, zowel in
fysieke (vastgrijpen, aanvatten, vastehouden, bewaren) als in intellectuele zin
(vatten, begrijpen, omvatten). Recordatio is “een terugroepen in de
geest”. Het betekent iets terugbrengen naar, of iets teruggeven aan het hart
(cor).
C
o m m e n t a a r
In het collectegebed worden wij opgeroepen in onze
herinnering en ons hart de genadegaven te bewaren die zo belangrijk zijn dat we
daaraan hier en nu concreet gehoor moeten geven. Zeer zeker geldt dit tijdens
de H.Mis wanneer de priester doet wat de Heer ons als Kerk heeft bevolen te
doen: “Doet dit tot gedachtenis (commemoratio) aan Mij” .
Recordatio en memoria
De H. Augustinus van Hippo (+ 430) legt een
verband tussen recordatio en memoria in zijn brief aan zijn
jeugdvriend Nebridius die zich tegelijk met hem bekeerde (Epistola 7).
Voor Augustinus was de herinnering de plaats van de ontmoeting tussen de
eigen persoon (het ik) en God in wat
hij noemt beata vita, het “gelukzalige leven”, dat verwijst naar het
geluk dat voortkomt uit de eenheid met God.
Zoekend naar een manier om het mysterie van de H.
Drieëenheid uit te leggen en de weerspiegeling van de Drie-eenheid in de
mens terug te zien, verpersoonlijkt Augustinus herinnering, verstand en
wil, waarbij de herinnering terugvoert naar God de Vader. Voor Augustinus was
de herinnering zowel de plaats van het ik
als het vermogen tot gewaarwording van hetgeen het hier en nu verbindt met het
verleden en de toekomst. De herinnering is daarom een soort “verdwijnpunt”, dat
voortdurend wegglipt naar het verleden. Het is ook het punt, waar het ik en
God elkaar vinden. God zelf belet dat Hij voor ons verdwijnt tot minder
dan een herinnering.
Onze liturgische commemoratie gedurende de H. Mis is
meer dan een eenvoudige “herinnering van dingen uit het verleden”. De
Verrijzenis van de Heer (die volgens sommigen wordt gesymboliseerd door de
hereniging van Christus’ Lichaam en Bloed wanneer de priester een klein
partikel van de gebroken Hostie in de kelk laat vallen) betekent dat ook wij,
zelfs in dit leven op aarde, verrijzen in Hem. Wij zijn verrezen, verrijzen, en
staan op het punt te verrijzen.
We moeten concreet en dankbaar gehoor geven aan de
gave van het leven, de gave van beeld van God te zijn, de gave van de
waardigheid die dit beeld ons geeft, de gave die de Heer ons schonk door
opnieuw de weg te openen van het delen in het leven van de Drie-eenheid en de
zalige aanschouwing van God. Goede werken door ons verricht in liefde en in
bewuste eenheid met Christus, zijn zowel onze daden als Zijn daden.
Wanneer
we in oprechte liefde werken van barmhartigheid verrichten, ervaren we dat als
een bevrijding, een vrij worden van het verleden, het heden en zelfs van de
toekomst. Christenen herinneren zich en gedenken wie zij zijn door zich aan
Christus over te geven, ook in het dienen van anderen.
Herdenk
de Paasmysteries met werkzame liefde.
Onder dank en
met toestemming deels ontleend aan Father J. Zuhlsdorf