vrijdag 13 mei 2022

"H. Servatius , laat ons op Uw voorspraak God de eer bewijzen die God toekomt" (uit collectegebed)


Diaken Dr. Regis de la Haye hield een voordracht op de Kerkberg bij de viering van het patroonsfeest van Wiro, Plechelmus en Otgerus op 8 mei 2015. Het was een zeer interessant betoog over de historische duiding van Sint Servaas. Zijn volledige artikel staat op de lucepedia.nl. Wij citeren hier een gedeelte:

"Door de verbinding van de ‘Servatius’ van Gregorius van Tours met de ‘Servatius’ van de genoemde vierde-eeuwse concilies, die in het begin van de zeventiende eeuw gelegd werd, werd een datering in de vierde eeuw dwingend. Deze opvatting is sindsdien gemeengoed geworden. Er kleefde weliswaar het bezwaar aan dat men de berichten van Gregorius van Tours onbetrouwbaar moest verklaren, aangezien Servatius natuurlijk niet 120 jaar lang bisschop geweest kon zijn. Of waren er, wanneer men Gregorius tóch serieus neemt, misschien twee Servatii, één in de vierde en één in de vijfde eeuw?

Is daarmee het laatste woord gezegd? Ik meen van niet. Servatius was dus bisschop, maar was hij wel bisschop van Tongeren? Het is immers opmerkelijk dat in slechts twee teksten Servatius wordt vermeld met een bisschopszetel. En dit zijn precies de twee teksten die grote twijfels geven over hun authenticiteit.

De historiciteit van het ‘Concilie van Keulen’ is sterk omstreden. Van deze tekst, die vervaardigd of herbewerkt is in de achtste eeuw, is slechts één tiende-eeuws handschrift bekend. De tekst wordt algemeen als een vervalsing beschouwd. Dat de bisschoppenlijst bij deze tekst doorgaans wél als authentiek wordt beschouwd, komt doordat de namen zijn overgenomen uit het eerste deel van de bisschoppenlijst van de Apologie van Athanasius, maar wél – en dat is nieuw – met toevoeging van de zetels van de bisschoppen. De bewerker c.q. vervalser heeft dus een blijkbaar goede bron in handen gehad, namelijk de variant met de vermelding van de zetels, maar de bron van deze tekst is helaas verloren gegaan. De bisschoppenlijst van het zogenaamde Concilie van Keulen kan dus nauwelijks als bewijs gelden.

Blijft over de Kroniek van Sulpicius Severus (ca. 353-ca. 400). Sulpicius Severus was in de Middeleeuwen zeer bekend als auteur van de Levensbeschrijving van de H. Martinus, en van diverse werken over het monnikenleven, maar zijn Kroniek, een soort wereldgeschiedenis vanaf de Schepping van de wereld tot circa 400 na Chr., bleef onbekend: er is slechts één handschrift van overgeleverd, namelijk de Vaticanus Palatinus latinus, uit de 11e eeuw, nu geconserveerd in het Vaticaan te Rome. Heel de Middeleeuwen door is de Kroniek van Sulpicius Severus onbekend gebleven, en ze werd door Middeleeuwse auteurs dan ook nooit geciteerd. Ze werd pas in 1556 door de Renaissance-geleerde Flacius Illyricus (1520-1575) in Bazel in druk uitgegeven. Dit enige elfde-eeuwse handschrift verschaft echter een zeer zwakke historische basis. Het komt immers uit het Rijnland, waar in de Middeleeuwen Servatius al lang bekend was als bisschop van Tongeren. De kopiist kende Servatius dus heel goed, en een interpolatie is niet uitgesloten, zelfs waarschijnlijk. Deze tekst kan men dus nauwelijks als betrouwbaar kwalificeren.

Overigens bewijst de benaming ‘Tungrorum episcopus’ geenszins dat daarmee de huidige stad Tongeren bedoeld is. Servatius is bisschop van de civitas Tungrorum, en ook in Maastricht is hij in zijn civitas. Overigens noemt Gregorius van Tours Servatius zowel in de Historiæ bisschop van de stad Tongeren (apud Tungrus oppidum [...] episcopus), als in de Gloria Confessorum bisschop van Maastricht (Triictensis episcopus). Nog tot ver in de elfde eeuw worden de bisschoppen van Luik nog altijd Tungrenses genoemd. What’s in a name?

In de bijna vier eeuwen na de ontdekking van de vierde-eeuwse teksten zijn geen nieuwe historische bronnen meer ontdekt, en geen nieuwe gegevens meer in de discussie ingebracht. Alle latere historische publicaties gaven slechts herhalingen en bevestigingen van de stand van zaken. Van historische zijde zijn er ook geen nieuwe ontdekkingen van tekstbronnen meer te verwachten. Wel kan de archeologie ons nog veel nieuwe gegevens opleveren.

Archeologisch onderzoek naar botmateriaal heeft de laatste tientallen jaren een revolutionaire ontwikkeling gekend, met name moderne C14-dateringen en nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot DNA. Van de huidige archeologische onderzoeken is veel meer te verwachten dan nog maar enkele tientallen jaren geleden. Een recent voorbeeld in het onderzoek, verricht door de Universiteit van Leuven, naar de gebeenten van een aantal Belgische heiligen, die een schat aan nog onbekende gegevens heeft opgeleverd, en bovendien in alle gevallen de liturgische traditie heeft bevestigd.

Er zijn de laatste jaren opgravingen verricht in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek van Tongeren. Daarbij werd een tweede/derde-eeuwse villa aangetroffen, met daarin geïntegreerd een kleine basilica, daarboven een vierde-eeuwse basilica, die in de zesde/zevende eeuw werd verkleind, weliswaar met behoud van dezelfde absis, maar met georiënteerde begravingen. Er is echter geen enkel bewijs - hoe graag men dat in Tongeren ook zag - dat die vierde-eeuwse basilica een christelijke functie had.

Een nog onontgonnen archeologische bron is de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Maastricht. Opgravingen in deze kerk kunnen niet anders dan zeer rijke informatie opleveren, maar lijken vooralsnog niet mogelijk. 

Een andere nog onontgonnen archeologische bron – en daarvan is veel te verwachten –, is de Noodkist. In deze reliekschrijn van de Servaaskerk berusten de overblijfselen van Servatius, Martinus, Candidus en Valentinus. Alleen op een reliek van de H. Martinus (genaamd ‘van Tongeren’) is in 1963 een C14-datering uitgevoerd, met als datering circa 500. Het gebeente van de H. Servatius en dat van zijn drie mede-bisschoppen in de Noodkist kan dus nog veel geheimen prijsgeven, al was het maar de periode waarin zij leefden. Nieuwe mogelijkheden van onderzoek op botmateriaal (strontium) kunnen in bepaalde gevallen zelfs iets zeggen over de regio waar de betreffende persoon zijn jeugd heeft doorgebracht. U hebt het al begrepen: stel dat uit een dergelijk onderzoek blijkt dat Servatius in het begin van de vierde eeuw leefde en dat hij uit Armenië kwam? Of dat hij toch een vijfde-eeuwer was?"