Christus
ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Beter beantwoorden aan dit
sacrament van Gods grote liefde
I n l e i d i n g
De teksten van de Gebeden over
de gaven verwijzen, uiteraard, dikwijls naar de offerande van (offer)gaven en
gebeden. Het zijn de “grondstoffen” voor het sacramentele offer en de
eucharistische maaltijd, stoffelijk en geestelijk. In de oratie van deze zondag
wordt een derde element toegevoegd: het beeld van het ‘opstijgen tot God’
(Ascendant ad te) dat samenhangt met Psalm 141, 2: “Dirigatur oratio mea sicut
incensum in conspectu tuo” - Moge mijn gebed als een reukoffer voor uw
Aanschijn opstijgen. Volgens de rubrieken van het Missale Romanum 1962 werd
deze psalm door de priester tijdens het bewieroken van het altaar gereciteerd.
Daaraan vooraf ging de bewieroking van de offergaven van brood en wijn waarbij
de priester zei: “Incensum istud a te benedictum ascendat ad te, Domine: et
descendat super nos misericordia tua” – Deze wierook, door U gezegend, stijge
tot U op, Heer; en Uw barmhartigheid dale over ons neer. In deze bondige
formulering wordt opnieuw die wonderlijke uitwisseling (commercium) uitgedrukt:
het offer van brood en wijn, anticiperend op de transsubstantiatie in het
Lichaam en Bloed van Christus tijdens de Consecratie, wordt door de Vader
beantwoord met een van Zijn meest sublieme hoedanigheden: misericordia,
barmhartigheid. Ook al zijn bovengenoemde gebeden en deze rite als zodanig in
het MR 1970 niet meer opgenomen, het Algemeen Statuut van MR 1970 formuleert in
ieder geval de mogelijkheid van bewieroking alsook de symbolische betekenis
ervan: “Dona in altari collocata, et ipsum altare, incensari possunt, ut
oblatio Ecclesiæ eiusque oratio sicut incensum in conspectum Dei ascendere
significentur” (nr. 51) – De op het altaar geplaatste gaven en het altaar zelf
kunnen worden bewierookt, om te beduiden dat de offergave en het gebed van de
Kerk als wierook opstijgen voor het Aangezicht van God.
Wat
de oratie van het opstijgen van de gebeden en offergaven verwacht, is dat God
in zijn overgrote genade priester en gelovigen zuivert en hen het grote
mysterie van de goddelijk liefde waardig maakt. Het grote mysterie van de
goddelijke liefde is de H. Eucharistie, het Offer van het Nieuwe Verbond,
waarin de gebeden van de Kerk met de gebeden van Christus, en haar gaven met de
gaven van de H. Eucharistie, het Lichaam en Bloed van Christus, onder de
tekenen van brood en wijn, tot God opstijgen.
T e k s t
Missale
Romanum – 1970
Ascendant ad te, Domine, preces nostræ
cum oblationibus hostiarum,
sacramentis magnæ pietatis aptemur.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie –
1979
maak ons in uw goedheid vrij van zonden
Werkvertaling
Mogen
onze gebeden [tegelijk] met [onze] offergaven (letterlijk: met het brengen (met
de aanbiedingen) van de offers, Heer, tot U opstijgen,
opdat/zodat
wij, gezuiverd door Uw tot ons afdalende gewaardiging,
geschikt
worden gemaakt voor Uw sacramenten van Uw grote liefde.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De
bron van tekstelementen van deze oratio super munera/oblata of oratio secreta
gaat terug tot op het Sacramentarium Leonianum, (Verona, Kapittelbibliotheek
LXXXV; tweede helft zesde eeuw) 1191 en 181. De oratio als zodanig kwam niet
voor in eerdere uitgaven van het Missale Romanum.
S
t r u c t u u r a n a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
1. Ascendant ad te, Domine, preces
nostræ cum oblationibus hostiarum,
2a. ut, 2b. tua dignatione mundati,
2a. sacramentis magnæ pietatis
aptemur.
De
oratie is opgebouwd uit een enkele zin, bestaande uit een hoofdzin (r. 1) in de
coniunctivusvorm, gevolgd door een finale / doelaanwijzende resp. consecutieve
/ gevolghebbende bijzin in de coniunctivusvorm ingeleid door het voegwoord ut
(r. 2a), welke wordt onderbroken door de ondergeschikte bijwoordelijke bijzin
met aanvullende informatie bij het subject wij (af te leiden uit de
persoonsuitgang aptemur) tua
dignatione mundati (r. 2b).
Ad
1
Ascendant, mogen zij opstijgen,
- prædicaat, 3e pers. meerv. in de coniunctivusvorm van het verbum ascendere,
3, vanwege het wens-/ gebedskarakter van de tekst. Met de plaatsing van dit
werkwoord in de optativus aan de spits van de oratie wordt de betekenis ervan
krachtig onderstreept. Preces nostræ cum oblationibus hostiarum: tweeledig bij
het verbum behorend subject in de twee congruerende nominativusvormen meervoud
(preces nostræ) en in nevenschikking een ablativusvorm (oblationibus) in het
meervoud, bepaald door het voorzetsel cum, gevolgd door een genitivusvorm (genitivus
subiectivus in het meervoud
(hostiarum).
Ad
te, tot U, - object van het prædicaat in de accusativusvorm, bepaald door de
præpositie ad (+ acc.): accusativus van richting.
Het
begrip oblatio komt uiteraard frequent voor in de ‘orationes super oblata’, de
gebeden over de offergaven. Evenals hostia, -æ, f., donum, i, n. en munus,
eris, n. verwijst het naar de gaven die voor de H. Eucharistie worden geofferd,
naar het Eucharistische gebed zelf, of naar de offerande. In combinatie met de
genitivus subiectivus hostiarum kan men in dit geval denken aan de liturgische
actio van het offeren, de offerande. Een parallel vinden we in het Gebed over
de gaven van de Zevende zondag van Pasen (zondag tussen Hemelvaart van de Heer
en Pinksteren): “Suscipe, Domine, fidelium preces cum oblationibus
hostiarum” en in dat van de Achttiende
zondag door het jaar: “[…] hostiæ spiritalis oblatione suscepta..” na de
offerande van deze geestelijke offergave
te hebben ontvangen.
De
tekst van regel 1 verwijst naar het hemelse visioen van de aanbidding van het
Lam dat de apostel Johannes zag (Apoc 5, 8): “En toen Hij [het lam] het boek genomen had, vielen de vier dieren
neer voor het Lam; en ook de vierentwintig
oudsten, elk met een citer in de hand en met gouden schalen vol reukwerk – dat
zijn de gebeden van de heiligen”. Het gebruik van de præpositie cum in plaats
van het nevenschikkende et, drukt uit hoezeer beide – preces et hostias)
elementen bij elkaar horen.
Ad 2a
Ut [ ] sacramentis magnæ pietatis
aptemur:
Aptemur, op-(zo-)dat wij geschikt worden gemaakt, -
prædicaat van de finale/consecutieve bijzin dat een wens of mogelijkheid (ut)
uitdrukt in de 1e persoon meervoud coniunctivi præsentis passivi.
Apto, vasthechten, - maken,
passend maken, aanpassen, maar ook
voorbereiden, in orde brengen, klaar maken, meestal geconstrueerd met de
dativusvorm en heeft dan ook
betekenissen als geschikt maken voor, bekwamen tot, accomoderen, toepassen,
dienstig maken, uitrusten met/voor. Soms
wordt de ablativusvorm gebruikt om datgene aan te geven waarmee / waardoor iets
geschikt, passend wordt gemaakt of is
voorzien (ablativus instrumentalis). In het woordenboek zult u ook hebben
gezien dat aptare/aptari en aptus ook gebruikt wordt in de context van het
krijgsbedrijf: aptus exercitus, gereed voor de strijd, en se aptare pugnæ, zich
uitrusten voor de strijd.
Sacramentis:
bijwoordelijke bepaling op te splitsen in de dativusvorm meervoud van het
substantivum sacramentum, vergezeld van twee congruerende genitivusvormen magnæ
pietatis: genitivus explicativus. Het meervoud sacramentis zou begrepen kunnen
worden als de sacrale rites waarin en waardoor God zijn heilseconomie uitwerkt:
slechts door Gods liefdevolle tegemoetkoming gezuiverd kunnen wij geschikt
worden gemaakt voor de ‘sacramenten’: de viering van het H. Misoffer zelf en
het nuttigen van de Offerspijs (H. Communie). Het begrip sacramenta laat zich
derhalve vertalen met werkzame, effectieve riten waardoor de innerlijke
herschepping van de christelijke ziel voortgang vindt. De oratie bidt dus als
effect van de gebeden die naar God opstijgen een participeren in een sacraal mysterie dat
de kracht bezat ons te transformeren omdat het ons meer doet delen in de
Paasgeheimen van Christus: Zijn Lijden,
Sterven en Verrijzen.
Ad
2b
In
deze ondergeschikte bijzin is mundati, een participium perfecti passivi, m.
meervoud, een bijstelling bij het subject wij van aptemur. Tua dignatione, door
Uw liefdevolle nederdaling, lett.: door Uw gewaardiging: bijwoordelijke bepaling
in twee congruerende ablativusvormen: ablativus causæ die een oorzaak aanduidt
of ablativus instrumentalis die het middel waarmee uitdrukt.
V o c a b u l a r i u m
Ascendo, accendi, ascensum, 3, op iets stijgen, op
iets klimmen, opstijgen, beklimmen. Verwante substantiva: ascensio, -onis
f., het opstijgen, het opklimmen en
ascensus, -us m., het opstijgen, het bestijgen, het beklimmen, en in
metonymische zin (betekenisverschuiving): de plaats waar men opstijgt, toegang,
opgang, hoogte.
In de genealogie zijn de
‘ascendentes’, - ium, m., de aanverwanten in opgaande lijn en de descendentes
de afstammelingen.
In het Credo wordt van Christus
beleden als sluitstuk van de paasmysteries: “[…] et ascendit in cælum, sedet ad
dexteram Patris”- Hij is opgevaren ten hemel, zit aan de rechterhand van de
Vader.
Het
hoogfeest van de Hemelvaart van Christus dat de Kerk de volgende week viert
staat op de Romeinse kalender genoteerd als ‘In
Ascensione Domini’ [te lezen als] de liturgische teksten bij het
hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer. ‘Christi Filii tui ascensio est nostra
provectio’ – De Hemelvaart van Christus Uw Zoon is [ook] onze verheffing, zegt
het Collectegebed van genoemd hoogfeest.
Dignatio, - onis f. , substantivum bij het
deponente verbum dignor, dignatus sum
met betekenissen betekent in actieve zin de achting die men iemand
toedraagt, de erkenning van iemands waarde en in passieve zin de achting die
men geniet, de gunst waarin men staat.
In de liturgie betekent het
begrip op God toegepast: een welwillend zich gewaardigen, zich minzaam
neerbuigen, in liefdevolle goedheid afdalen. Vergelijk de lof tot God op onze
verlossing in het Exsultet, de paasjubelzang aan het begin van de Paasvigilie:
“O mira circa nos pietatis dignatio. O inæstimabilis dilectio caritatis ut
servum redimeres, Filium tradidisti” – O hoe wondervol is de afdaling van uw liefde jegens ons.
O onwaardeerbare liefdesuiting: om de slaaf vrij te kopen hebt Gij de
Zoon prijsgegeven.
Het
begrip dignatio moet niet worden verward met het substantivum dignitas, -atis
f. dat betekenissen heeft als het waardig zijn, de waarde, verdienste, bijvoorbeeld
laudare aliquem pro dignitate: iemand vanwege zijn verdienste prijzen (Cicero);
dignitas consularis, de waardigheid van het ambt van consul. In metonymische
zin (betekenisverschuiving): 1.
uiterlijke waardigheid, uiterlijk eer, achting, rang, aanzien, bijv.,
altus dignitatis gradus, hoge rang (van waardigheid) en 2. innerlijke waarde,
eerwaardigheid, bijv. agere cum dignitate, met waardigheid handelen; dignitatem
servare, [zijn] waardigheid bewaren; res non habet dignitatem de zaak komt niet
met de waardigheid overeen (Cicero). Het
meervoud dignitates betekent ereambten
Pietas, - atis, f. : ook pietas kent een dubbele
beweging: de natuurlijke liefde van de vader / de moeder voor hun kinderen en
de respectvolle wederliefde van de kinderen voor hun ouders (piëteit) als ook
de liefdevolle bejegening van de naasten.
Binnen de antieke Romeinse godencultus was
“Pietas” een personificatie van de liefde tot de mensen en van de Romeinse
deugd Pietas, de staat en de eerbied voor de goden (vroomheid). Pietas bevatte
3 elementen: geloof in de goden, trouw aan het vaderland en respect voor de
ouders. Pietas werd voorgesteld als voor een altaar staand, met de linkerarm in
de hoogte geheven, terwijl zij in de rechterhand een offerschaal houdt, ofwel
strekt zij met een omsluierd achterhoofd haar beide handen uit, alsof zij tot
de goden bidt. Om haar betrekking tot de vrome liefde van kinderen voor hun
ouders aan te duiden staat een ibis of een ooievaar
aan haar voeten. Deze godin stond vaak afgebeeld op de keerzijde van Romeinse
munten met vrouwen van de keizerlijke familie aan de voorzijde, daar pietas een
passende deugd was voor keizerlijke vrouwen (bv. Flavia Maximiana
Theodora). De keizerlijke
vrouwen staan soms zelfs op de munten met het uiterlijk van de godin.
Dit klassieke begrip kreeg een nieuwe
christelijke betekenis in de relatie tussen Schepper-God-Vader en
schepselen-mensen-kinderen en duidt de vaderlijke genegenheid en liefdevolle
maar tegelijk gezaghebbende zorg van vader naar kind (en op deze wijze was het
synoniem met misericordia en clementia) aan en omgekeerd de
liefdevolle kinderlijke gehoorzaamheid met inbegrip van natuurlijke ontzag. Pietas
is een van de zeven Gaven van de Heilige Geest (verg. KKK 733-736; Jes. 11,2)
waardoor wij liefdevol en terecht dankbaar zijn ten opzichte van onze ouders,
verwanten en medeburgers, en ook tegenover alle mensen voor zover zij God
toebehoren of godvrezend zijn. Ten opzichte van de Moeder Gods en de Heiligen
komen daar de aspecten van vrome verering en piëteit bij. Kort samengevat “pietas” duidt op het
vervullen van godsdienstige plichten. Op God toegepast echter, betekent pietas
gewoonlijk Zijn genadige liefde jegens ons. In de oraties van het Romeins
Missaal komt het substantivum komt in verbindingen als: pietatis tuæ clementia,
pietas tua, pietas continua, immensa en ook als pleonasme: tuæ bonitatis
pietas.
Inmiddels zijn vele gebeden over de offergaven op dit weblog aan de orde gekomen. Iedere keer wordt daarin de kern van ons geloof besproken. Christus is omwille van ons heil op aarde gekomen en heeft zijn aardse leven gegeven omwille van onze zonden.
Op Witte Donderdag herdenken wij de instelling van het Sacrament van de Heilige Eucharistie. Iedere keer als wij de Eucharistie vieren vindt het wonder plaats dat de gaven van brood en wijn, die wij offeren, door Gods genade veranderen in zijn Lichaam en Bloed.
Onze gebeden stijgen op tot God (opwaarts) en Gods genade daalt op ons neer (neerwaarts). Er is met ander woorden een wisselwerking. In de oratie van vandaag komen zowel de opwaartse beweging (onze gebeden stijgen op – ascendant) als de neerwaartse beweging (gezuiverd door Uw tot ons afdalende gewaardiging - tua dignatione mundati) fraai aan de orde.
Hierbij past ook het gebruik van wierook. Wierook drukt eerbied uit voor het mysterie van Gods aanwezigheid onder ons. Al voor de christelijke tijden werd wierook gebruikt, als middel om de goden gunstig te stemmen. In het antieke Kanaän werd wierook gebruik in de Baalsriten. In de Joodse tempeldienst bevond zich voor het gordijn van het Allerheiligste het rookofferaltaar waar ’s morgens en ’s avonds een rookoffer met wierook gebracht werd. Wierook en mirre worden in het Oude Testament vaak genoemd.
De vroege christenen wezen de goddelijke verering van de keizer af en werden daarom vervolgd. Wierook werd door hen alleen bij begrafenissen gebruikt. Doorslaggevend voor de invoering van wierook in de christelijke kerkdiensten was de reorganisatie van de kerkleiding door keizer Constantijn.
De geurende rook van de smeulende wierookhars wordt tijdens de mis in de katholieke en orthodoxe kerk sinds ca. 500 n.Chr. tot heden vanuit wierookvaten verspreid als symbool voor het ten hemel opstijgende gebed. Het gaat dan meestal om een mengsel van wierook en andere rookmiddelen b.v. benzoë, mirre, galbanum, zistrose, styrax, laurier enz.
Wanneer tijdens de uitvaartliturgie een overledene bewierookt wordt, verwijst dat naar de opname van de overleden in het mysterie van God. Ook bewieroken we de Bijbel, de offergaven van Brood en Wijn en soms zelfs de mensen die in de kerk zijn. “Laat onze gebeden en offergaven tot U komen; maak ons in uw goedheid vrij van zonden”. God is bij ons!