Het Laatste Avondmaal. Mozaïek in de S.
Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Geef ons door dit heilzaam voedsel kracht om het Paasmysterie in ons vrucht te laten dragen
De
verlossing van de mensen en de volmaakte verheerlijking van de Vader heeft
Christus de Heer vooral voltrokken door het Paasmysterie van zijn zalig Lijden,
zijn Verrijzenis uit het dodenrijk en zijn glorievolle Hemelvaart, een mysterie
waarin Hij ‘onze dood heeft tenietgedaan door te sterven en ons leven hersteld
door te verrijzen’ (Missale Romanum, prefatie van Pasen). In dit mysterie (paschalis
sacramenti) – hier de H. Eucharistie – worden wij de Dood en de Verrijzenis
van Jezus deelachtig. Daardoor worden wij ‘een nieuwe schepping’ waarin wij nu,
als mens op aarde, weliswaar reeds het eeuwige leven bezitten, zoals Jezus in
Johannes 6, 54 zegt “Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwige
leven”, maar het eeuwig leven in zijn voltooiing licht pas aan het einde van
onze aardse loopbaan op. Dat is het uiteindelijke doel van onze herschepping.
Hier tussen in ligt ons leven waarin wij vrucht moeten dragen, rijke vrucht,
waartoe de Heer zo beslist in de gelijkenis van de wijnstok en de ranken aanspoort:
“Elke rank die geen vrucht draagt, snijdt de wijngaardenier af” (cf Jo 15, 6).
Het
Paasmysterie bewerkt deze vruchtbaarheid door het ontvangen van de heilige
Spijs (cibi salutaris). Het ontvangen
van Christus in H. Communie realiseert de voorwaarde immers om vrucht te
dragen: “Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem”
(Jo 6,56). Deze voorwaarde formuleert de Heer in het beeld van de wijnstok:
“Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los
van Mij kunt u niets” (Jo 15, 5).
Op de weg door het leven hebben christenen kracht (fortitudinem) nodig, en ook deze
ontvangen zij door de heilzame Spijs van de heilige Eucharistie.
Het is mogelijk dat de auteur van deze Postcommunio
heeft gedacht aan de vlucht van Elias voor koning Achab: hoe Jahweh de
vertwijfelde Elias met brood en water sterkte en hoe de profeet “uit kracht van
deze spijs” (“in fortitudine cibi illius”) veertig dagen en veertig nachten tot
aan de Horeb, de berg van Jahweh, kon lopen (1 Kon 19,8).
T e k s t
Missale Romanum
[MR] 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui ad æternam vitam in Christi resurrectione nos
reparas,
fructum in nobis paschalis multiplica sacramenti,
et fortitudinem cibi salutaris nostris infunde
pectoribus.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige, eeuwige God,
door de verrijzenis van Christus hebt Gij ons het
eeuwig leven teruggeschonken.
Laat het paasmysterie overvloedig vrucht in ons dragen
en vervul ons van de kracht van dit heilzaam voedsel.
Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
die ons in/door de verrrijzenis van Christus tot het
eeuwig leven herstelt,
vermeerder in ons de vrucht van het paasmysterie
en stort in onze harten de kracht van dit heilzame
voedsel.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
De Postcommunio
is een nieuwe compositie samengesteld voor MR 1970, maar bevat een inhoudelijke
overeenkomst en tekstelementen uit het Sacramentarium
Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316, 1e helft achtste eeuw) 467 alsmede
uit een twaalftal andere codices waarbij de tekst luidt: “Omnipotens sempiterne Deus, qui ad æternam vitam in
Christi resurrectione nos reparas, custodi opera misericordiæ tuæ et suavitatem
corporis et sanguinis domini nostri Iesu Christi unigeniti Filii tui nostris
infunde pectoribus.”
(E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VI, O-P, Brepols,
Turnhout 1995, p. 85-86, nr. 3888).
T e x t u e l e
a n a l y s e
1. Omnipotens sempiterne Deus,
2. qui ad æternam vitam in Christi resurrectione nos
reparas,
3a. fructum in nobis paschalis multiplica sacramenti,
3b. et fortitudinem cibi salutaris nostris infunde
pectoribus.
De eenvoudig geconstrueerde Postcommunio van deze
zondag bestaat uit één enkele zin, die opgebouwd is uit het adres (r. 1)
gevolgd door een relatieve bijzin in de indicativusvorm die een voortdurende
heilsdaad van God verwoordt waarop de bidder zich in de hoop op verhoring
beroept (r. 2), en de eigenlijke bede, in twee door de coniunctie et met elkaar verbonden halfzinnen (r.
3a-3b) vervat, met de prædicaten multiplica en infunde in de imperativusvorm
enkelvoud.
St
r u c t u u r a n a l y s e
Ad
1
Deus,
adres en hoogste vorm waarmee God wordt aangeroepen: vocativusvorm, met
vernoeming van twee specifiek goddelijke eigenschappen omnipotens en sempiterne,
almachtige en eeuwige, attributieve bepalingen van twee congruente
vocativusvormen.
Ad 2
Relatieve bijzin beginnend met qui als relativum
verwijzend naar Deus in r. 1 met prædicaat reparas
in de indicativusvorm præsens 2e persoon enkelvoud. Het prædicaat
staat in het præsens: Christus houdt namelijk
nooit op zich geheel en al voor ons te geven (Pref. III van Pasen)
Nos, ons, - object van
reparas in de accusativusvorm van het pronomen personale nos, wij.
In Christi resurrectione,
in de Verrijzenis van Christus, - bijwoordelijke bepaling samengesteld uit de
ablativusvorm resurrectione voorafgegaan en gedetermineerd door de prepositie in en nader bepaald door de
genitivusvorm Christi (genitivus subiectivus respectievelijk explicativus).
Ad æternam vitam,
tot/naar het eeuwige leven, - bijwoordelijke
bepaling bestaande uit twee congruerende accusativusvormen, geregeerd door de
prepositie ad.
Ad
3a
Multiplica, - vermenigvuldig, vermeerder, prædicaat in de
imperativusvorm van multiplicare met als object fructum paschalis sacramenti, de vrucht van het paasmysterie, op te
splitsen in de accusactivusvorm fructum
en de bijvoeglijke bepaling paschalis sacramenti, twee congruerende
genitivusvormen (genitivus explicativus, die fructum nader verklaart).
In nobis, in ons, - bijwoordelijke bepaling samengesteld uit
de prepositie in en de ablativusvorm nobis van het pronomen personale nos.
Ad 3b
Infunde, stort in, - prædicaat in de imperativusvorm van
infundo, 3, met als object fortitudinem
cibi salutaris, de kracht van de heilzame Spijs, samengesteld uit de
accusactivusvorm fortitudinem gevolgd door een bijvoegelijke bepaling in twee
congruerende genitivusvormen, (genitivus explicativus) die fortitudinem nader
illustreert.
Nostris pectoribus, in onze harten, in ons hart, - bij
woordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen
(ablativus loci).
De bijwoordelijke
bepalingen in nobis (r. 3a) en [infunde] nostris pectoribus (r. 3b) dekken
elkaar.
S t i j l f i g u r e n
Drievoudige hyperbaton (uiteenplaatsing van grammaticaal bij elkaar horende
elementen):
in [Christi] resurrectione (r.
2)
paschalis [multiplica] sacramenti (r. 3a)
nostris [infunde] pectoribus (r. 3b)
V o c a b u l a r i u m
Reparare,
reparavi, reparatum, 1
Het
verbum reparare betekent “repareren, herstellen, vernieuwen”. Het
wordt in de liturgische teksten gebruikt in relatie met de Verlossing, met het
Boetesacrament en de H. Eucharistie. In de handelstaal betekent het “inruilen,
verkrijgen, verwerven, bemachtigen”.
De verwante begrippen “reparatio,
reparator, reparabilis” laten zich onmiddellijk begrijpen.
Multiplicare, multiplicavi,
multiplicatum, 1.
Betekent betekent 1. vermeerderen,
vergroten en 2. vermenigvuldigen. En in passieve zin: zich vermenigvuldigen,
rijk worden.Een verwant begrip is multiplex,
het adiectivum voor iets ‘met veel plooien / vouwen’ of iets met veel
onderdelen. Vandaar de betekenissen: 1. veelvuldig 2. talrijk, groot, sterk 3.
veelzijdig, veelomvattend, moeilijk om te begrijpen en 4. veranderlijk,
onbestendig. Het basisbegrip plico
betekent samenvouwen, samenrollen, plooien. Denk aan de plissérok en ook aan
multiplex.
Infundere,
infudi, infusum, 3
Het
werkwoord infundo is in iets gieten, in laten vloeien, storten in, over,
uit, storten op, maar in de constructie van vandaag (infundere alicui aliquid): verschaffen,
bezorgen, schenken. Het kan ook eenvoudig betekenen: meedelen,
overbrengen, verstrekken. Het heeft ook de impact van “iemand een
medicijn toedienen”, spreiden over, verstrekken, verschaffen. (Vgl. ‘infuus’ in
het Nederlands).
Het sacrament van het Doopsel wordt toegediend middels
“infusio”: het doopwater wordt uitgestort over de dopeling, zodat het water langs
de huid vloeit.
We spreken ook over de theologische deugden van
geloof, hoop en liefde die bij de dopelingen worden ingestort (Catechismus van
de Katholieke Kerk 1813).
De openingsregel van het collectegebed van de 4e
zondag van de Advent en van het slotgebed van het Angelusgebed luidt: “Gratiam tuam, quæsumus, Domine, mentibus nostris
infunde”. De Menswording van Christus, Lijden en Verrijzenis staan
onder de werking van de Heilige Geest; zonder de Geest van God is ook de
verlossende deelname aan dood en verrijzenis niet mogelijk. Om deze heilige
Geest vraagt de Kerk, wanneer zij bidt om de Agratiam
infundere”, de uitstorting van de genade.
Pectus, - oris, onz.
Pectus heeft diverse betekenissen in fysiek en mentaal
opzicht. Fysiek gezien betekent het ‘de borst, bij mensen en dieren’ en
mentaal, met een morele inhoud, ‘hart, gevoel,’ als zetel van affectie, ‘moed,
dispositie’ en ook ‘ziel, geest, verstand, begrip’.
Voorbeelden: “Insere pectoribus nostris amorem tui
nominis”, stort in ons hart de liefde voor uw Naam (collecta zesde zondag na
Pinksteren) en bij de klassieke schrijvers: “toto pectore cogitare” (Cicero),
met heel zijn verstand doordenken/overwegen; “excidere pectore alicuius
(Ovidius), door iemand vergeten worden.
In de liturgie van de H. Mis kloppoen we ons op twee
momenten op de borst (schuldbelijdenis en Agnus Dei) als teken van ootmoed. De
paus kan ‘in pectore’ kardinalen benoemen, dat wil zeggen dat de naam tot een
nader moment geheim blijft. In het Nederlands kennen we de uitdrukking ‘Iets in
petto hebben (of houden)’, iets tot gelegener tijd bewaren, voor zich houden,
zoals hierboven is gezegd. De uitdrukking, teruggaand op het Latijn, is
ontleend aan het Italiaanse havere à petto, lett. in de borst, op het hart
hebben; in gedachten houden, achter de hand hebben.
Fortitudo, - inis, vr.
Qua vorm lijkt fortitudo
op een werkwoord in de eerste persoon, maar het woord is een vrouwelijk
substantivum met als basisbetekenis kracht. Fysiek en materieel gezien de
kracht van zowel mens als dier. In mentaal/geestelijk opzicht betekent
fortitudo: sterkte, standvastigheid, moed getoond bij het verduren of op zich
nemen van ontbering, vastberadenheid, onverschrokkenheid.
Slechts zelden werd in het klassieke Latijn fortitudo gebruikt ter aanduiding van
louter fysieke kracht. Het begrip heeft dus ook daar een morele connotatie en
betekent standvastigheid, dapperheid, vastberadenheid, manhaftigheid bij het
verduren of op zich nemen van moeilijkheden, lasten, ongemak, tegenspoed; ook
beslistheid, vastbeslotenheid, dapperheid, onversaagdheid.
In het christelijk spraakgebruik is fortitudo zowel een deugd als een gave van de
H. Geest. Deugden zijn te beschouwen als goede gewoonten, zij ‘wonen’ in ons op
stabiele wijze. In de Postcommunio van vandaag bidden we om de deugd van
sterkte, de bovennatuurlijke gewoonte die onder leiding van de H. Geest de ziel
de kracht geeft tot deugdzaam leven alsmede de kracht om obstakels en gevaren
te trotseren die we tegen kunnen komen. In het Responsorium breve van het Commune unius Martyris in de Lauden van het
Getijdengebed wordt de heilige die wordt herdacht het psalmvers Fortitudo mea et laus mea Dominus (Ps 117
(118) 14a) in de mond gelegd. In extreme situaties zoals het martelaarschap
ligt het voor de hand dat kracht wordt gezocht in Christus’ morele kracht en
vastberaden volharding die Hij toonde ten tijde van zijn Lijden en Dood. De
Heer maakt sterk wier zwakke krachten te kort schieten, Hij maakt hen sterk met
zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1
Kor 1,26-28). Dat die kracht dan ook wordt ingegoten blijkt uit de vele
beschrijvingen van de marteldood van (latere) heiligen.
De gave van sterkte beïnvloedt onder de inspiratie van
de Heilige Geest alle heldhaftige acties van de andere deugden. Het is de H.
Geest zelf die zó in onze ziel werkt, dat we met een onwrikbaar vertrouwen
groot gevaar of ernstige moeilijkheden kunnen weerstaan.
Fortitudo als deugd is de kracht die we nodig hebben
terwijl de gave het vertrouwen is. Niet-christenen kunnen wellicht de kracht en
de wil hebben om grote dingen tot stand te brengen, christenen daarentegen
plaatsen deze kracht en streven in het kader van een goddelijk Plan en Wil. Dat
stelt hen in staat verschrikkelijke folteringen, extreme pijn en gevaren te
vedragen omwille van een heilig motief (cf. St. Thomas van Aquino, STh II-II, q. 139, a. 1). Fortitudo geeft
ons de kracht te persisteren in de beoefening van de andere deugden, zij helpt
onze traagheid te boven te komen in het dienen van God of in het beleven van
onze roeping, zij maakt ons moedig vijandige aanvallen, hetzij van mensen
hetzij van demonen, te weerstaan, zij stelt ons in staat geduldig pijn te
verdragen en zelfs met vreugde, uit liefde voor het Kruis. We moeten God niet
vragen onze kruisen van ons weg te nemen, maar eerder bidden om de kracht deze
te dragen. De ongezochte verstervingen die het leven ons oplegt moeten we
vrijwillig, in vereniging met het Lijden van Christus, aanvaarden. De kracht
voor onze ziel en lichaam vinden we in de H. Eucharistie.
Salutare en salutaris
Het verbum salutare, I, betekent 1.
groeten, begroeten, iemand heil toewensen 2. redden, beschermen.
Salutaris, -
is, m., betekent zoals in de Postcommunio van deze zondag Redder, Heiland,
Verlosser en is qua betekenis synoniem met Redemptor, Verlosser.
Naast het substantief salus, utis, f., met betekenissen
1. het welvaren, gezondheid 2. heil, behoud, redding 3. redder, 4. heilwens,
groet 5. heilzame werking, komt het substantief salutare, is, n.,
voor met de betekenis van heil, hulp, redding. Dit is vooral het geval in de
psalmen van de Vulgaatvertaling van Sint Hieronymus, maar ook bij andere
christelijke schrijvers zoals Tertullianus, Augustinus, Cyprianus en in de
Brief van Clemens aan de Korinthiërs, 18 (“exspectabant salutare Dei Iesum
Christum”). In de openingszin van veel prefaties horen we zingen: “vere dignum
et iustum est, æquum et salutare…” - Waarlijk, passend en rechtvaardig is
het, billijk en heilzaam. Hier is salutare echter bijvoeglijk gebruikt
(salutaris, -e, heilzaam, reddend).
O v e r w e g i
n g
“Mortem nostram
moriendo detruxit en vitam resurgendo reparavit”, door te sterven vernietigde
Hij onze dood en door te verrijzen herstelde Hij ons leven (Pref. I van Pasen)
en “Vetustate destructa, renovantur universa deiecta, et vitæ nobis in Christo
reparatur integritas”, wat oud was is tenietgedaan, wat neerlag is tot nieuw
leven opgericht: in Christus is ons leven geheel en al hersteld (Pref. IV van
Pasen). Met deze prefaties die behoren tot het oude kerkelijke gebedserfgoed
wordt in het misformulier het Eucharistische dankgebed ingeleid. Het centrale
thema is de Verlossing door Christus: door Hem en in Hem is de gebroken band
met de Vader voorgoed hersteld. Het collectagebed van donderdag in de vierde
week van Pasen vat dit verlossingsmysterie in relatie met de H. Eucharistie
subliem samen: “Deus, qui humanam naturam supra primae
originis reparas dignitatem, respice
pietatis tuae ineffabile sacramentum, ut, quos regnerationis mysterio
dignatus es innovare,
in his dona tuae perpetuae gratiae benedictionisque
conserves”. God,
die de menselijke natuur herstelt en verheft boven zijn oorspronkelijke
waardigheid, gedenk het onuitsprekelijk sacrament van uw liefde: bewaar in
allen die Gij hebt willen herscheppen door het mysterie van de wedergeboorte
[ook in en door de H. Eucharistie], de gaven van uw eeuwige genade en zegen.
De oerzonde van
onze eerste ouders opende de weg tot de verheffing van het menselijk geslacht
tot een waardigheid welke die van de oorspronkelijke onschuld overstijgt. Dit
roept de concepten op van de felix culpa die
we in de Paaswake hoorden bezingen in het Exsultet.
We zijn in de Paastijd en daarom is het niet verwonderlijk hoe vaak
het woord ‘nieuw' voorkomt in de prefaties, oraties en lezingen van Mis en
Getijden. Het gaat over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; over het nieuw
Jeruzalem; het gaat over een nieuw gebod; we horen God zeggen: “Zie Ik maak
alles nieuw” (Apoc 21, 5). Inderdaad speelt het woord ‘nieuw' een grote
rol in ons christelijk leven. Dat kan al moeilijk anders, want wij geloven dat
God de Schepper is van hemel en aarde. Over scheppen spreek je alleen als er
iets compleet nieuws wordt gemaakt. Elke mens is compleet nieuw, want er is nog
nooit eerder, onder al die miljarden mensen, iemand geweest waarvan een mens
een kopie is. God maakt alles nieuw. Dat is ook het geheim van Jezus' omgang
met de mensen. Hij komt niet terug op iemands verleden. Hij geeft zondaars
altijd de kans opnieuw te beginnen, zelfs op het laatste nippertje zoals de
Goede Moordenaar. Hij kan vergeten en vergeven, omdat Hij alleen maar
geïnspireerd wordt door het nieuwe. Voor God is vergeven exact hetzelfde als
vergeten. En dat komt enkel en alleen omdat Hij alles nieuw maakt.
Binnen enkele weken zal de Kerk in haar
pinksternoveen weer bidden: “Emitte Spiritum tuum, et creabuntur, et renovabis
faciem terræ, alleluia”, zend uw Geest en alles zal herschapen worden, en Gij
zult het aanschijn der aarde vernieuwen. Deze vernieuwing in de H. Geest stond
ook Jezus voor ogen, toen Hij bij zijn afscheidsrede zijn leerlingen toesprak: "Een nieuw gebod geef Ik u: gij
moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad. Hieruit zullen allen kunnen
opmaken dat gij mijn leerlingen zijt" (Jo 13, 34-35). Zoals God aan het
oude Israël eerst zijn heerlijkheid toonde door het van de dood te redden, en
het daarna in de tien geboden de opdracht gaf door hun vertrouwen Hem te eren
en te danken en elkaar te redden uit alle nood, zo moesten zij nu God
verheerlijken, op de Verrezen Heer vertrouwen en elkaar liefhebben, in zijn
Naam gered worden en de anderen redden.
Op het moment dat
de priester zich in de Postcommunio biddend tot de Vader wendt, hebben wij de
Heer in ons innerlijk ontvangen, zelfs fysiek gezien is Hij werkelijk en
waarachtig in ons tegenwoordig, in ons hart, in onze ziel. “Nostris
pectoribus”, in ons hart, dat de dimensies bevat voor het goed ontvangen van de
H. Communie. Elke H. Communie zou ons moeten doen herrijzen, de oude mens
afleggen en de nieuwe aantrekken, wij zouden vriendelijk en goedgezind als
duiven onze naasten moeten bejegenen en geslepen als slangen, de werken van de
wereld moeten onderscheiden, onbedwingbaar zijn als leeuwen ten overstaan van
de kwade die als een brullende leeuw de wereld rondgaat op zoek naar wie hij
kan verslinden (1 Pe 5, 8), gereed tot de strijd tegen elk soort van
vijandelijke aanvallen. Terwijl wij te Communie gaan en ook
aansluitend in de dankzegging die er op volgt, kunnen we de intentie maken om
God, met de hulp van Maria, de deugd van sterkte te vragen en de groei in
dezelfde deugd, gave van de H. Geest.