Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Apología prima sancti
Iustíni mártyris pro Christiánis
(Cap. 61: PG 6, 419-422)
Vocátur autem lavácrum illud
illuminátio, eo quod mente illuminéntur qui hæc discunt. Sed et in nómine Iesu Christi
sub Póntio Piláto crucifíxi, et in nómine Spíritus Sancti, qui per prophétas
ómnia ad Iesum spectántia prænuntiávit, is qui illuminátur, ablúitur.
Tweede lezing
Uit de eerste Apologia voor de Christenen,
door de H. Justinus, martelaar
(Cap. 61: PG 6, 419-422)
Het bad der wedergeboorte
Nu zullen we uiteenzetten, hoe wij ons,
door Christus hernieuwd, aan God hebben toegewijd.
Al degenen, die ervan overtuigd zijn en
geloven, dat wat wij hebben voorgehouden en gezegd, waarachtig is, en beloofd
hebben ook aldus te kunnen leven, wordt geleerd, na gebed en vasten, God om
vergeving te bidden van hun vroegere zonden, terwijl wij met hen meebidden en
vasten.
Daarna worden zij door ons naar een plaats
geleid, waar water is, en ontvangen op dezelfde wijze de wedergeboorte, waarin
ook wijzelf herboren werden. Want in de Naam van de Vader van heel de schepping
en van onze Heer en God en Zaligmaker Jezus Christus en van de Heilige Geest
ontvangen zij dan de afwassing met het water.
Christus heeft immers gezegd: Als gij niet herboren wordt, zult gij het
rijk der hemelen niet binnengaan. Het is voor iedereen duidelijk dat het
daarentegen onmogelijk is, om eenmaal geboren weer terug te keren in de moederschoot.
Door Jesaja ook is gezegd, hoe zij, die
gezondigd hebben en boetvaardigheid hebben gedaan, voortaan de zonden kunnen
vluchten. Want hij heeft zo gesproken: Was
u eerst en wordt rein! Weg, uit mijn ogen met uw boosheid; leert het goede
doen, geeft de wees wat hem toekomt, neemt het op voor de weduwe; en komt, dan
maken wij er met elkaar een eind aan, spreekt de Heer. En al waren uw zonden
als purper, Ik zal ze wit maken als wol, en al waren ze als scharlaken, Ik zal
ze witter maken dan de sneeuw. Maar als gij niet naar Mij luistert, zal het
zwaard u verslinden. Want dit heeft de mond des Heren uitgesproken.
Deze denkwijze hierover hebben wij van de
Apostelen ontvangen. Wanneer wij bij onze eerste geboorte onbewust door een
zekere natuurdrang uit vochtig zaad en door paring van onze ouders geboren
zijn, en in slechte zeden en verderfelijke instellingen zijn opgevoed – om nu
geen kinderen te blijven van een natuurdrang en van onwetendheid, maar om
kinderen te worden van uitverkiezing en van diepere kennis, en om door het
water de vergiffenis van onze zonden te verkrijgen, die wij vroeger bedreven
hebben – zo wordt over hem, die herboren wil worden en boete heeft gedaan over
zijn zonden, de Naam van ons aller Vader en Heer-God uitgesproken, en zo noemen
wij Hem alleen maar, wanneer wij de dopeling naar het waterbad geleiden.
Want niemand kan een naam aangeven voor de
onuitsprekelijke God. Want als iemand zou durven beweren, dat Hij wel een
bepaalde naam heeft, moet die mens wel hopeloos dwaas zijn.
Dit waterbad wordt verlichting genoemd,
omdat zij, die dit ervaren, geestelijk worden verlicht. Maar ook in de naam van
Jezus Christus, die onder Pontius Pilatus gekruisigd werd, en in de naam van de
heilige Geest, die door de profeten alles, wat Jezus betreft, heeft voorspeld,
wordt hij, die verlicht wordt, afgewassen.