maandag 2 mei 2022

Preek van onze Pastoor op 3 mei 2021, H. Jacobus de Mindere, geestelijke vader Orde H. Graf "Tastbare bewijzen dat mensen van alle tijden bereid waren hun leven voor Jezus te geven".

(2021) Vandaag vieren wij het feest van de H. Apostel Jacobus. Hij wordt weliswaarde Mindere genoemd, maar was zeker niet de minste. Integendeel: hij geldt niet alleen als Broeder de Heren, maar ook als bisschop van Jeruzalem. Het is Eusebius, in de vierde eeuw, bisschop van Caesarea, die ons een lijst met de namen van de eerste 36 bisschoppen van Jeruzalem heeft overgeleverd, een lijst die hij terugvoert op de Jacobus die wij vandaag gedenken. Eerst leidde hij samen met Petrus de eerste christengemeente aldaar, maar toen Herodes Agrippa Petrus wilde doden en Petrus Jeruzalem ontvluchtte, komen we Jacobus tegen als de belangrijkste vertegenwoordiger van de christengemeente aldaar, Jacobus die in het jaar 62 de marteldood stierf. Volgens Clemens van Alexandrië (+ 215) werd deze Jacobus al door zijn tijdgenoten vanwege zijn buitengewone deugdzaamheid ook wel ‘de rechtvaardige’ genoemd. Volgens Eusebius zou Jacobus zelf altijd verklaard hebben dat hij nog door Petrus, Jacobus (de Meerdere) en Johannes als bisschop van Jeruzalem was aangesteld.

 Onder Jacobus’ opvolger Simeon nam de christengemeente van Jeruzalem tijdens de Joodse opstand in het jaar 66 de wijk naar Pella in het huidige Jordanië. Onder leiding van Titus sloegen de Romeinen de opstand neer en namen ze de stad in. In het jaar 70 werd niet alleen de stad, maar ook de tempel verwoest; slechts drie torens van het paleis van Herodes bleven intact, evenals een gedeelte van de westelijke stadsmuur. Flavius Josephus meldt dat gedurende de hele opstand meer dan een miljoen mensen het leven lieten. Ondanks het feit dat de stad helemaal verwoest was, keerden de christenen weer terug en Eusebius somt tot de opstand van Bar Kochba 60 jaar later (132) in totaal 15 bisschoppen op. Omdat Simon Bar Kochba door veel Joden als profeet en Messias werd gezien, weigerden de christenen andermaal aan de opstand deel te nemen. De opstand werd in het jaar 135 door keizer Hadrianus hardhandig neergeslagen. Dit keer vielen er ‘maar’ 580.000 dodelijke slachtoffers.

 Omdat de Joden voortaan de stad niet meer mochten betreden, traden er sindsdien bisschoppen van heidense, d.w.z. Griekse origine aan. Ook verloor de bisschopszetel van de nieuwe Romeinse kolonie in Jeruzalem (Aelia Capitolina) haar zelfstandigheid en werd ze afhankelijk van de metropolitane zetel van Caesarea. Pas in 325 kreeg Jeruzalem haar kerkelijke zelfstandigheid weer terug, toen de bisschop van Jeruzalem de titel patriarch kreeg. Tot die tijd noemt Eusebius in totaal 36 bisschoppen, waarvan Jacobus dus de eerste was. Ondertussen was van de oude stad van Jezus’ dagen weinig of niets meer over. Op de vernielde tempelberg had Hadrianus een tempel voor Jupiter laten bouwen en (nota bene!) op de berg Golgotha een tempel voor Venus. Toch probeerden de christenen de laatste tastbare herinneringen aan Jezus’ lijden, sterven en verrijzen zo goed mogelijk te bewaren.  Iemand die zich daar bijzonder voor verdienstelijk heeft gemaakt was met name Jacobus’ opvolger Simon of Simeon, de zoon van Klopas die de Kerk van Jeruzalem leidde tot het jaar 107, het jaar van zijn martelaarschap. Toen bisschop Melito van Sardes in het jaar 160 Jeruzalem bezocht, noteerde hij dat de lokale christenen hem rondleidden naar alle plaatsen die verbonden waren met Jezus’ lijden, sterven en verrijzen, zoals het heilig Graf waarover de Romeinse keizer Constantijn later (in de vierde eeuw) een kerk liet bouwen.

 Natuurlijk gaat het daar in ons geloof niet om, uiteindelijk gaat het om Jezus en zijn blijde boodschap; daarvan leven wij. Maar zonder dergelijke tastbare getuigenissen lopen wij wel het risico dat geloof iets wereldvreemds wordt, dat het loskomt van de harde realiteit die het leven soms is. Dat mensen van alle tijden, zoals de heilige bisschop Jacobus van Jeruzalem die wij vandaag gedenken, bereid waren en nog altijd bereid zijn er hun leven voor te geven, ook dat getuigt van de incarnatie van het geloof als ik het zo mag zeggen, het geloof in Jezus dat in een mens zoals U en ik handen en voeten krijgt, zoals het Gods Woord, de Blijde Boodschap ook in Jezus zelf handen en voeten kreeg, niet alleen in zijn leven, maar ook in zijn lijden en sterven, ja zelf in zijn verrijzenis. Het is juist de verrijzenis die laat zien is dat ook de aardse realiteit voorbestemd is te delen in de glorievolle heerlijkheid van de kinderen Gods (vgl. Rom.8,21).