Eerste lezing (Deut. 4, 1-2.6-8)
Uit het boek Deuteronomium.
Mozes sprak tot het volk en zei:
“Luister dan, Israël,
naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer
en handel daarnaar.
Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land
dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt.
Aan wat ik u voorschrijf
moogt gij niets toevoegen
en er niets van afdoen;
ge moet de geboden van de Heer uw God onderhouden,
die ik u geef.
Handel ernaar in het land dat gij in bezit gaat nemen
en brengt ze stipt ten uitvoer,
want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken.
Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen:
“Dat machtige volk is wijs en verstandig.”
“Is er soms een andere grote natie
aan wie hun goden zo nabij zijn
als de Heer onze God ons nabij is
zo vaak wij hem aanroepen?
Of is er een andere grote natie,
die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft
als de wet die ik u heden geef?”
Tweede lezing (Jak. 1, 17-18.21b-22.27)
Uit de brief van de heilige apostel Jakobus.
Broeders en zusters,
elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven,
van de Vader der hemellichten,
bij wie geen verandering is of verduistering door omwenteling.
Uit vrije wil heeft Hij ons het leven geschonken
door het woord der waarheid,
zodat wij in zekere zin de eerstelingen onder zijn schepselen zijn.
Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan
dat in u werd geplant
en dat de kracht bezit uw zielen te redden.
Weest uitvoerders van het woord
en niet alleen toehoorders;
dan zoudt gij uzelf bedriegen.
Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en
Vader is dit:
wezen en weduwen opzoeken in hun nood
en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld.
Evangelie (Mc. 7, 1-8.14-15.21-23)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Eens kwamen de Farizeeën
en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen,
en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine,
dat wil zeggen, ongewassen handen aten.
De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen;
komen ze van de markt,
dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben;
zo zijn er nog vele dingen
waaraan ze bij overlevering vasthouden:
het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk.
Daarom
stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag:
“Waarom gedragen uw leerlingen zich niet
volgens de overlevering van de voorvaderen,
maar eten zij met onreine handen?”
Hij antwoordde hun:
“Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven:
Dit volk eert Mij met de lippen
maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin,
en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen
en houdt vast aan de overlevering van mensen!”
Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen:
“Luistert allen naar Mij en wilt verstaan:
niets kan de mens bezoedelen
wat van buiten af in hem komt.
Maar wat uit de mens komt,
dat bezoedelt de mens.
Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen
komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,
echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog,
losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.
Al die slechte dingen komen uit het binnenste
en bezoedelen de mens.”