Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
Geef
dat wij zo leven om U in alles welgevallig te kunnen zijn
I n l e i d i n g
De H. Eucharistie heeft een centrale plaats in het
leven van de christen. Uit de liturgie van de Kerk en vooral uit de H.
Eucharistie stroomt ons als uit een levende bron genade toe en worden op de meest krachtdadige wijze de
heiliging van de mensen en de verheerlijking van God in Christus verwerkelijkt
(cf Constitutie over de H. Liturgie, 10). In de H. Eucharistie schenkt God ons
het ware manna, waarop de mensheid wacht, het ‘Brood uit de hemel’ dat ons ten
diepste leven geeft.
Het is daarom niet verwonderlijk dat het
eucharistische Brood in de eucharistische gebeden als remedie, als heelmiddel
voor het innerlijk leven van de mens wordt beschouwd.
Elke biddende persoon weet dat zijn hart in veel
opzichten gewond is. Hij weet hoe ver hij nog van de volkomen genezing
verwijderd is en bidt daarom de barmhartige God, hem als de barmhartige
Samaritaan door middel van de heilige Eucharistie de volle genezing te
schenken.
De wonden waarvan de oratie spreekt zijn vooral de
zonden die onze ziel verhinderen vrij op te stijgen tot het onverstoorbare
licht van God, waardoor wij God niet optimaal kunnen behagen. Ons hart,
misvormd door de zonden, kunnen we niet zelf hervormen. Van de H. Communie
verhopen wij daarom genezing, herstel van onze innige betrekking met God en
zijn duurzame hulp, zodat wij Hem welgevallig kunnen zijn als “candor lucis
æternæ”, als een afstraling van het
eeuwige licht, zoals zijn geliefde Zoon dat is.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Plenum,
quæsumus, Domine, in nobis remedium tuæ miserationis operare,
ac
tales nos esse perfice propitius et sic foveri,
ut
tibi in omnibus placere valeamus.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
1979
Heer,
laat ons in uw barmhartigheid uw heilzame kracht ten volle ervaren.
omring
ons met uw zorg om zó te leven
dat
wij U in alles welgevallig kunnen zijn.
Werkvertaling
Werk, vragen wij [U], Heer, het heilmiddel van uw
erbarming ten volle in ons uit,
en verwezenlijk in uw goedheid dat wij zó leven en zó worden gekoesterd,
dat wij U in alles kunnen behagen.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De brontekst van
de Postcommunio [PC] van deze zondag vinden we in het Sacramentarium Gelasianum
Vetus (Vat. Reg. lat. 316) 773, eerste helft achtste eeuw en daarnaast in de
Codices Avignon, Bibl. Mun. 136, f. 259
en Roma, Vatic. Ottob. Lat. 356: Missaal van de Romeinse Curie, 259, 14e eeuw, onder de rubriek: Orationes de
episcopis ordinandis post communionem, met minimale tekstvarianten. Ook in de
Codex Metz, Biblioth. Munic., 334 (11e eeuw), f. 185. In MR 1962, 822 vinden we
de tekst als postcommunio van het misformulier: In consecratione episcopi, Bij
de wijding van een bisschop.
(E. Mœller, J.M.
Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus
Orationum, VI, O-P, Brepols, Turnhout 1996, p. 257, nr. 4279).
G e t u i g e n
i s s e n v a n d e V
a d e r s
Ignatius van Antiochië, bisschop en martelaar,+ 107:
“…terwijl gij één brood breekt, dat het geneesmiddel
tot onsterfelijkheid is, een tegengif waardoor wij niet sterven, maar in Jezus
Christus leven voor eeuwig”.
Brief
aan de Efesiërs. 20,2
Ambrosius, bisschop van Milaan en kerkvader
(339-397):
“Zo dikwijls als wij dit sacrament ontvangen,
verkondigen wij de Dood des Heren. Als wij zijn Dood verkondigen, dan ook de
vergiffenis der zonden. Als zijn Bloed, telkens
wanneer het vergoten wordt, tot vergiffenis der zonden vergoten wordt, moet ik
het ook steeds weer ontvangen, opdat het mij steeds weer mijn zonde vergeve.
Omdat ik steeds weer zondig, moet ik steeds weer een geneesmiddel hebben.”
De
Sacramentis, IV
“Wie een wonde heeft zoekt een geneesmiddel. De wonde
is, dat wij aan de zonde zijn onderworpen, het geneesmiddel is het hemels en
eerbiedwaardig sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus”.
De
Sacramentis, V
Augustinus, bisschop van Hippo en kerkvader (354-430):
“Wie mijn Vlees
eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en ik in Hem” ( Jo 6,57) […]
Gij kunt dus slechts dan goed leven, als Hij u helpt,
als Hij het u geeft, als Hij het u schenkt. Daarom: bidt en eet. Bidt, dan zult
gij bevrijd worden van deze moeilijkheden. Hij zal u immers verzadigen (en u
helpen) zowel bij het goed doen, als bij het goed leven”.
Uit:
Sermo Mai 129.Over Johannes 6, 51-58.
Johannes Chrysostomus, bisschop van Antiochië en Constantinopel,
kerkvader (344-407):
“Geen brood is zo noodzakelijk, als hetgeen ons hier
wordt geboden. […] Wat u aan deze dis wordt voorgezet is een heilzame artsenij
voor de wonden der ziel; het is een onuitputtelijke schat, de sleutel van het
rijk der hemelen”.
Uit:
Homilia in Nativitate Christi, Kerstdag 386 te Antiochië.
T e x t u e l e
a n a l y s e
1a.
Plenum, quæsumus, Domine, in nobis remedium tuæ miserationis operare,
1b.
ac tales nos esse perfice propitius et sic foveri,
2.
ut tibi in omnibus placere valeamus.
Deze
klankrijke oratie leent zich met name door de welluidende slotlettergrepen op –
are, (r. 1a), op – eri (r. 1b) en op – amus (r. 2) uitstekend om in de eigen
zang van de Kerk, het gregoriaans, te worden gezongen. En dat ligt voor de hand
daar het de postcommuniotekst van het misformulier voor de bisschopswijding
betreft, dat bestemd is voor een grote plechtigheid waar de gehele gelovige
gemeenschap bijeenkomt en in volle waardigheid viert.
De
oratie bestaat uit één doorlopende zin, op te splitsen in een hoofdzin, die
weer uiteenvalt in twee nevengeschikte halfzinnen verbonden door de coniunctie
ac (= en, maar ook, en ook), waarin een tweeledige bede is vervat in de
imperativusvormen operare en perfice. De hoofdzin wordt gevolgd door een
finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolgaanduidende bijzin in de
coniunctivusvorm, ingeleid door het voegwoord ut, waarmee het verhoopte effect
van de bede, c.q. van het ontvangen van de H. Communie, wordt uitgedrukt.
Ad
1a
Operare,
bewerk/werk uit - prædicaat in de imperativusvorm van het deponens operari,
operatus sum, - bezig zijn met, arbeiden, werken, beschouwen.
Domine,
[o] Heer, - aanspreektitel in de vocativusvorm van Dominus.
Quæsumus,
vragen/bidden wij – tussenzin van op zichzelf staand prædicaat. De functie van
quæsumus is reeds dikwijls besproken.
Plenum
remedium tuæ miserationis, het volle heilmiddel (letterlijk) van uw erbarmen –
object bij het prædicaat in de accusativusvorm van de congruerende begrippen
plenum en remedium gevolgd door de bijvoeglijke bepaling tuæ miserationis in de
genitivusvorm: genitivus explicativus / qualitatis.
In
nobis, in ons – bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm van nos, bepaald
door de præpositie in (+ abl.): ablativus loci.
Ad
1b
Perfice,
verwezenlijk – prædicaat in de imperativusvorm van het verbum perficere,
perfeci, perfectum, 3, een werkwoord met
veel betekenissen(zie vocabularium).
Tales
nos esse en et sic foveri ; dat wij zo(danig) zijn/leven en zo worden gekoesterd:
twee a.c.i.-constructies waarbij ook de accusativusvorm nos bij de infinitivus
passivi foveri getrokken kan worden.
Propitius,
welwillend, in uw goedheid, - bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat
perfice.
Ad
2
Valeamus
placere, [op-/zodat] wij kunnen behagen – prædicaat in de coniunctivusvorm
vanwege het voegwoord ut en derhale het consecutieve of finale karakter. Het
hulpwerkwoord valeamus wordt gevolgd door de infinitief placere.
Valere,
valui (valiturus), 2, heeft betekenissen als: 1. krachtig, sterk, gezond zijn;
hiervan afgeleid vale, valete! Gegroet, vaarwel! Vale herinnert u zich uit de
Maria-antifoon Ave, Regina cælorum: “vale, o valde decora, et pro nobis
Christum exora”, gegroet, o wonderschone, en bid Christus voor ons. 2. macht, invloed hebben 3. gelden, waard zijn
4. vermogen, kunnen.
Tibi,
[aan] U, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi, van
voordeel).
Bij
het verbum placere, iemand behagen / behagen aan, staat het object gewoonlijk
in de dativusvorm.
In
omnibus, in alles, - bijwoordelijke bepaling, gevormd door het præpositum in
dat de ablativusvorm regeert: ablativus
respectus / limitationis.
S t i j l f i g u r e n
Hyberbaton
(uiteenplaatsing van bij elkaar horende begrippen): plenum […] remedium (r. 1a)
Klank-
en eindrijm in plenum en remedium (regel 1a).
Klank-
en eindrijm in quæsumus (r. 1a), propitius (r. 1b), omnibus
en valeamus (r. 2).
Antithese
van nobis en tuæ (r. 1a).
Alliteratie
van perfice en propitius (r.
1b).
A.c.i.
(accusativus cum infinitivo)-constructie ac tales nos esse et sic foveri (r. 2)
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Remedium, -I, (onz.)
Een aantal begrippen uit de tekst van de Postcommunio van deze zondag
werd reeds besproken. Daarom kijken we deze keer naar het begrip remedium.
In het Nederlands heeft ‘remedie’ de volgende betekenissen: 1)
artsenijmiddel 2) geneesmethode 3) geneesmiddel 4) geneesproces 5) geneeswijze
6) herstelmiddel 7) hulpmiddel 8) kuur 9) medicament 10) medicijn 11) middel
12) middel tot herstel 13) oplossing.
Basaal heeft het begrip dus een medische betekenis, vooral met de
connotaties “tegengif”of “van voorbehoedende, preventieve aard” en kreeg
vervolgens een algemene betekenis als middel dat bedoeld is om iets dat
ongewenst is te verbeteren of te voorkomen.’
De woorden remedium, medicina, medela en medicatio komen herhaaldelijk
terug in de teksten van de postcommunio, prefatie en soms in het gebed over de
gaven en drukken een van de vele (te) ontvangen genadegaven in de H. Communie uit
alsook hun effect of uitwerking in het leven van de ontvanger. De vertaling van
het begrip zoals bedoeld in de oraties laat zich dus het best afleiden uit de
context.
Dat het medische concept prevaleert geldt zeker voor de volgende
tekstfragmenten:
“sanctifiationis tuis […] remedia nobis æterna proveniant”, mogen uw
heiligende gaven…voor ons hulpmiddelen zijn ter eeuwige zaligheid (Postcomm.
Sacramentarium Leonianum, 44,10 en 17e zondag na Pinksteren, MR 1962):
definitieve genezing van onze ondeugden in het eeuwig leven;
“de munere temporalis fiat nobis remedium sempiternum”, […] van een
gave in de tijd worde het ons een geneesmiddel voor de eeuwigheid (Postcomm.
donderdag na Passiezondag, MR 1962);
“Sumpto […] unico ac salutari remedio, Corpore en Sanguine tuo pretioso”,
nu wij het enig en zaligmakend heilmiddel, uw kostbaar Lichaam en Bloed, hebben
genuttigd (postcommunio 22 juli, H.Maria Magdalena, MR 1962).
In het eerste collectegebed van Quatertemperwoensdag in september (MR 1962) wordt de
barmhartigheid van God als heilmiddel beschouwd: “Misericordæ tuæ remediis […]
fragilitas nostra subsistat”, moge onze zwakke natuur standhouden door de
heilmiddelen van uw barmhartigheid.
In de secreta van het misformulier Voor de overledenen (MR 1962) wordt
genezende kracht toegeschreven aan het H. Misoffer: “Munera […] quæ tibi pro
anima famuli tui N. offerimus, placatus intende; ut remediis purgata
cælestibus, in tua pietate requiescat”, zie genadig neer op de gaven die wij U
voor de ziel van uw dienaar N. aanbieden, opdat zij [de ziel], gezuiverd door
hemelse heelmiddelen, in uw liefde moge rusten.
In de postcommunio van het misformulier Ten tijde van oorlog (MR 1962)
heeft ‘remedium’ een morele strekking: “ut tranquillitate pacis tua potestate
servata, ad remedia correctionis utamur”, opdat wij de rust van de vrede, die
door uw macht wordt bewaard, als een geneesmiddel tot verbetering gebruiken.
De volgende uitdrukkingen komen als uitwerking van de H. Eucharistie/H.
Communie frequent in de oraties voor:
“remedium sempiternum”, geneesmiddel voor de eeuwigheid (zie boven);
“remedia æterna”, geneesmiddelen voor de eeuwigheid (postcomm.
quatertemperzaterdag Vasten MR 1962);
“remedium […] perpetuæ (æternæ) salutis”, heilmiddel ter eeuwige
zaligheid (secreta 11 sept. MR 1962).
De H. Eucharistie is - zoals we
onlangs zagen in de Inleiding van de Postcommunio van de 19e zondag door het
jaar – door de H. Ignatius van Antiochië beschreven als φάρμακον άθανασίας / phármakon
athanasfas, een heilmiddel voor onsterfelijkheid, een wijd verspreide
medisch-technische term voor een zalving als panacee tegen ziektes, die iemand
dus onsterfelijk maakte. Tegenover deze heidense theorie stelde Ignatius dat er
slechts één enkel Brood is als heilmiddel voor onsterfelijkheid, namelijk het
Brood waaronder het verheerlijkte en onsterfelijke Lichaam van Christus schuil
gaat. De H. Eucharistie is het heilmiddel bij uitstek dat de onsterfelijkheid
herstelt die verloren ging door de zonde. Ofschoon adjectieven als “æternum” en
“sempiternum” lijken aan te tonen dat “remedium” onsterfelijkheid betekent in
eschatologische zin, is dit ook reeds een realiteit in het aardse leven. Uitdrukkingen als “temporalis vitæ nobis
remedia præbeant, et æternæ”, dat zij [de HH. Sacramenten] ons geneesmiddelen
schenken voor het tijdelijke en eeuwige leven (postcomm. 28 jan., H. Agnes, MR
1962);
“præsens […] remedium […] et futurum” , een heilmiddel voor het heden
en voor de toekomst (postcomm.
quatertemperzaterdag Advent, MR 1962) tonen dit duidelijk aan.
MR 1970 geeft hetzelfde perspectief
in de postcommunio van het misformulier voor de 7e dag onder het Octaaf
van Kerstmis: “præsentia pietatis tuæ remedia capiat et futura” , laat het de
steun van uw liefde in het heden en in de toekomst verwerven.
Ook in het collectegebed van woensdag in de 3e week van de Advent (MR
1970): “ventura sollemnitas […] et præsentis nobis vitæ remedia largiatur, et
præmia æterna” worden de heilzame gaven voor dit leven hier en nu én het eeuwig
geluk in het leven hierna als effecten gevraagd van het komende hoogfeest van
Kerstmis.
Dus ook de tekstfragmenten “cælestis remedii plenitudine gloriemur” ,
dat wij ons over de volle uitwerking van
dit hemels geneesmiddel kunnen verheugen (postcomm. 11e zondag na Pinksteren,
MR 1962) en “cælestis remedii faciat esse consortes”, en ons deelachtig maken
aan dit hemels heilmiddel (postcomm. maandag na de 2e zondag van de Vasten, MR
1962) wijzen naar de H. Eucharistie als genezende en herstellende kracht voor
onze bovennatuurlijke vitaliteit die essentiëel is voor ons leven hier en nu
alsmede voor het toekomstige.
(Cf. Sr. Mary Pierre
Ellebracht C.Pp. S., Remarks on the vocabulary of the ancient orations in
the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva.
Nijmegen-Utrecht, 1966, lemma remedium,
p. 186-187 en A. Blaise, Le Vocabulaire Latin des principaux thèmes
liturgiques. Ouvrage revue par Dom A. Dumas o.s.b. , Brepols Turnhout 1966, lemma remède,
§ 253, p. 399-400).
Perficere,
perfeci, perfectum, 3.
heeft
de volgende betekenissen: 1. ten einde brengen, voltooien, afmaken, afweken 2.
verwezenlijken, volbrengen 3. bereiden 4. Tot een goed einde brengen, doorzetten,
bereiken 5. bevestigen, vastmaken 6. aantonen, aanwijzen.
T o e l i c h t i n g
Talrijke auteurs en ook heiligen hebben over de barmhartigheid van God
geschreven. In de herinnering van velen is wellicht ook de encycliek van
Johannes-Paulus II, “Dives in misericordia”( Ef 2,4), 30 november 1980, God,
die rijk is aan erbarming, bewaard, met heldere en mooie beschouwingen. Paus
Johannes-Paulus II stierf op 2 april
2005, laat in de avond, vooravond van de Zondag van de Goddelijke
Barmhartigheid. Voor het Regina cæli ‘s anderendaags had hij een toespraak
voorbereid die later postuum op die zondag, 3 april, werd voorgelezen. Uit zijn
laatste woorden het volgende citaat: “Aan de mensheid die soms verdwaald lijkt
en overheerst schijnt te worden door de macht van het kwaad, het egoïsme en de
angst, schenkt de verrezen Heer zijn liefde, die vergeeft, verzoent en het hart
opent voor de hoop. Het is een liefde die de harten bekeert en vrede schenkt.
Wat heeft de wereld het nodig deze Goddelijke Barmhartigheid te verstaan en te
ontvangen!”
Gods grootheid is niet te doorgronden. Krachtens zijn goddelijke kracht
is Hij de zwakke mens te hulp gekomen. Uit onze eigen sterfelijkheid heeft Hij
het geneesmiddel (remedium) ten leven genomen en aan hen die verloren waren,
heeft Hij langs de weg van hun ondergang behoud en redding gebracht door Jezus
Christus, Zijn geliefde Zoon (cf Prefatie III zondagen door het jaar). Aan
armen verkondigde Hij de blijde boodschap en genas rouwmoedigen (cf Is 61,1;
Luc 4,18) als Geneesheer voor lichaam en ziel (cf H. Ignatius van Antiochië. Ad
Ephes 7,2) en Middelaar tussen God en de mensen (cf 1 Tim 2,5).
Het Exsultet (Paasjubelzang) van de Vigilieviering van Pasen
drukt dit opus misericordiæ als volgt uit: In het verre verleden heeft
God zijn volk gered en heeft zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, de schuld
van Adam aan de Vader betaald door met het bloed van zijn hart de schuldbrief
van de oude zonde uit te wissen.
In hymnen en psalmen heeft het Joodse volk de herinnering aan de
menslievendheid van Jahweh vastgehouden en als ‘barmhartigheid’ gedefinieerd.
Psalm 135 (136) met de openingsregel "Confitemini Domino, quoniam bonus,
quoniam in æternum misericordia eius”, Looft de Heer, want Hij is goed, zijn
barmhartigheid reikt tot in eeuwigheid, is daar een indrukwekkend voorbeeld
van. Vers na vers worden telkens in het eerste halfvers de weldaden van Jahweh in
chronologische volgorde verhaald met steeds opnieuw het refrein “quoniam in
æternum misericordia eius”. En als Maria bij haar bezoek aan Elizabeth in het
Magnificat de woorden uitspreekt ”et misericordia eius in progenies et
progenies”, barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht, openen deze woorden een
nieuw perspectief in de geschiedenis van ons heil. Het is het perspectief van
het paasmysterie van Christus, allereerst, en vervolgens van allen die
verzegeld zijn met het teken van het Kruis en de Verrijzenis. In het
Paasmysterie toont, beter nog, is
Christus zelf de volmaakte openbaring van die barmhartigheid die Maria
op de drempel van het huis van haar bloedverwante verkondigde: “Barmhartig is
Hij van geslacht tot geslacht”. Maria is, volgens de titel die de Litanie van
Loreto haar geeft, de “Mater misericordiæ”, de Moeder van barmhartigheid: niet
alleen heeft zij op buitengwone wijze Gods barmhartigheid ondervonden,
‘verdiend’ tijdens haar aardse leven en special onder het Kruis, maar ook
bestemd om de liefde die haar Zoon is komen brengen aan de mensen aan te
bieden. Het is de liefde die sterker is dan de dood en machtiger dan de zonde
en alle kwaad, kortom de liefde die de mens opheft uit de diepste val en hem
tegelijk uit de grootste gevaren bevrijdt.
De Kerk is geboren uit het paasmysterie. Daarom vormt de H.
Eucharistie, die op buitengewone wijze het sacrament van het paasmysterie is,
de kern van het leven van de Kerk.
Bij iedere viering van de H. Eucharistie beleven wij nog steeds de
oorspronkelijke typering van de Kerk in de Handelingen van de apostelen: “Zij
legden zich ernstig toe op de leer van de apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk
leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed” (Hand 2, 42). Met
het breken van het brood wordt de H. Eucharistie aangeduid.
Bij iedere viering van de H. Eucharistie richten wij onze ogen van het
geloof op het Paastriduum, op de
gebeurtenissen vanaf Witte Donderdag met het laatste Avondmaal tot Paasmorgen. Zijn Lichaam, dat Christus in het gebroken
brood in een uiterste zelfgave als offer gaf bij het Laatste Avondmaal is voor
ons ‘remedium miserationis eius’ geworden. Zijn Bloed dat Hij aan de
Kerk had geschonken als drank van heil in het Sacrament van de H. Eucharistie
–het Sacramentum caritatis (Apostolische Adhortatie 22.2. 2007, paus Benedictus
XVI - werd op Golgotha vergoten als een genademiddel tot ons heil.
De Kerk leeft als zij de barmhartigheid van God belijdt en verkondigt –
die hoogst wonderbaarlijke eigenschap van de Schepper en Verlosser en titel
waarop de oraties in de liturgie van de Kerk steunen - en ook als zij de mensen leidt naar de
bronnen van de barmhartigheid van de Verlosser, die zij in haar schoot bewaart
en uitdeelt.
Wij wensen U een steeds bewuster en groeiend inzicht in de grootheid
van de gave van H. Eucharistie toe, hiertoe opgeroepen door een ononderbroken
traditie, die getuigt van een grote zorg voor deze ‘schat’, inclusief voor het
integraal doorgeven van het geloof en de leer aangaande het mysterie van de Eucharistie,
want “in dit sacrament wordt het gehele mysterie van ons heil samengevat” (H.
Thomas van Aquino, Summa Theologiæ, III, qu. 83, a. 4c):
“Apud Dominum misericordia, et copiosa apud eum redemptio”.
Bij de Heer is erbarming en overvloedige verlossing. (Antifoon 2, IIe
Vespers Kerstmis).