vrijdag 13 augustus 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Die 14 augusti S. Maximiliani Mariæ Kolbe, presbyteri et martyris


Memoria


Introductio

Maximilianus Maria Kolbe die 8 ianuarii in Polonia natus, Ordinem Fratrum Minorum Conventualium adolescens ingressus est, et anno 1918 sacerdos in Urbe ordinatus. Filiali flagrans in Deiparam Virginem pietate, pium sodalicium, cui nomen «Militiæ Mariæ Immaculatæ», excitavit, quod tum in patria tum in aliis regionibus late propagavit. Missionarius in Iaponiam adveniens, christianam fidem sub eiusdem Virginis Immaculatæ auspiciis ac patrociniis dilatare studuit. Tandem in Poloniam reversus, plurimasque in campo de Oświęcim Cracoviensis districtus perpessus ærumnas, immani sæviente populorum conflictu, actuosam vitam in holocaustum caritatis die 14 augusti 1941 consummavit.

Lectio altera

Ex Epístolis sancti Maximiliáni Maríæ Kolbe
(O. Joachim Roman Bar, O.F.M. Conv., ed., Wybór Pism, Warszawa 1973, 41-42; 226)

H. Maximiliaan Maria Kolbe, priester en martelaar

Inleiding

Maximiliaan Maria Kolbe werd op 8 januari 1894 in Polen geboren. Hij trad op jeugdige leeftijd in bij de minderbroeders-conventuelen en werd in 1918 te Rome priester gewijd. In zijn vurige liefde tot de Moeder Gods stichtte hij een vereniging onder de naam van ‘Ridderschap van de Onbevlekte’. Voor de opbouw van zijn orde vervulde hij verschillende  bedieningen en was een bezield en begaafd novicenmeester. Als missionaris in Japan zette hij zich in voor de uitbreiding van het christelijk geloof. Na zijn terugkeer in Polen heeft hij tijdens de tweede wereldoorlog veel leed en ellende doorstaan in het concentratiekamp Auschwitz. Daar kwam op 14 augustus 1941 een einde aan zijn werkzaam leven, dat hij opofferde om het leven van een medegevangene te redden.
Tweede lezing
Uit de brieven van de H. Maximiliaan Maria Kolbe, priester en martelaar.
(O. Joachim Roman Bar, O.F.M. Conv., ed. Wybór Pism, Warszawa 1973, 41-42; 226)
Apostolische ijver voor de redding en de heiliging der zielen
Ik ben vol vreugde, geliefde broeder, over uw brandende ijver voor Gods eer. In onze tijd zien wij met verdriet een epidemische ziekte, die men indifferentisme heeft genoemd, zich onder verschillende gedaanten voortplanten, niet alleen onder de mensen in de wereld maar ook onder de leden van religieuze gemeenschappen. Daar nu God oneindige eer waardig is, is het onze dringendste taak, Hem de hoogste eer te brengen waartoe onze zwakke kracht in staat is, want wij zullen immers nooit in staat zijn God passend te eren zolang wij schepselen in ballingschap zijn.
Daar Gods eer het heerlijkst straalt in het heil der zielen, die Christus met Zijn Bloed heeft verlost, moet dit verhevenste en voornaamste streven van het apostolische leven zijn: voor zoveel mogelijk zielen het heil en een voortgaande heiliging te bevorderen. Welke de beste weg is naar dit doel, de heiliging van een menigte van zielen, zal ik nu kort uiteenzetten. God, die oneindig is in kennis en wijsheid, weet volkomen hoe wij kunnen bijdragen tot de vermeerdering van Zijn eer; Hij maakte ons Zijn wil bekend en wel door middel van degenen die ons namens Hem op aarde besturen.
Derhalve leren wij de wil van God alleen in en door gehoorzaamheid kennen, maar wanneer een superieur dwaalt kan het natuurlijk niet zo zijn dat ook wij in dwaling vallen. Dan alleen behoeven wij niet te gehoorzamen, wanneer een superieur iets leert, dat tegen de Wet van God ingaat; in zo’n geval is hij geen trouwe verklaarder van Gods wil.
Deze God, die alleen is, een oneindige, wijze, heilige en barmhartige Heer, is Schepper en Vader, begin en einde, macht en liefde; dit alles is deze God. En wat buiten God bestaat is alleen van waarde voor zover het op Hem betrokken wordt, die de Schepper aller dingen en de Verlosser der mensen is; Hij is de laatste bestemming der gehele schepping. Hij is het die ons Zijn aanbiddelijke wil bekend maakt door Zijn plaatsvervangers en ons tot Zich trekt en door ons andere zielen tot Zich wil trekken en in een volmaaktere liefde met Zich wil verenigen.
Zie toch, broeder, hoe groot door Gods barmhartigheid de waardigheid van ons mensen is. Door gehoorzaam te zijn reiken wij tot buiten onze beperkingen en kunnen wij werkelijk de wil volbrengen van God, die in Zijn oneindige wijsheid en voorzienigheid ons zó bestuurt dat wij het goede doen. Door trouw te zijn aan de wil van God - welke geen schepsel kan weerstaan – worden wij sterker dan alles om ons heen.
Dit is het pad der wijsheid, dit is de enige weg om God de hoogste eer te bewijzen. Indien er een andere en betere weg was, zou Jezus Christus die zeker in woord en voorbeeld aan ons hebben gewezen. Maar de H. Schrift heeft ons de wijze waarop Hij in Nazareth leefde, met deze woorden op het hart gebonden: “Hij was hun onderdanig” en beschrijft daarmee tevens hoe Hij de rest van Zijn leven in gehoorzaamheid zou volbrengen, door op allerlei plaatsen te tonen dat Hij op aarde was gekomen om de wil van Zijn Vader te doen.
Laten wij daarom die allerbeminnelijkste Vader liefhebben; moge onze gehoorzaamheid het teken zijn van de volmaakte liefde, die van ons wordt gevergd als offerande van onze eigen wil. Wij hebben immers geen heerlijker (leer)boek, dat ons in de liefde van God kan doen vorderen, dan de gekruisigde Christus.
Dit alles kunnen wij verkrijgen door de bemiddeling van de Onbevlekte Maagd, aan wie God in Zijn grote welwillendheid de beschikking over Zijn barmhartigheid heeft toevertrouwd. Er is geen enkele twijfel, dat de wil van Maria voor ons de wil van God Zelf is. Wanneer wij ons aan Haar opdragen worden we in haar handen werktuigen van Gods liefde, zoals Zij dat ook in Zijn handen is. Laten wij ons door Haar besturen, door Haar leiden; onder Haar geleide zijn wij gerust en veilig; Zij beschermt ons immers altijd, zorgt voor alles, Zij staat ons zonder dralen bij met alles wat wij naar lichaam en ziel behoeven, zij zal alle moeilijkheden en benauwenissen van ons wegnemen.