zaterdag 21 augustus 2021

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 21e zondag per annum / door het jaar Schenk ons Uw gaven van eenheid en vrede

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Schenk ons Uw gaven van eenheid en vrede

I n l e i d i n g
Een Offer en een volk – op deze gedachten is heel het gebed gebouwd. God heeft het ene volk door het ene Offer verworven. De Kerk is Zijn volk, het nieuwe Israel, het nieuwe Godsvolk.
Het Gebed over de gaven noemt echter dit volk een “volk van aangenomen kinderen” (“adoptionis populus”). God heeft zich dit verworven, maar niet op de manier zoals men slaven koopt maar zoals men zich bij een adoptie mensen, doorgaans kinderen, eigen maakt.
Dit volk heeft Christus zich verworven, bovenal door het voltrekken van het Paasmysterie van zijn zalig lijden, zijn verrijzenis uit het dodenrijk en zijn glorievolle hemelvaart, een mysterie waarin Hij “onze dood heeft teniet gedaan door te sterven en ons leven hersteld door te verrijzen” (Romeins Missaal, prefatie van Pasen). Opgenomen in het Paasmysterie van Christus en daarmee: mede gestorven, mede begraven en mede verrezen ontvangt dit volk de geest van de aanneming tot kinderen, ‘die ons doet uitroepen: Abba, Vader’ (Rom 8, 15) en worden zij zo de ware aanbidders die de Vader zoeken (cf Sacrosanctum Concilium, Constitutie over de H. Liturgie, nr. 6).
De gave van vrede op aarde is het beeld en de vrucht van de vrede van Christus, die voortkomt uit God de Vader. Want de mensgeworden Zoon van God, de Vredevorst, heeft door zijn kruis alle mensen met God verzoend, de eenheid van allen in één volk en in één lichaam hersteld en zodoende in zijn eigen vlees de haat vernietigd en door zijn verrijzenis verheerlijkt, de Geest van liefde in de harten van de mensen uitgestort. Alle christenen zijn derhalve geroepen om zich ‘in liefde aan de waarheid houdend’ (Ef 4,15), te verenigen met de werkelijk vredelievende mensen, teneinde de vrede af te smeken en tot stand te brengen (cf Gaudium et Spes, De Kerk in de wereld van deze tijd, nr. 78).
Deze opgave roept de Kerk terug in haar herinnering, toen zij deze oratie koos in een tijd toen zij door een kerkscheuring in nood verkeerde en zij om eenheid en vrede smeekte – en dat is voor ons vandaag de dag nog onverminderd actueel buitenkerkelijk en binnenkerkelijk. Heer, geef ons de vrede die de wereld zelf niet geven kan. Daarbij las zij Ef 4, 1-7.13-21 en Jo 17, 1.11-23, beide pericopen die handelen over de eenheid van de Kerk.

T e k s t
Missale Romanum – 1970
Qui una semel hostia, Domine, adoptionis tibi populum acquisisti,
unitatis et pacis in Ecclesia tua propitius nobis dona concedas.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, door het ene offer van het kruis hebt Gij U een volk verworven en ons aangenomen als uw kinderen.
Wees uw Kerk genadig en schenk haar uw gaven van eenheid en vrede.

Werkvertaling

Moge Gij, Heer, die U door een enkel Offer eens voor altijd een aangenomen volk hebt verworven,
ons genadig in uw Kerk de gaven van eenheid en vrede schenken.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Het Gebed over de gaven van vandaag is opmerkelijk anders van stijl dan de gebeden die we tot nu toe hebben gezien. Het is een nieuwe compositie voor de Novus Ordo van het Missale Romanum [MR] 1970. Het tekstelement “unitatis et pacis in Ecclesia tua nobis dona concedas” wordt echter aangetroffen in de Secreta van de Votiefmis ‘Voor de eenheid van de Kerk’ in MR 1962. In MR 1970 vinden we dit tekstelement ook terug in de Oratio super munera van het hoogfeest van Christus Koning.

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n

1. Qui una semel hostia, Domine, adoptionis tibi populum acquisisti,
2. unitatis et pacis in Ecclesia tua propitius nobis dona concedas.

De oratie is opgebouwd uit één enkele zin, samengesteld uit een hoofdzin (2) en een relatieve bijzin (1). Van de hoofdzin met coniunctief karakter, waarin de bede wordt verwoord, is het prædicaat concedas (coniunctivus optativus) (regel 2). Van de relatieve bijzin (r. 1), waarin de anaklese Domine in de vocativusvorm is opgenomen, staat het prædicaat acquisisti in de indicativus omdat een goddelijke heilsdaad wordt vermeld die feitelijk, éénmaal in de geschiedenis, door één enkel Offer is voltrokken. Deze goddelijke heilsdaad die de aanneming tot kinderen Gods impliceert, is de titel waarop de bede zich beroept om verhoring te ontvangen.
Ad 1
Relatieve bijzin beginnend met het relativum qui/die, dat Domine  als antecedent heeft.
Acquisisti, contractie van acquisivisti, u/jij, gij hebt verworven, prædicaat in de 2e persoon perfecti activi van het verbum acquiere, -quisivi, quisitum, 3, verwerven, bijwinnen, bijkrijgen, door moeite en arbeid zich verschaffen, verdienen.
Tibi, [voor] U – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale tu (dativus commodi).
Adoptionis populum, een volk van aanneming, object van het prædicaat acquisisti, op te splitsen in de accusativusvorm populum en de genitivusvorm adoptionis (genitivus explicativus of qualitatis).
Una hostia, door/met één offer – bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen, ablativus causæ of instrumentalis.
Semel, bijwoordelijke bepaling, semel is een adverbium en derhalve onverbuigbaar.
Het zinsdeel una semel hostia vormt een hyperbaton door de uiteenplaatsing van una…hostia en vertoont klank-/eindrijm op –a.
Ad 2
Concedas, moge gij verlenen, prædicaat in de conciunctivusvorm vanwege het wens-, gebedskarakter van de tekst.
Unitatis et pacis …dona, gaven van eeenheid en vrede, - object bij het prædicaat concedas, bestaande uit de accusativusvorm dona, nader gespecificeerd door de genitivusvormen unitatis en pacis, wederom genitivus qualitatis of explicativus.  Unitatis en pacis hebben klank-/eindrijm.
In Ecclesia tua, in uw Kerk, - voorzetselbepaling in twee congruerende ablativusvormen, geregeerd door de præpositie in + abl.; hier:  ablativus locativus.
Opmerking: grammaticaal zou tua ook gevoegd kunnen worden bij dona: eenheid en vrede zijn tenslotte gaven/vruchten van de Heilige Geest. Toch lijkt tua gezien de positie in de zin eerder bij Ecclesia te horen met het argument: de Italiaans aandoende woordvolgorde waarbij de voorzetstelbepaling ingeleid door in, meteen wordt afgerond met tua. Tweede argument: na tua volgt een bijwoord dat als bepaling hoort bij het praedicaat concedas. Alles wat er tussenin staat hoort bij dit zinsdeel. Het lijkt dan ook niet logisch om tua bij dona te betrekken. Bovendien lijkt er gevoelsmatig na tua een korte adempauze te liggen.
Propitius, goedgunstig, genadig, barmhartig, bijwoordelijke bepaling, adiectivumvorm adverbiaal gebruikt. Propitius komt viermaal in de orationes super munera voor (zondagen X, XVIII, XXI en XXV door het jaar). Het vraagt God om ‘goedgunstig’, ‘genadig’, ‘barmhartig’ ons de gaven van eenheid en vrede te willen schenken. Evenals het concept concede bevat ook propitius de lading van een zich genadig of met welgevallen tot ons neerbuigende goddelijkheid of barmhartige goedheid.
Nobis, aan/voor ons, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen nos, wij: dativus commodi, van voordeel. Het is gemeenschap van de Kerk, een collectief van ‘wij’ die bidden om deze gaven
Qua stijlfiguren kan nog gedacht worden aan:
1. de antithese tibi tegenover nobis en 2. een, wellicht ietwat verder gezochte, parallelle zinsopbouw: genitivus-dativus-accusativus-verbum in hoofd-en bijzin:
unitatis et pacis-nobis-dona concedas
adoptionis-tibi-populum acquisisti

V o c a b u l a r i u m

De woordkeuze van het Latijn van de oratie van deze zondag is geen echte uitdaging!
Semel, adverbium,  is volgens de woordenboeken: 1. eenmaal, eens, een enkele maal; bijvoorbeeld semel atque iterum, tweemaal; plus quam semel, meer dan een keer; 2. de eerste maal, vooreerst; voorbeelden: quod semel dixi haud mutabo, wat ik eens heb gezegd, daar zal ik geenszins over zwijgen (Plautus) 3. eens en voor altijd, in eens, op eens.
Unus, -a, -um, adiectivum, kan betekenen 1. één 2. een enkel, enig 3. een en dezelfde 4. ergens een, een of ander. Als substantivum bijvoorbeeld: ad unum, tot de laatste; in unum, op één  plaats, niet te verwarren met het adverbium una met betekenissen 1. tezamen en 2. tegelijkertijd. 
Adoptio. Naar dit concept hebben we in het verleden al eens gekeken (Collectegebeden van de zondagen XIX en XXIII per annum en zondag III van Pasen). U herinnert zich dat adoptio “adoptie”in de zin van ‘iemand als eigen kind aannemen’. Sint Paulus noemt adoptionem filiorum Dei … “adoptie van de zonen van God” in de Latijnse Vulgaat van Sint Hieronymus een vertaling van het Griekse begrip (h)uiothesia, ‘zoonschap’. Het substantivum  (h)uiothesia, komt vijfmaal voor in het Nieuwe Testament (Rom 8, 15. 23; 9, 4; Gal 4, 5; Ef 1, 5). Dit samengesteld begrip betekent ‘de rang/positie van zoon toekennen’. De status van ‘zoon’ of ‘dochter’ van God, middels aanneming, voor ons verworven door Jezus Christus heeft enorme consequenties voor de manier waarmee we met de wisselvalligheden van het leven omgaan. Sint Paulus schreef aan de Romeinen: ‘Want gij hebt geen geest van slavernij ontvangen, om terug te vallen in de vrees, maar de geest van kindschap, waardoor we roepen: “Abba! Vader!”’. Christenen die in Christus en in zijn Kerk zijn geïntegreerd, kunnen met vertrouwen in tijden van nood de Vader aanroepen. God hoort onze gebeden, niet als een vreemde, verre God, maar als een liefhebbende Vader.
Nog een enkele opmerking over het Latijnse filii of  ‘zonen’. Filii kan evengoed de betekenis hebben van ‘kinderen’, eerder nog dan van zonen, volgens de letterlijke betekenis. Mannelijke meervoudsvormen in het Latijn kunnen, afhankelijk van de context, even goed vrouwelijke meervouden includeren, ook al is de vorm van het woord mannelijk. In het Latijn is het mannelijk een inclusief begrip. Dat geldt ook voor het Latijn van de liturgie. In het Nederlands kunnen we rustig spreken over ‘aanneming tot kinderen’ en niet van ‘zonen’. Niet alleen in het Latijn maar ook bijvoorbeeld in het Frans bepaalt één mannelijk element in een groep die verder uit vrouwen bestaat, dat het meervoud de mannelijke vorm volgt. Discriminatie?
De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van “adoptie” door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een pater familias totdat deze door de magistratuur waren bevestigd enz. (De Romeinse keizers plachten ook meerderjarigen te adopteren om die tot wettige troonsopvolger te kunnen maken. Voorbeeld: Tiberius was de aangenomen zoon van Augustus die op zijn beurt een aangenomen zoon van Julius Caesar was). Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten in volle omvang. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand (manus) op ons te leggen zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waarachtig erfschap, dat niets uitsluit en in zeker zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.

Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.  Het vormsel wordt slechts eenmaal toegediend, evenals het doopsel, waarvan het de voltooiing is. Het vormsel drukt een onuitwisbaar geestelijk teken in de ziel, het merkteken; het duidt aan dat Jezus Christus deze christen met het zegel van zijn Geest gemerkt heeft door hem te bekleden met kracht uit den hoge om zijn getuige te zijn (Catechismus van de Katholieke Kerk nr. 1304).
E x c u r s i e  n a a r  d e  H. S c h r i f t  e n  c o m m e n t a a r
In de Latijnse oraties van de misformulieren vallen ons soms onmiddellijk referenties naar teksten uit de H. Schrift op. Ook al kan het bijbelse steunpunt van tekstgedeelten niet onmiddellijk worden geïdentificeerd, bijna intuïtief herkennen we bijbelse grondslagen die we kunnen opsporen. Bijvoorbeeld het tekstfragment adoptionis populum acquisisti roept bijna direct twee vertrouwde begrippen uit de H. Schrift op: de een afkomstig van Paulus en de ander van Petrus: adoptio filiorum Dei en populus acquisitionis
Om het begrip populus acquisitionis beter te begrijpen kan de pericope helpen: ‘Gij echter zijt een uitverkoren geslacht (populus a[d]cquisitionis), een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een aangeworven volk: om te verkondigen de roemruchte daden van Hem, die u riep uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 2, 9).
In de liturgie van de Kerk vinden we deze tekst ook in de Gregoriaanse melodie van de Communio-antifoon van donderdag onder het paasoctaaf, (Graduale Romanum, Solesmes 1974, p. 210 ofschoon we in de nieuwe Vulgaat populum in acquisitionem aantreffen; het begrip wordt eveneens geciteerd in de Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, 1975, Voorwoord nr 5: ‘…het koninklijk priesterschap van de gelovigen,van wie het geestelijk offer door het dienstwerk van de priesters in vereniging met het Offer van Christus, de enige Middelaar, wordt voltrokken….Dit volk is immers het volk van Gd, door Christus’ Bloed zijn eigendom geworden, door de Heer bijeengebracht, met zijn woord gevoed, een volk geroepen om de gebeden van heel het mensdom voor God te brengen, een volk dat zijn dank in Christus betuigt voor het heilsmysterie door zijn Offer aan te bieden, een volk tenslotte dat door de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van Christus tot één geheel wordt’.
Als we terugkijken naar het origineel vinden we laòs eis peripoièsin (het substantivum peripoièsis van het verbum peripoieoo), dat bij bestudering van de overeenkomstige teksten van Ef 1, 14; 1 Thess 5, 9 en 2 Thess 2, 14 ons bij de betekenis brengt van een verworven of verlost volk, net zoals iemand een slaaf zou kopen om hem in vrijheid te stellen. Wij, christenen, worden op een nieuwe wijze ‘bezit’ van God. Wij zijn niet verlost om langer slaven te zijn, maar zonen en dochter, kinderen van God.
De context van de passage uit de Eerste Petrusbrief wordt gevormd door een aantal aansporingen en aanbevelingen, inderdaad imperativi, die de christenen onder ogen worden gebracht omwille van hun nieuwe leven en identiteit. Het tekstfragment populus acquisitionis  heeft als context de vijfde aansporing (1 Pe 2, 1-10): namelijk dat wij verlangen naar geestelijk voedsel opdat wij als christenen kunnen groeien. Wij groeien van kind naar volwassene en worden opgebouwd tot een tempel en vervolgens tot een koninklijk priesterschap. Het beeld dat Sint Paulus gebruikt verwijst naar de manier waarop ouders hun kleine kinderen met melk voeden om hen te laten gedijen. God geeft bovendien rijkere en  vastere voeding opdat wij tot rijping komen en deze kunnen verwerken. En wij kunnen deze verwerken als we groeien en deze nodig hebben voor ons leven.
In de oratie van vandaag zien we een ontwikkeling van ideeën: we worden van slaven zonen, kinderen. We starten als kinderen en groeien vervolgens uit tot een volk van priesters, dat God geheel toebehoort. Bekijk in dit verband de begrippen unitatis et pacis en realiseer wat deze ons schenken. Tussen het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap bestaat een wezenlijk verschil en niet slechts een graadverschil; maar toch staan ze in betrekking tot elkaar, want ze delen beide, elk op zijn eigen wijze, in het ene priesterschap van Christus (Lumen gentium, Dogmatische Constitutie over de Kerk, hfdst. 2).
Bijbelse concordantie leidt ons ook naar een andere tekst van Sint Paulus, namelijk Ef 4, 1-6.
‘Ik, gevangene in de Heer, ik vermaan u en leven te leiden, waardig de roeping waarmee gij geroepen zijt: in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede (servare unitatem spiritus in vinculo pacis): één Lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop, waarvoor uw roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in u allen’.
Paulus, die op de manier van een gevangene of slaaf spreekt, gebruikt het begrip vinculum om de ‘band van vrede’ uit te drukken, de ‘schakel van een ketting’. Omdat wij integraal en feitelijk door ons Doopsel tot de Kerk behoren, geldt Paulus’ aansporing ook ons.
De H. Eucharistie is ‘de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven’ (Lumen gentium, 11): in dit sacrament ligt heel het geestelijke goed van de Kerk vervat, namelijk Christus Zelf, ons Paaslam’ (Presb. Ordinis, Decreet over ambt en leven van de priesters,  5). In de H. Eucharistie wordt het paasmysterie van Chrstus gevierd, niet herhaald, maar geactualiseerd. In de epiclese (‘aanroeping over’)  smeekt de priester de Vader de heiligmakende Geest te zenden, opdat de offergaven het Lichaam en Bloed van Christus worden en de gelovigen, door ze te ontvangen maar ook door zichzelf te offeren, een levende offerande aan God.
In iedere H. Mis bereidt de H. Geest ons voor op de ontmoeting met Christus en verdiept in de H. Communie de vereniging met Hem. Deze existentiële ontmoeting, die ons nauwer met Christus verbindt, brengt ons als lidmaten van het Mystieke Lichaam van Christus ook tot grotere  eenheid met alle medegelovigen. De Heilige Geest schenkt ons daartoe zijn vruchten en gaven : als eerstelingen van de komende heerlijkheid brengt Hij deze in ons tot ontwikkeling en bloei, zij het meestal verborgen.
Volgens de kerkelijke traditie worden als vruchten van de H. Geest beschouwd: caritas, gaudium, pax, patientia, benignitas, bonitas, longanimitas, mansuetudo, fides, modestia, continentia en castitas (Gal 5,22 [vulg.]): liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid, bescheidenheid, matigheid en kuisheid.  
De zeven gaven van de Heilige Geest zijn volgens Jesaja 11,2-3:  sapientia, intellectus, consilium, fortitudo, scientia, pietas, timor Dei: wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis, vroomheid en ontzag voor God.
Géén sacrament bewerkt de eenheid met Christus en van de christenen onderling zo diep als de H. Eucharistie. Dit besef doet de H. Augustinus uitroepen: ‘O sacrament van goedheid! O teken van eenheid! O band van liefde!’ (Ev. Johan. 26, 6.13). Die verbondenheid smeken we af in deze oratie en wensen we alle lezers toe, wanneer zij morgen ter kerke gaan en deze woorden horen.