dinsdag 10 augustus 2021

Liturgie Horarum H. Clara Beoefen de armoede, de nederigheid en de liefde tot Christus


Liturgia Horarum – Getijdengebed
11 augustus  H. Clara, maagd  Gedachtenis


Simone Martini 1317:
H. Clara en H. Elizabeth van Hongarije
 
Uit een brief van de H. Clara, maagd, aan de zalige Agnes van Praag

Beoefen de armoede, de nederigheid en de liefde tot Christus

Gelukkig voorzeker degene, aan wie het gegeven wordt deel te hebben aan het heilig Gastmaal om zich vanuit het diepste van het hart over te geven aan datgene, waarvan alle zalige koren van hemelingen zonder ophouden de heerlijkheid bewonderen. Het verlangen ernaar grijpt de mens aan, de beschouwing ervan verkwikt, de mildheid ervan verzadigt, de heerlijkheid ervan vervult het hart, de herinnering eraan verheldert weldadig, door de geur ervan herleven de doden, het glorievolle zien ervan zal alle bewoners van het hemels Jeruzalem gelukzalig maken. Want omdat het de glans is van de eeuwige glorie, de weerglans van het eeuwig licht en een vlekkeloze spiegel, moet men in die Spiegel dagelijks schouwen, o koningin, bruid van Christus, en daarin voortdurend uw gelaat bezien, om u zo in- en uitwendig op te sieren, met bonte tooi ommanteld, namelijk met de bloemen van alle
deugden, en zo ook met klederen gesierd als passend voor een dochter en allerzuiverste bruid van de hoogste Koning. In deze Spiegel dan glanst de zalige armoede, de heilige nederigheid en de onuitsprekelijke liefde, zoals ge met Gods genade in heel de Spiegel kunt zien.

Beschouw, zeg ik, het begin van deze Spiegel, de armoede namelijk van Hem, die in de kribbe is neergelegd en in doeken gewikkeld. O wonderbare nederigheid, o verbazingwekkende armoede. De Koning der engelen, de Heer van de hemel en de aarde wordt in een kribbe neergelegd. Beschouw in het midden van de Spiegel de nederigheid, namelijk de zalige armoede, de ontelbare werken en het lijden, dat Hij op Zich nam voor de verlossing van het menselijke geslacht. Beschouw aan het eind van dezelfde Spiegel de onuitsprekelijke liefde, waarmee Hij op het kruishout heeft willen lijden en daaraan op de meest schandelijke wijze heeft willen sterven. Vandaar dat die Spiegel, aan het kruis gehecht, de voorbijgangers dit ter overweging meegaf: O gij allen, die Mij voorbijgaat; schouwt rond en ziet toe , of er een smart is gelijk aan de mijne; laten wij Hem, die roept en weeklaagt, eenstemmig en één van geest antwoorden: Peinzend peins ik daarop, en mijn ziel kwijnt in mij weg. Daardoor zult u steeds sterker door de liefde worden ontvlamd, o koningin van de hemelse Koning.

En als u dan daarenboven zijn onuitsprekelijke geneugten beschouwt, zijn eeuwige rijkdommen en bekoorlijkheden, zult u door uw hevig verlangen en uw liefde verzuchtend uitroepen: Trek mij tot U, dan lopen wij achter U aan in de geur van uw balsems, o hemelse Bruidegom. Ik zal lopen en niet verflauwen tot Gij mij binnenleidt in uw wijnkelder, tot uw linkerarm onder mijn hoofd rust en uw rechterarm mij met vreugde omvat, en Gij mij kust met de heerlijkste kus van uw mond. Bij deze beschouwing mag u uw arme moeder [Clara zelf] gedenken, in de wetenschap dat ik de blijde gedachtenis aan u altijd gegrift houd op de schrijftafel van mijn hart, en u mij boven allen dierbaar zijt.

Edit. I. Omaechevarria, Escritos de Santa Clara, Madrid 1970, pp. 339-341
Vertaling uit : Liturgia Horarum Tweede lezingen + Hymne Deel IV week 18-34, pp. 186-187