Liturgia Horarum – Getijdengebed
Vandaag,
25 augustus:
Gedachtenis van de H. Lodewijk, koning van Frankrijk
Geboren
op 25 april 1214 te Poissy, werd hij op tweeëntwintigjarige leeftijd koning van
Frankrijk. In het huwelijk getreden met Margaretha de Provence, kreeg hij elf
kinderen, die hij zelf een uitstekende opvoeding gaf. Hij muntte uit in de
geest van boetvaardigheid en gebed en in de liefde jegens de armen; bij het
besturen van zijn rijk was hij niet alleen bedacht op de vrede onder de
volkeren en het tijdelijk welzijn van zijn onderdanen, maar ook op hun
geestelijk welzijn. Hij ondernam expedities (kruistochten) om het Graf van
Christus te bevrijden en hij stierf op 25 augustus 1270 nabij Carthago aan de
pest.
Uit het geestelijk Testament van de heilige Lodewijk aan zijn
zoon
Een rechtvaardige koning
verheft zijn land
Zeer
dierbare zoon, allereerst houd ik u voor, dat gij de Heer uw God bemint uit
heel uw hart en uit al uw krachten; want zonder dat kunt ge niet zalig worden.
Mijn
zoon, ge moet u verre houden van alles, waarvan ge weet, dat het God mishaagt,
d.w.z. van alle doodzonden, zodat ge eerder bereid moet zijn gefolterd te
worden door iedere vorm van martelaarschap dan een doodzonde te bedrijven.
Vervolgens,
als de Heer toelaat, dat u een of andere tegenspoed overkomt, moet ge die welwillend
en in dankbaarheid aanvaarden met de gedachte, dat het zo goed voor u is en dat
ge het misschien verdiend hebt. Maar ook als de Heer u voorspoed toebedeelt,
moet gij Hem nederig dankzeggen, en oppassen, dat ge er niet slechter van
wordt, hetzij door ijdele glorie, hetzij op welke andere manier ook, omdat ge u
tegen God niet moet verzetten of Hem beledigen in verband met zijn gaven.
Ge moet
ook graag en godvruchtig de kerkelijke getijden bijwonen, en zolang ge in de
kerk zijt, moet ge niet rondkijken, niet onnodig spreken, maar godvruchtig tot
de Heer bidden, hetzij met de mond, hetzij in de overweging van uw hart.
Ge moet
een hart hebben vol mededogen met de armen, ongelukkigen en bedroefden, en naar
vermogen moet ge hun te hulp komen en hen troosten. Voor alle weldaden, die God
u betoond heeft, moet ge Hem dankzeggen; dan zult ge het waard zijn, nog
grotere te ontvangen. Jegens uw onderdanen moet ge u rechtvaardig gedragen, de
lijn der gerechtigheid volgen, niet afwijken naar rechts, noch naar links; en
altijd moet ge meer de kant van de arme kiezen dan die van de rijke, totdat ge
zeker zijt van de waarheid. Let er op, dat al uw onderdanen beschermd worden
door rechtvaardigheid en vrede, vooral de geestelijken en de religieuzen.
Wees
toegewijd en gehoorzaam aan onze moeder de Roomse Kerk en aan de Paus als aan
onze geestelijke vader. Span u ervoor in, dat iedere zonde uit uw land
verwijderd wordt, vooral godslasteringen en ketterijen.
O
dierbaarste zoon, tenslotte geef ik u alle zegen, die een toegewijde vader aan
zijn zoon kan geven, en de Drieëenheid en alle heiligen mogen u bewaren voor
alle kwaad. En moge de Heer u de genade geven, zijn wil te volbrengen op zulk
een wijze, dat Hij door u gediend en geëerd wordt, zodat na dit leven wij
tezamen ertoe mogen geraken, Hem zonder einde te zien, te beminnen en te loven.
Amen.
(Acta Sanctorum Augusti 5 (1868), 546)