zaterdag 21 augustus 2021

Collectegebed 21e zondag door het jaar - Dat ons hart daar mag zijn waar de waarachtige vreugde is

Collectegebed  21e zondag door het jaar  -
Dat ons hart daar mag zijn waar de waarachtige vreugde is

Het collectegebed van deze zondag spreekt tot de Vader, maar het is de Heilige Geest die  deze bede tot vervulling brengt. Hij brengt de gelovigen tot een eenheid samen: tot de mystieke Christus: één willen, één beminnen, één verlangen. Het doel van deze eenheid is daar, waarheen Christus ons is voorgegaan. Zo zijn  onze harten op de  golvende zee van het leven in de hemel verankerd; daar zullen de “ware vreugden” zijn.

Missale Romanum – 1970
Deus, qui fidelium mentes unius efficis voluntatis:
da populis tuis id amare quod praecipis,

id desiderare quod promittis;
ut, inter mundanas varietates,
ibi nostra fixa sint corda, ubi vera sunt gaudia.
Nederlands Altaarmissaal – 1979
God, Gij brengt uw gelovigen tot een en dezelfde gezindheid.
Laat ons allen van harte doen wat Gij vraagt
en met verlangen uitzien naar wat Gij belooft,
zodat bij alle wisselvalligheden van dit leven
ons hart daar mag zijn waar de waarachtige vreugde is.

Letterlijke vertaling
God, die de harten van de gelovigen één van wil doet zijn,
geef  uw volkeren  dat zij beminnen wat U voorschrijft,
[en] te verlangen, wat U belooft;
zodat te midden van de wereldse verscheidenheden
daar onze harten gehecht zijn, waar de ware vreugden zijn.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Het eigen gebed van deze zondag – het collectegebed van het misformulier en de oratie van het goddelijk officie – bleef behouden bij de liturgiehervorming van Vaticanum II

In de preconciliaire edities van het Romeins Missaal was het de collecta van de vijfde zondag na Pasen en na Vaticanum II vinden we deze op de 21e zondag door het jaar én op maandag van de vijfde week van Pasen. Dat is .. van Pasen. In de postconciliaire kalender werden de zondagen in de Paastijd beschouwd als zondagen “van Pasen”. In de preconciliaire kalender zijn het zondagen “na Pasen”. In de nieuwere kalender is Paaszondag zelf opgenomen in de reeks van de zondagen van de Paastijd. In oudere kalenders worden de zondagen geteld vanaf de 1e zondag na Pasen. In de nieuwe kalender wordt dus de vroegere vijfde zondag na Pasen als de vierde zondag van Pasen genoemd.
Hoewel… het collectegebed van deze 21e zondag door het jaar stond in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (1e helft van de 8e eeuw) genoteerd voor de derde zondag na de sluiting van Pasen! Onze voorzaten van nòg vroeger beschouwden in hun telling Paaszondag, de dagen van het Paasoctaaf en Beloken Pasen – Dominica in albis – (de zondag van het afleggen van de witte klederen door de met Pasen gedoopten) als één enkel liturgisch idee, als één dag, alsof de klok heel dat octaaf bleef stilstaan. Dus, wat de vijfde zondag van Pasen is (Missale Romanum 2002) en de vierde zondag na Pasen (MR 1962) is ook de derde zondag na het sluiten van Pasen (GelSacr).
In tegenstelling tot de preconciliaire versies voegt de Novus Ordo (Missale Romanum 1970) komma’s toe “ …ut, inter mundanas varietates,…”  Al deze lange ie-klanken, afkomstig van de Latijnse letter “i“ zijn prachtig om te horen en te zingen. De oratie bevat verder mooie paralelconstructies: id amare quod praecipis, id desiderare quod promittis evenals ibi…sint corda met ubi…sunt gaudia.  In de eerste regel zijn de genitieven unius…voluntatis  elegant gesplitst door het verbum efficis.  Deze oratie is door een genie geschreven en met een  gevoel voor poezie, gezien het veelvuldig gebruik van stijlfiguren!

S t r u c t u u r
1.Deus, qui fidelium mentes unius efficis voluntatis:
2.da populis tuis id amare quod praecipis,

3.id desiderare quod promittis;
4.ut, inter mundanas varietates,
5.ibi nostra fixa sint corda, ubi vera sunt gaudia.
Ad 1
Deus – vocatiefvorm; God de Vader is Degene die wordt aangesproken in de oratie, gevolgd door het memoreren van een van zijn eigenschappen: de wijze waarop Hij met zijn kinderen omgaat - in de relatieve bijzin beginnend met qui.
Fidelium is hier genitivus pluralis van het zelfstandig gebruikte adiectivum (bijvoeglijk naamwoord)  fidelis: Het adiectivum mag hier als een substantivum vertaald worden.
(Fidelis betekent dus zowel: “gelovig, trouw” als  “gelovige”)
Opvallend is hier de gebruikte stijlfguur ‘hyperbaton’. De woordgroep unius…voluntatis, in de genitivus singularis, wordt onderbroken door het gezegde efficis. Door het gebruik van deze stijlfiguur krijgt de regel een poëtisch karakter.
Ad 2-3
(da …promittis;) hoofdzin met het verbum in de imperatief. 
Ad 2
Populis tuis in de dativus pluralis in de functie van meewerkend voorwerp.
Id amare als object bij de imperativus da. Amare finale infinitivus: om te…
Quod is het relativum dat terugverwijst naar het onzijdige antecedent id; id… quod.
Ad 3
Herhaling van de zinsbouw in regel 2 (id… quod); parallelle zinsbouw met daarin
 verwerkt een repetitio. Deze stijlfiguur zorgt voor een versterking van het reeds gezegde
 zeker in combinatie met het toegepaste asyndeton- de koppeling van regel twee en drie     
 door slechts een komma en niet door een te verwachten verbindingswoord als et-                
 dat een zekere vurigheid in de bede teweegbrengt.

Ad 4 en ad 5
ut…gaudia: finale of consecutieve zin gesplitst in twee zinsdelen onderbroken door een bijwoordelijke bepaling “inter…varietates” .
Lees voor een beter begrip van de structuur:
ut corda nostra fixa sint. Na het voegwoord ut volgt een gezegde in de modus coniunctivus in dit geval de coniunctivus perfectum fixa sint. Het voltooide deelwoord (participium perfecti passivi) fixus- afgeleid van het verbum figere- congrueert met het subject corda nostra.
Van de finale zin staat het eerste verbum in de coniunctivus vanwege het wenskarakter en de tweede halfzin in de indicativus, (afhankelijke zin en meedeling van feiten).
Sint…sunt : stilistisch mooi: alliteratie.
Opvallend is opnieuw de naar voren gehaalde gezegdes waardoor de twee opeenvolgende woordgroepen gesplitst worden (hyperbaton):  fixa sint corda en vera sunt gaudia. Binnen deze gesplitste woordgroepen valt nog op te merken dat er wederom sprake is van een parallelle zinsbouw. Eerst komt het kenmerk (fixa en vera) van het later geplaatste substantivum (corda en gaudia).
Het gebruik van de combinatie ibi…ubi suggereert eveneens een poëtische wending in het gebed. Ter vergelijking kan gekeken worden naar de gebruikte omkering van deze combinatie in het gregoriaanse lied  ‘Ubi caritas’; Ubi caritas est vera, Deus ibi est in de liturgie geplaatst bij de ritus van de Voetwassing op Witte Donderdag (in het Latijn “Mandatum” genoemd naar het Evangelie van Johannes dat dan wordt gezongen (Jo 13,34).

B e k n o p t  v o c a b u l a r i u m
Effícere, efféci, efféctum – heeft de volgende basisbetekenissen: 1. voortbrengen 2. veroorzaken, bewerken 3. bewerken. De in onze taal ingeburgerde begrippen: efficiënt, efficiëntie, effect, effectief worden tot dit werkwoord herleid.
Voluntas, - tis is het substantief bij het onvolledige werkwoord Velle, vólui heeft een reeks betekenissen: 1. wil, het willen 2. wens, begeerte, verlangen 3. wilsuiting, raadsbesluit, besluit, 4. inzicht, voornemen 5. laatste wil, testament 6. vrije wil, bereidwilligheid: voluntate, vrijwillig, bereidwillig, gaarne 7. gezindheid, stemming 8. welwillendheid, genegenheid, welbehagen. Denk ook aan volontair, vrijwilliger.
We kennen het begrip voluntas van het Pater noster/het Onze Vader: Fiat voluntas tua sicut in cælo, et in terra – Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel.
Mundanus,- a,-umwerelds, aards, vergankelijk, mondain is het adiectief bij het substantief mundus,-i , 1. opschik, tooi 2. wereld, wereldorde, heelal 3. aardbol, aarde. Het adiectief mundus, - a- um – 1. zuiver, rein, zindelijk, smaakvol, keurig hoort bij het werkwoord mundare, reinigen.
Varietates van varietas,-tis komt naast variatio, -onis voor. Als substantieven horen ze bij het werkwoord variare; de adiectieven zijn variabilis,-e en varius,-a,-um.  Als men de woorden hardop uitspreekt hoort men dat onze taal dezelfde woordvormen en betekenissen aan het Latijn heeft ontleend.
O v e r w e g i n g
De mens beweegt zich te midden van een bijna onuitputtelijke veelheid van bonte kleuren.

Zijn liefde en verlangen gaan uit naar de dingen om hem heen en hij geniet van de vreugde die ze hem bereiden. Hij kan dat echter niet in onbeperkt en vrije keuze doen: God immers heeft hem de teugels van zijn geboden aangedaan, die naar het hiernamaals voeren, beloften geschonken, die alles overtreffen wat de wereld hem aan bonte overvloed kan bieden. Dáárom vraagt het collectegebed: God moge zijn volk de genade geven, zijn liefde door Gods Wil te laten leiden en zijn verlangen te richten op hetgeen God heeft beloofd.
Het aanbod van genieting en vreugde van de kant van de wereld is niet in staat de mens te bevredigen, hoe rijk dit ook is. Het schenkt zijn hart geen rust, omdat het voor God is geschapen. De mens kan en mag zijn hart niet op de bonte variëteiten aan schoonheid van de wereld fixeren, maar deze anderzijds ook niet afwijzen of verachten. Het hart mag zich slechts aan God binden, zijn Schepper, het hoogste Goed, en alleen in Hem vindt het rust: “Onrustig is mijn hart tot het rust vindt in U” (Augustinus, Belijdenissen).

Het gebed drukt het terughoudend uit: het noemt niet de naam waarop het doelt, maar bidt met het mooie dubbelzinnetje “ibi ubi” in de taal van het naar blijvend geluk verlangende hart: “opdat ons hart daar mag zijn, waar de waarachtige vreugde is”.