dinsdag 31 augustus 2021

John Henry Newman 1801-1890 Uitzien naar Christus (2)


Gehouden in de Universiteitskerk te Dublin, op de 27ste zondag na Pinksteren 1856.
Uitzien naar Christus 2

Als we echter naar de wereld luisteren, zullen we wel iets anders doen. Dan zullen we die gemoedsstemming waarvan ik spreek beschouwen als overtollig en dweperig. We zullen het erop aanleggen alleen te doen wat nodig is, en we zullen trachten te weten te komen met hoe weinig we kunnen volstaan. We zullen dan uitzien, niet naar Christus, maar naar de beloningen van dit leven. We zullen ons oordeel over de dingen vormen naar wat anderen zeggen; we zullen bewonderen wat zij bewonderen, we zullen instinctmatig eerbied en hoogschatting hebben voor de publieke mening. We zullen bang zijn aanstoot te geven aan de wereld. We zullen heimelijk terugschrikken voor de onderrichting van de Kerk. We zullen een onaangenaam, onprettig gevoel krijgen, als we horen spreken van de stelregels van heilige mannen en van ascetische schrijvers, daar ze niet naar onze smaak zijn en we ze toch niet durven afwijzen. We zullen dan karig zijn in bovennatuurlijke werken, en weinig of niets van de gewoonten van deugd verwerven die daardoor gevormd worden, en die een ondoordringbare wapenrusting zijn tegen de verleiding. We zullen onze ziel laten overdekken door dagelijkse zonden, die uit willen groeien tot doodzonden, als ze niet reeds zover gekomen zijn. We zullen grote afkeer voelen voor de gedachte aan de dood. Dat alles zullen we zijn, dat alles zullen we doen; en dientengevolge zal het voor een toeschouwer zeer moeilijk zijn te zeggen in hoeverre we verschillen van fatsoenlijke, oppassende mensen die niet katholiek zijn. In dit geval zullen we zeker geen model tonen van een christelijke geest, en we zullen ook in onze persoon geen bewijs zijn voor de waarheid van het christendom; maar ik vertrouw en veronderstel dat onze opvatting van het christendom zo hoog staat dat we geen vrede kunnen hebben met een gedrag dat zo sterk afwijkt van dat waartoe onze Zaligmaker en zijn Apostelen ons oproepen. Sprekend dus tot mensen die die nu reeds die zijde en die plaats willen kiezen die ze wensen zullen gekozen te hebben als hun Heer werkelijk tot hen komt, zeg ik, dat wij niet slechts geloof in Hem moeten hebben, maar op Hem moeten wachten; niet slechts op Hem moeten hopen, maar voor Hem moeten waken; niet slechts Hem beminnen, maar naar Hem moeten verlangen; niet slechts moeten gehoorzamen, maar met vuur moeten uitzien en opzien naar onze beloning, die Hijzelf is. We moeten niet slechts Hem maken tot het voorwerp van ons geloof, onze hoop en onze liefde, maar we moeten het ons tot plicht maken niet te geloven aan de wereld, niet te hopen op de wereld, de wereld niet te beminnen. Wij moeten vast besloten zijn niet af te hangen van de publieke opinie, van de opinie van de wereld, of te zinnen op haar wensen. Het is louter voorzichtigheid ons zo te onthechten aan alle dingen hier beneden. “De tijd is kort”, zegt de Apostel; “daaruit volgt, dat zij die wenen moeten zijn alsof zij niet weenden, en zij die blij zijn als verblijdden ze zich niet, en zij die kopen als behielden ze het niet, en zij die van de wereld genieten, als hadden ze er niets mee op; want de gedaante van deze wereld gaat voorbij” (1 Kor 7,29-31).