H. Bernardus tot zijn medebroeders 4
Het vasten schenkt godsvrucht en vertrouwen
Over nog iets wil ik u spreken, hetgeen u gemakkelijk begrijpen zult en wat u, zo ik mij niet vergis, reeds meerdere malen ondervonden hebt: het vasten namelijk schenkt godsvrucht en vertrouwen bij het gebed. Want zie, hoe vasten en gebed met elkaar verbonden zijn, zoals er geschreven staat: “Als de ene broeder de ander helpt, worden beiden getroost” (cf Spr 18.19).
Het gebed verkrijgt kracht om te vasten en het vasten van zijn kant verdient de genade van het gebed. Het vasten versterkt zelfs het gebed, dat wederom het vasten heiligt en het de Heer opdraagt. Welk nut had het vasten wanneer het op aarde bleef? Nee, dat mag niet gebeuren! Maar moge het door een vleugel van het gebed worden opgeheven. Hieraan moet men nog een andere vleugel toevoegen, anders richt het nog niets uit. “Het gebed van de rechtvaardige dringt door tot de hemelen” zegt de H.Schrift (Eccl. 35,21).
Dat ons vasten dan die twee vleugels mogen bezitten: van gebed namelijk en van gerechtigheid, opdat het gemakkelijk tot de hemel kan doordringen. Maar wat is gerechtigheid anders, dan dat men aan ieder geeft wat hem toekomt?
Wil dus niet alleen op God uw aandacht vestigen; u hebt ook verplichtingen tegenover uw oversten en uw medebroeders: God wil niet dat u datgene geringschat, waaraan Hij zelf zoveel waarde hecht. Niet zonder reden zegt de apostel Paulus: “Hebt het goede voor met alle mensen” (Rom 12,17).
Misschien zegt u: “Het is mij genoeg als het God alleen behaagt wat ik doe! Wat zou ik mij bekommeren over het oordeel van de mensen?”
Wees er van verzekerd: Hem bevalt doorgaans niet, wat u tot ergernis van Zijn kinderen doet en tegen de wil van hem, die Zijn vertegenwoordiger is en aan wie u gehoorzaamheid bent verschuldigd”.
(S. Bernardi In Quadrag. IV: P.L. 183, c. 176-177)