zaterdag 28 augustus 2021

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 22e zondag per annum / door het jaar - Moge Uw kracht voltooien wat wij in dit mysterie vieren


Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
 Moge Uw kracht voltooien wat wij in dit mysterie vieren

I n l e i d i n g
In het Gebed over de gaven van deze zondag horen we een elementaire notie van de Romeinse liturgie van de H. Eucharistie: : Moge deze heilige offergave met kracht voltooien hetgeen in mysterie geschiedt: Jezus Christus komt Zelf in de H. Eucharistie tegenwoordig, moge Hij ook in zijn goedertierenheid zijn belofte aan ons vervullen. 
Ook al wordt niet expliciet gesproken over een heilige uitwisseling,  niettemin staat deze gedachte op de achtergrond van de oratie. Onze heilige offergaven liggen op de altaar en wij bidden om de zegen die zij beloven. De offergaven worden Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus onder de gedaanten van brood en wijn, het offer van het Nieuwe Verbond. De ‘heilbrengende zegen’ (benedictionem salutarem) is het liefdevolle antwoord van God op de liefde van zijn Zoon en zijn broeders, dat in de Heilige Eucharistie in het licht wordt gesteld.
De slotzin van de oratie concretiseert de bede om de zegen: wat de heilige gaven in het eucharistisch Mysterie uitwerken, dat mogen zij in de kracht van de Heilige Geest tot voltooiing brengen. Onder het teken van de offergaven bewerken deze de deelname aan het eenmalige Offer van Christus, en wanneer de Heer deze aanvaard en geconsacreerd heeft, bewerken zij als spijs het eeuwige leven, zoals Christus heeft beloofd: “Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees ten bate van het leven der wereld” (Jo 6, 51). Beide, zo bidt de oratie, mogen krachtvol tot vervulling worden gebracht. De overgave in dit offer moge tot een  overgave voor altijd worden bij de voleinding van de wereld. Als teken van spijziging en leven verlenen zij ons in dit leven onze heiliging en innige vereniging met Christus en hierna de onsterfelijkheid, het eeuwige leven in en bij God.   

T e k s t
Missale Romanum – 1970
Benedictionem nobis, Domine, conferat salutarem sacra semper oblatio,
ut, quod agit mysterio, virtute perficiat.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, laat dit heilig offer ons voortdurend tot zegen en heil zijn;

Werkvertaling
Moge het heilig Offer, Heer, ons steeds uw heilzame zegen schenken,
opdat het [Offer] door uw kracht voltooit, wat het in het mysterie bewerkstelligt.                                                    
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De brontekst van deze oratie is identiek is aan de Secreta van de 2e zondag na Pasen in het Missale Romanum 1962, 81. Deze wordt met een kleine variant – de positie van nobis achter Domine - reeds aangetroffen in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316, 1e helft van de 8e eeuw), 543 en is sindsdien in vele manuscripten verspreid over het Europese vasteland en de Angelsaksische eilanden.
(E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, I, A-C, Brepols, Turnhout 1992, nr. 499, p. 257-258)

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1. Benedictionem nobis, Domine, conferat salutarem sacra semper oblatio,
2a. ut, 3. quod agit mysterio, 2b. virtute perficiat.

Het Gebed over de gaven – in compact en fraai liturgisch Latijn - bestaat uit één enkele zin, opgebouwd uit een hoofdzin (r. 1) die een eerste bede bevat en derhalve coniunctief van karakter is (conferat, coniunctivus optativus), gevolgd door een finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut (2a) die een tweede bede behelst (perficiat, coniunctivus optativus) (2a) en waarin een afhankelijke bijzin in de indicativus (quod agit) (r. 3) is ingebouwd, welke verwijst naar de geloofswaarheid en essentie van de H. Eucharistie: het mysterie waarbij figura transit in veritatem, de voorafbeelding heeft plaatsgemaakt voor de waarheid, de oude offerritus tot vervulling is gekomen en door de gave van de liefde van Gods Zoon voor altijd is overtroffen.
Ad 1
Conferat, moge hij/zij/het bijdragen tot – prædicaat in de coniunctivus præsentis activi van het verbum conferre, -tuli,- latum met betekenissen 1. bijeendragen, dragen 2. bijdragen tot 3. vergelijken 4. overwegen, 5. zich aansluiten bij. 
Sacra oblatio, het heilige offer, subject van het prædicaat in twee congruerende nominativusvormen van het substantivum oblatio, - onis en het adiectivum sacer, sacra, sacrum, een hyperbaton vormend door de uiteenplaatsing vanwege het bijwoord semper.
Domine [o] Heer, - anaklese van Dominus in de vocativusvorm.
Semper, altijd, steeds, - bijwoordelijke bepaling van tijd.
Nobis, aan/voor ons, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos (dativus commodi, van voordeel)
Benedictionem salutarem, heilzame zegen – object van het prædicaat in twee congruerende accusativusvormen, wederom samengesteld uit een substantivum benedictio, - onis en een adiectivum salutaris, -e, heilzaam, reddend, in een volgend hyperbaton uiteengeplaatst.
Door de nominativus - en accusativusvormen van de substantivi en adiectivi van deze zin sacra oblatio en benedictionem salutarem onder elkaar te plaatsen merkt men een kruisstelling (chiasme) op. Voorts vormt de woordentrits ‘salutarem sacra semper’ een fraaie, klankrijke alliteratie.
Ad 2a-2b
Finale/consecutieve bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, met het prædicaat perficiat in de 3e pers. enkelvoud præsentis activi van de coniunctivus vanwege het wens-, gebedskarakter; moge het verwezenlijken. Het bijbehorende subject, hier verzwegen, is oblatio van regel 3.
Virtute, door/met de kracht, - bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat in de ablativusvorm van virtus, - tutis f. : ablativus causæ.
Voor de betekenissen van virtus zie verder beneden.
Ad 3
quod agit mysterio, wat het in het mysterie bewerkstelligt - . Afhankelijke bijzin met
prædicaat agit in de indicativus in de 3e pers. enkelvoud præsentis activi van agere, -egi, actum, omdat het om een voor christenen feitelijke geloofswaarheid gaat.
Quod, wat, hetgeeen – reflexivumvorm van qui, quæ, quod dat refereert naar het verzwegen id in het zinsdeel ut, […] virtute perficiat (r. 2a-2b): opdat het [Offer] door uw kracht [dat] voltooit, wat het [Offer] in het mysterie bewerkstelligt.   
Mysterio, door/met, ‘in’, ‘onder’, bijwoordelijke bepaling bij agit in de ablativusvorm van mysterium, - i, n. : ablativus modi die de wijze waarop aanduidt.                                                  

Wanneer men de tekstparen agit mysterio en virtute perficiat onder elkaar plaatst vindt men een tweede kruisstelling gevormd door de werkwoordsvormen agit – perficiat en de substantivi mysterio en virtute.

V o c a b u l a r i u m
Conferre, - tuli, - latum. We kennen vele van dit verbum afgeleide uitdrukkingen, bijvoorbeeld conferentie: voordracht op grond van bijeengebrachte stof; de afkorting cfr van de coniuntivusvorm 'conferatur' wat betekent 'het worde vergeleken met'. Ook het Franse  cf, 'confer' is daarvan afgeleid`; collatie: o.a. 1. de vergelijking van een kopie met een origineel in de literatuur; 2. collatierecht: recht van benoeming van een geestelijke en 3. in de monastieke wereld: de bijeengebrachte stof voor geestelijke gesprekken (collatieboeken), ook gebruikt lezing bij de sobere maaltijd op vrijdag en andere vastendagen. Zo kreeg genoemde ‘sobere maaltijd’ ook zelf de naam van collatie, waaraan de zegen bij het tafelgebed nog herinnert: ‘Collationem servorum suorum benedicat Christus Rex angelorum’ – Moge Christus, de Koning van de engelen, deze collatie van zijn dienaren zegenen.

Perficere, perfeci, perfectum: gereedmaken, voleinden,tot stand brengen, verwezenlijken. Van het participium perfecti passivi zijn de “Nederlandse” begrippen perfect en perfectie afgeleid. De tweede vorm van de stamtijden der werkwoorden in het Latijn, in dit geval perfeci, wordt het perfectum genoemd, de voltooid tegenwoordige tijd.

Virtus, -utis f. heeft een rijk scala aan betekenissen: 1. manhaftigheid, dapperheid, moed, standvastigheid 2. voortreffelijkheid, deugdelijkheid 3. deugd, deugdzaamheid 4. kracht, macht, werkdadigheid 5. wilskracht, vastberadenheid 6. meestal pl.: strijdkrachten, troepen, legerschaar 7. wonderkracht, en pl.: wonderdaden, wonderwerken 8. muur, stadsmuur 9. vermogen 10. troon 11. Virtutes, um pl., de Krachten (een van de Engelenkoren).
In de klassieke betekenis had het woord virtus in het gewone spraakgebruik een dynamische betekenis, inb de zin van miraculeuze of magische kracht, welk begrip zich, hiervan afgeleid, ontwikkelde tot moed, durf.
In het christelijk Latijn staat virtus voor de bovennatuurlijke kracht van God die tot uitdrukking komt in wonderbaarlijke effecten.
De kracht van God staat in schril contrast tot de menselijke fysieke zwakte, bijvoorbeeld: ‘auxilii tui super infirmos famulos tuos ostende virtutem’ – toon de kracht van uw bijstand aan uw dienaars die ziek zijn (MR 1970, 817: misformulier voor de zieken, postcommunio).
De kracht van God staat opnieuw in groot contrast met morele zwakheid, zoals aan de orde gesteld in het Gebed over de gelovigen (Super populum) op vrijdag na de 4e zondag van de Vasten (MR 1962): ‘Qui infirmitatis nostræ conscii, de tua virtute confidimus’-  In het besef van onze zwakheid, vertrouwen wij op uw kracht.
Het begrip virtus is nauw verbonden met God Zelf. Virtus is een geschikt begrip om tot uitdrukking te brengen dat de innerlijke werkzaamheid van de cultische handeling van goddelijke natuur is.

Die ‘virtus operans’, werkzame en heiligende kracht, die in de Consecratie de offergaven tot Lichaam en Bloed maakt van Jezus Christus onze Heer wordt gewoonlijk toegeschreven aan de Heilige Geest.
In het 2e Eucharistische Gebed wordt deze omschreven als ‘Hæc dona Spiritus tui rore sanctifica’, heilig deze gaven met de dauw van uw Heilige Geest.
In het 3e Eucharistische Gebed als werkdadige kracht: ‘quia per Filium Dominum Iesum Christum Spiritus Sancti operante virtute vivificas et sanctifices universa…’ want door Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer, maakt gij alles levend en heilig; en: ‘…deprecamur, ut hæc munera, quæ tibi sacranda detulimus, eodem Spiritu sanctificare digneris’ - vragen wij U deze te heiligen door uw Geest. Even verder: als de Kracht die eenheid bewerkt: ‘“.. Spiritu eius Sancti repleti, unum corpus et unus spiritus inveniamur in Christo’, opdat wij, vervuld van zijn Heilige Geest, als één lichaam en één geest bevonden worden in Christus.
In het 4e Eucharistische Gebed wordt gerefereerd aan de Menswording van Christus: ‘… incarnatus  de Spiritu Sancto’, - Hij is mens geworden door de Heilige Geest; aan de zending van de H. Geest: ‘…misit Spiritum Sanctum..qui opus suum in mundo perficiens, omnem sanctificatuionem complereret’ – zond Hij de Heilige Geest  om zijn werk iun deze wereld te voltooien: onze heiligmaking ten einde toe. Vervolgens in het gebed ‘Respice, Domine…’; ‘… in unum corpus a Sancto Spiritu congregati’ – door uw Heilige Geest tot één lichaam woirden verzameld; en ook in het Gebed ‘Domine Iesu Christe’vlak voor de H.Communie: ‘…qui ex voluntate Patris, cooperante Spiritu Sancto..’- die op grond van de wil van de Vader met medewerking van de Heilige Geest.

C o m m e n t a a r
In de vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal is helaas het afgeleid verband tussen de twee bedes verloren gegaan. In de Latijnse brontekst wordt de zegen die over het Offer wordt gevraagd verbijzonderd zodanig dat de H. Eucharistie hier en nu uiteindelijk aan het einde der tijden door de kracht van de Heilige Geest haar voltooiing zal vinden.
Het sacramentele Offer van de Eucharistie is niet alleen een gebeurtenis hier en nu, maar het uiteindelijke doel  van de universele heilsgeschiedenis: Christus heri, hodie et in sæculum, Christus, gisteren, vandaag en in eeuwigheid.
“Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt” (Mortem tuam annuntiamus, Domine, et tuam resurrectionem confitemur, donec venias). In deze tekst, de meest bekende acclamatie na de Consecratie, wordt de verbinding gelegd tussen het H. Misoffer hier en nu en het universele Offer van Christus. Met deze acclamatie bevestigen de gelovigen niet alleen hun geloof in de daadwerkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistische Gedaanten maar ook hun geloof dat Christus, Heer  en Meester is van alle tijden en van alle plaatsen, die hij zal voltooien en met zich verenigen aan het einde der tijden, waarvan hij alleen dag en uur kent.
De Kerk vraagt dat hetgeen de Eucharistie in het heden geeft, het heden mag heiligen voor altijd, en dat dit mag strekken tot verlossing in alle tijden.
De H. Mis is de dagelijkse commemoratie (gedachtenis) van het Paasmysterie in zijn Eucharistische Aanbidding van God. Dit komt treffend tot uitdrukking in de helaas weinig gebruikte derde acclamatie die het MR 1970 geeft na de Consecratie: ‘Salvator mundi, salva nos, qui per crucem et resurrectionem tuam liberasti nos’- Redder van de wereld, bevrijd ons, Gij die ons hebt verlost door uw kruis en verrijzenis. Dit perspectief onderstreept de visie op de H. Eucharistie als ‘sacrificum laudis’ – Offer van lof.
De H. Eucharistie bevat en drukt alle vormen van gebed uit: zij is ‘de zuivere offerande’ van het hele Lichaam van Christus ‘tot glorie van zijn Naam’ (vgl. Mal 1, 11); zij is volgens de tradities van het Oosten en het Westen ‘hèt offer van lofprijzing’ (cf KKK 2643).
Als wij bidden met de juiste houding, in het bijzonder tijdens de H. Mis, voor het offeraltaar, hoopvol gekeerd naar het liturgische Oosten, met de priester als bemiddelaar, vult Christus aan wat wij zelf niet kunnen (mysterium en virtus). Hij neemt ons hart, onze geest, stem en gebaren en maakt deze tot de Zijne, zodat ze worden gebracht bij de troon van de barmhartige Vader.
Sint Augustinus (+430) zegt dat “Jezus voor ons bidt als onze Priester, in ons bidt als ons Hoofd en door ons aanbeden wordt als onze God. Laten wij daaarom onze stem erkennen in Hem en die van Hem in ons” (Enarr. in Ps 85, 1).
De H. Mis is geheel betrokken op wat Christus voor ons doet. De H. Mis is een sacramentele handeling waarin God de voornaamste Actor (handelende partij) is. Door ons Doopsel nemen we actief deel aan Zijn gewijde handeling. Christus is het hoofd, wij zijn het Lichaam. Hij neemt onze stemmen en maakt die tot de Zijne. Onze handelingen worden de Zijne.
We moeten daarom nooit misbruik maken van de liturgie en die dus niet aanpassen aan onze voorkeuren van dat moment.
Op grond van het gezag van Christus geeft de Kerk ons de H. Eucharistie. Alleen de Kerk voorziet in de juiste gebeden en rubrieken (voorschriften),

Als wij bidden zoals de H. Kerk dat voorschrift, als wij onze wil richten naar de wil van de Kerk, klinken onze aardse stemmen in één koor met de hemelse stemmen en die van de Kerk, stem van de Verrezen Christus.