Enkele jaren geleden heeft het kerkbestuur twee 12e-eeuwse apostelbeelden uit het Rijkmuseum in Amsterdam weer naar St. OdiliĆ«nberg weten te halen, twee beelden die bij de restauratie van de kerk in de jaren 1880-1883 boven water kwamen maar ter financiering van de restauratie aan het toen pas gereed gekomen rijksmuseum (1885) werden verkocht. Na jarenlang deel uitgemaakt te hebben van de vaste collectie waren ze echter uiteindelijk toch in het depot beland. Daarom waren ze ook in Amsterdam blij dat ze hier in onze basiliek weer een vaste plek zouden krijgen. Dat was echter gemakkelijk er gezegd dan gedaan. Waar komen ze meest tot hun recht, waar doen ze het minst afbreuk aan sobere inrichting van na de oorlog? Zoveel mensen, zoveel zinnen. Daarom hebben we er enkele maanden geleden foto’s op ware grootte van laten maken en die bij wijze van proef opgehangen. Inmiddels is Ć©Ć©n van die foto’s blijkbaar het lange hangen moe geworden en naar beneden gevallen. Die hing daar, boven het tabernakel. Het is die van de Johannes, die van andere kant, die van Jacobus, die hangt er nog.
Jacobus en Johannes … die hebben niet alleen met elkaar gemeen dat ze door Jezus waren uitgekozen en aangesteld om Hem als apostel te vergezellen, maar het waren toevallig ook nog eens broers van elkaar. zonen van Zebedeus, bijgenaamd ‘Boanerges - zonen van de donder’, waarschijnlijk iets verradend van hun opvliegende karakter. Toen de Samaritanen Jezus eens niet wilden ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was, had - als het aan Jacobus en Johannes had gelegen - de bliksem hen mogen treffen (vgl. Luc.9,53-54).
Maar ze hadden ook iets anders gemeen: met de apostel Petrus behoorden zij tot de kleine kring die Jezus mocht vergezellen als er iets bijzonders te gebeuren stond. Zo waren zij niet alleen erbij toen Jezus het dochtertje van JaĆÆrus van de doden opwekte (Luc.8,51), maar ook bij zijn doodsangst in de hof van Olijven (Mt.26,37). En - hetgeen beslist geen toeval is - zoals vandaag, bij Jezus’ verheerlijking op de berg Thabor. Ook vandaag zijn het weer “Petrus, Jacobus en zijn broeder Johannes” die door Jezus meegenomen worden, boven op een hoge berg waar zij geheel alleen waren, waar Jezus voor hun ogen van gedaante veranderd werd, en waar Mozes en Elia hen verschenen die zich met Jezus onderhielden, waar een stem uit de hemel klonk die Jezus openbaart als Gods welbeminde Zoon, naar wie wij maar hoeven te luisteren om deel te krijgen aan Gods hemels leven en geluk.
Petrus, die er dus ook bij was, kan het zich nog herinneren. Hij schrijft er zelfs over in zijn tweede brief; daar heeft hij het over de stem die ze uit de hemel hoorden klinken toen ze met Hem waren op de heilige berg, een stem waardoor het woord van de profeten nog meer gezag kreeg. Zoals dat van de profeet Elia die hen op de heilige berg verscheen, of dat van de profeet Daniel die ons in de eerste lezing van zojuist het visioen schilderde van de Menszoon die voor de troon van de hoogbejaarde werd geleid en aan wie “heerschappij gegeven werd, luister en koninklijke macht, wiens heerschappij een eeuwige heerschappij is die nooit vergaat, wiens koninkrijk nooit te gronde gaat”, het visioen waarheen Jezus later zelf verwijst als Hij voor de hogepriester en het sanhedrin terecht staat en het gaat over de vraag of Hij de Christus, de Zoon van God (Mt.26,63-64).
Petrus, Jacobus en Johannes: zij stonden erbij en keken ernaar; ze mochten er getuige van zijn, van Jezus verheerlijking op de berg Thabor, maar ook van zijn doodangst in der hof van Olijven. Hoogtepunten en dieptepunten, maar nog vaker momenten die er tussen in liggen, het gewone leven van alledag waarin het waargemaakt moet worden, onze verbondenheid met Jezus die ons zowel voor hoogmoed als voor wanhoop bewaart.
Petrus, Jacobus en Johannes; ze waren erbij en mochten het meemaken. Uiteindelijk zijn ze Jezus ook gevolgd in zijn lijden en sterven en mogen ze nu ook delen in zijn verheerlijking. Jacobus en Johannes zijn inmiddels weer thuis en krijgen weer een plekje in onze basiliek. Alleen Petrus ontbreekt. Of er Ć¼berhaupt ooit een beeld van Petrus is geweest dat het drietal completeert? Wie zal het zeggen. In ieder geval is het een uitnodiging ons af te vragen waar we zelf in dit verhaal staan, in de wonderbare gebeurtenis die wij vandaag gedenken. Kan en mag deze gebeurtenis ons helpen ook ons eigen lijden en kruis met dat van Jezus te verenigen?
Pastoor Jos l'Ortye