woensdag 4 mei 2022

John Henry Newman [1801-1890] Mei-meditaties 5 - Onbevlekte Ontvangenis: Wonderbare Moeder

John Henry Newman [1801-1890]
Meimaand-meditaties 5
5 mei
Onbevlekte Ontvangenis: Wonderbare Moeder
Wanneer Maria, de Virgo prædicanda, de Maagd wier lof moet gepredikt worden, genoemd wordt de Admirabilis, de bewonderenswaardige, dan wordt ons daarmee te kennen gegeven, wat het gevolg is nu zij gepredikt wordt als Onbevlekt in haar Ontvangenis. De heilige Kerk verkondigt, predikt haar als ontvangen zonder erfzonde; en degenen die luisteren, de kinderen van de Heilige Kerk, staan verbaasd en verwonderd, voelen zich getroffen en overstelpt door de prediking. Zo groot is dit prerogatief.
Zelfs aan geschapen schoonheid kan men slechts met vgrees en ontzag denken als ze zo hoog is als die van Maria. Wat de grote Schepper zelf betreft, toen Mozes zijn glorie verlangde te aanschouwen, spraak Hij over Zichzelf: “Mijn aanschijn kunt gij niet aanschouwen, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven” (Ex 33,18.13), en de H.Paulus zegt: “Onze God is een verterend vuur” (Hebr 12,23) . En toen de H. Johannes, heilig als hij was, nog maar de Menselijke Natuur van Christus zag zoals Hij is in de hemel, “viel hij als dood aan zijn voeten” (Apoc 1,17). Zo ging  het ook bij de verschijning van engelen. Toen de engel Gabriël aan de vrome Daniël verscheen viel hij “in zwijm met het gezicht op de grond” (Dan 8,19). En toen de grote aartsengel aan Zacharias, de vader van de Doper verscheen, werd ook hij “ontsteld en beefde van angst” (Lc 1,29). Maar bij Maria, toen dezelfde Gabriël bij haar kwam, ging het anders. Zij was wel ontsteld en schrok van zijn woorden, maar dat was omdat zij zo gering was in haar eigen ogen en zich hoorde aangesproken als “vol van genade” en “gezegend onder de vrouwen”; maar het zien van de engel deerde haar niet.
Daaruit leren wij twee dingen. Ten eerste, hoe groot de heiligheid van Maria was; zij kon immers de aanwezigheid verdragen van een engel voor wiens glans de heilige profeet Daniël in zwijm en bijna dood viel. En ten tweede, als zij zoveel heiliger was dan die engel en wij zoveel minder heilig zijn dan Daniël, welke grote reden hebben wij dan niet om haar te noemen de Virgo admirabilis, de Wonderbare, de Ontzagwekkende Maagd, als wij denken aan haar onuitsprekelijke zuiverheid.

Er zijn er die zo gedachteloos zijn, zo blind, zo aard, te menen dat Maria minder aanstoot neemt aan een vrijwillige zonde dan haar goddelijke Zoon, en dat wij haar vriendschap en voorspraak kunnen winnen, al gaan wij tot haar zonder innerlijk berouw, of zelfs zonder het verlangen naar waar berouw en zonder voornemen ons te verbeteren. Alsof Maria de zonde minder kon haten, en de zondaars meer kon beminnen dan de Heer zelf! Nee, zij voelt sympathie alleen voor diegenen di9e zich van hun zonden wensen te bekeren; hoe zou zij anders zelf zonder zonde kunnen zijn? Nee, zelfs voor de besten onder ons is zij naar de woorden van de H. Schrift: “schoon als de maan en klaar als de zon, maar ook geducht als een leger in slagorde”. Wat is zij dan voor de onboetvaardige zondaar?