Lectio altera
Ex narratióne
vitæ sanctæ Terésiæ a Iesu Infánte, vírginis, ab ipsa exaráta
(Manuscrits
autobiographiques, Lisieux 1957, 227-229)
Tweede lezing
Uit
het levensverhaal van de heilige Teresia van het Kind Jezus (+1897)
(Manuscrits
autobiographiques, Lisieux, 1957, blz. 227-229)
In
het hart van de Kerk.
Omdat tijdens de meditatie mijn
verlangens mij een echte marteling waren, deed ik de brieven van de heilige
Paulus open om een antwoord te vinden. Mijn oog viel op het twaalfde en
dertiende hoofdstuk van de eerste brief aan de Korintiërs. In het eerstgenoemde
hoofdstuk las ik dat niet allen apostelen, profeten of leraars kunnen zijn...
dat de Kerk uit verschillende leden bestaat, en dat het oog niet ter zelfder
tijd hand kan zijn. Het antwoord was duidelijk, maar stilde mijn verlangens
niet, het gaf me geen vrede.
Zonder de moed te verliezen las ik
verder, en deze zin vertroostte mij: ‘Gij moet naar de hoogste gaven streven.
Maar eerst wijs ik u een weg die verheven is boven alles’ (1 Kor. 12, 31). En
dan legt de Apostel uit hoe zelfs de volmaaktste gaven niets zijn zonder de
liefde, en dat de liefde de verheven weg is die zeker leidt naar God.
Eindelijk had ik rust gevonden. Bij het
beschouwen van het mystieke lichaam, de Kerk, had ik mij in geen van de
ledematen die de heilige Paulus beschrijft, herkend, of liever, ik wilde me in
alle ledematen herkennen. De liefde gaf mij de sleutel van mijn roeping. Ik
begreep dat, als de Kerk een lichaam is dat uit verschillende ledematen is
samengesteld, het noodzakelijkste en edelste lid haar niet kan ontbreken; ik
begreep dat de Kerk een hart bezat, en dat dit hart brandde van liefde. Ik
begreep dat alleen de liefde de leden van de Kerk tot handelen aanzette, en
dat, als het vuur van de liefde gedoofd zou worden, de apostelen zouden
ophouden het evangelie te verkondigen, de martelaren zouden weigeren hun bloed
te vergieten. Ik begreep dat de liefde alle roepingen insloot, dat de liefde
alles was, dat zij alle tijden en alle plaatsen omvatte, in één woord: dat zij
eeuwig is!
Toen heb ik in de overmaat van mijn
uitzinnige vreugde uitgeroepen: O Jezus, mijn Liefde, eindelijk heb ik mijn
roeping gevonden: mijn roeping is liefde! Ja, ik heb mijn plaats in de Kerk
gevonden, en deze plaats, mijn God, hebt Gij mij gegeven: in het hart van de
Kerk, mijn moeder, zal ik de liefde zijn. Zo zal ik alles zijn. Zo wordt mijn
droom werkelijkheid!