Lectio altera
Incipit Sermo
sancti Augustíni epíscopi De pastóribus
(Sermo 46, 1-2: CCL
41, 529-530)
Tweede
lezing
Begin van de
Preek over ‘De herders’ van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo
46, 1-2: CCL 41, 529-530)
Wij
zijn christenen en leiders
Dat heel onze hoop in Christus is gelegen en dat Hij
zelf onze ware en heilzame glorie is, heeft uw liefde niet nu pas voor het
eerst geleerd. Want gij zijt in zijn kudde degene, die waakt en Israël weidt.
Maar omdat er herders zijn, die wel de naam van herders willen hebben, maar
niet de taak van de herders willen vervullen, laten wij daarom eens nagaan, wat
tot dezen door de Profeet [Ezechiël] wordt gezegd. Luistert gij dan aandachtig
en laten wij met siddering luisteren.
En het woord des Heren werd tot mij gericht:
Mensenkind, gij moet profeteren tegen de herders van Israël, en zeg tot de
herders van Israël. We hebben zojuist geluisterd naar deze tekst, toen ze werd
voorgelezen. Wij wilden er hier iets over zeggen tot uw heiliging. De Heer zelf
zal ons helpen de waarheid te zeggen, als wij niet ons eigen woord spreken.
Want als wij ons eigen woord zouden spreken, zullen wij zijn als herders, die
zichzelf weiden, niet de schapen; maar als wij spreken, wat van Hem is, zal Hij
u door wie ook weiden. Zo spreekt God de Heer: Wee de herders van Israël, die
alleen zichzelf weiden! Of moeten de herders hun schapen niet weiden? dat is:
de herders moeten niet zichzelf weiden, maar hun schapen. Dat is de voornaamste
reden, waarom de herders worden beschuldigd, namelijk omdat zij zichzelf
weiden, niet hun schapen. Wie zijn het dan, die zichzelf weiden? Dat zijn zij
over wie de Apostel zegt: Allen zoeken hun eigen belang en niet dat van Jezus
Christus.
De Heer heeft zich niet naar onze verdienste maar
overeenkomstig zijn eigen beoordeling verwaardigd ons in deze bediening te
plaatsen, waarover wij strenge rekenschap moeten afleggen. Wij hebben hier een
tweevoudige taak: één als christen en een andere als aangesteld leider. Dat wij
christen zijn geldt onszelf; dat wij leider zijn, heeft betrekking op u. In
zover wij christen zijn moeten we letten op ons eigen belang, maar in zover wij
leider zijn alleen op het uwe.
Velen die christenen zijn, maar geen leiders, komen
tot God langs een misschien gemakkelijker weg, en zij wandelen wellicht des te
gemakkelijker naarmate zij minder bagage mee te dragen hebben. Maar wij,
afgezien van het feit, dat wij christenen zijn, waardoor wij aan God rekenschap
moeten afleggen over ons leven, zijn wij ook nog leiders, waardoor wij
rekenschap verschuldigd zijn over ons ambt.