Uit de Verhandelingen van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430) over het evangelie van Johannes
Christus dienen door Christus te volgen.
‘Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen’ (Joh. 12, 26). ‘Mij volgen’ betekent hier: Mij navolgen. ‘Christus heeft,’ aldus de apostel Petrus, ‘voor ons geleden en ons een voorbeeld nagelaten; wij moeten in zijn voetstappen treden’ (vgl. 1 Petr. 2, 21). Dat is de bedoeling van :’Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen.’ Wat is het nut daarvan? Wat het loon daarvoor? ‘En waar Ik ben,’ zegt de Heer, ‘daar zal ook mijn dienaar zijn’ (Joh. 12, 26).
Laten wij de Heer belangeloos dienen, dan zal het loon voor onze dienst de omgang zijn met Hem. Want waar kan men het goed hebben zonder Hem, of wanneer kan men het slecht hebben met Hem?
Nog overtuigender is het volgende: ‘Als iemand Mij dient, zal mijn Vader hem eren’ (Joh. 12, 26). Waarmee anders eren dan met het gezelschap van zijn Zoon? Wat Hij immers hierboven zegt: ‘Waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn’, wordt pas duidelijk met de toevoeging: ‘mijn Vader zal hem eren’. Want, kan de aangenomen zoon een grotere eer ontvangen dan dat hij dáár mag zijn waar de eniggeboren Zoon is? Zonder aan Hem in zijn godheid gelijk te worden, zal hij opgenomen worden in zijn eeuwigheid.
Waarin bestaat dit dienen van Christus, waarvoor wordt zo’n beloning in het vooruitzicht gesteld? Dat moeten wij eerst onderzoeken. Waar kunnen wij dat ‘dienen’ van Christus beter ontdekken dan in zijn eigen woorden? Want toen Hij zei: ‘Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen’, heeft Hij daarin te verstaan willen geven: ‘Wie Mij niet volgt, die dient Mij niet.’ Zij dus alleen dienen Jezus Christus die niet hun eigen belang zoeken, maar dat van Jezus Christus (vgl. Fil. 2, 21). Want ‘hij moet Mij volgen’ staat gelijk met: ‘Hij moet mijn wegen gaan, niet de zijne’. Men moet niet slechts lichamelijke werken van barmhartigheid verrichten, maar alle goede werken doen omwille van Christus. (Want dan zijn zij goed, omdat ‘Christus het doel is van de wet, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft’ (Rom. 10, 41)). Zo is men dienaar van Christus en komt men tot die grote liefdesdaad: zijn leven geven voor zijn naaste, wat tegelijk zijn leven geven voor Christus is. Want ook dit zal Hij omwille van zijn ledematen zeggen: wat gij voor hen hebt gedaan, hebt gij voor Mij gedaan (vgl. Mt. 25, 40).
Wie zo Christus dient, zal door zijn Vader worden geëerd; hij zal grote eer ontvangen: hij zal in het gezelschap van zijn Zoon zijn, voor eeuwig gelukkig.
Als gij dus de Heer hoort zeggen: ‘Waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn’ (Joh. 12, 26), denk dan niet alleen aan goede bisschoppen, aan goede geestelijken. Ook gij moet naar best vermogen Christus dienen door als goede mensen te leven, aalmoezen te schenken en zijn Naam en zijn leer te verkondigen aan wie gij maar kunt. Dan zal ook iedere huisvader tot het inzicht komen dat hij in deze Naam met vaderlijke liefde voor zijn gezin moet zorgen. Laat hij omwille van Christus en het eeuwig leven al de zijnen aansporen, onderrichten, opwekken, terechtwijzen; laat hij welwillendheid betonen en de tucht handhaven. Zo zal hij in zijn eigen huis een geestelijke, in zekere zin bisschoppelijke taak vervullen door Christus te dienen. Dan zal hij eens voor eeuwig met Hem mogen zijn.
Almachtige en barmhartige God, wij vragen U ootmoedig: laat allen die Gij door de prediking van de heilige bisschop en martelaar Lambertus tot het geloof in uw eniggeboren Zoon hebt gebracht, door zijn voorspraak altijd trouw blijven aan hun christelijke roeping.