zaterdag 4 september 2021

Collectegebed 23e zondag door het jaar "Geef Uw kinderen de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwige leven"

Collectegebed 23e zondag door het jaar -
Geef Uw kinderen de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwige leven.
Missale Romanum – 1970
Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur adoptio,
filios dilectionis tuae benignus intende,
ut in Christo credentibus et vera tribuatur libertas, et hereditas aeterna.
Bronteksten : Gelasianum Vetus 522 (VIIIab) en Saramentarium Gregorianum of Hadrianum 93,4 , IXe eeuw
[Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et vera libertas].

Altaarmissaal – 1979
God, Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwige leven.

Werkvertaling
God, door wiens toedoen de verlossing tot ons komt en door wie ook de aanname tot zijn kinderen wordt gegeven,
richt welwillend uw ogen op de kinderen van uw Liefde,
zodat aan hen die in Christus geloven de ware bevrijding en het eeuwige erfdeel wordt gegeven.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed van de 23e zondag door het jaar kwam niet voor in een van de præconciliaire edities van het Missale Romanum maar het is afkomstig uit het Sacramentarium  Gelasianum Vetus, 522 (1e helft van de 8e eeuw) en maakte daar deel uit van een reeks avondgebeden gedurende de Paastijd. In de oorspronkelijke Gregoriaanse versie uit het Sacramentarium Gregorianum of Hadrianum 93,4, 9e eeuw, werden enige veranderingen aangebracht.
Het collectegebed van de 23e zondag door het jaar is hetzelfde als dat van de 5e zondag van Pasen in het Missale Romanum 1970. (Zie het aldaar besproken collectegebed op dit weblog)

De wijze waarop God in de openingszin wordt aangesproken legt de nadruk op een van zijn grootste heilsdaden, namelijk dat wij door God zijn vrijgekocht en dat Hij ons als kinderen heeft aangenomen. Allebei werken van de goddelijke barmhartigheid – opera misericordiæ -  concreet: de kinderen van God, de nieuwe schepping, zo bidt de Kerk, mogen God in genade aanschouwen. Bij de kinderen die God uit liefde voortgebracht heeft, kan men aan 1 Joh 3,1 denken: “De Vader heeft ons zo’n grote liefde geschonken, dat wij kinderen van God genoemd worden, en wij zijn het ook.”
De uitdrukking filios dilectionis tuae – de kinderen van Uw liefde verwijst tevens naar Kol 1,13 waar de Apostel Paulus in een dankhymne over God de Vader zegt: “qui eripuit nos de potestate tenebrarum et transtulit in regnum Filii dilectionis suæ”- Hij heeft ons ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis en overgebracht naar het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon.
De oorspronkelijke versie dacht als gebed van het Paasoctaaf in het bijzonder aan de nieuw gedoopten, als het voor de “wedergeborenen” -  in Christo renatis - om erfdeel en vrijheid bad. Voor de vijfde zondag van de Paastijd wenste men de beperking tot de nieuw gedoopten op te heffen en veranderde renatos, “de nieuw gedoopten” in credentes, de “gelovigen”. Het lijkt erop, alsof er ook een verschil met betrekking tot afgesmeekte “ware vrijheid” ontstaat.
Deze libertas wordt in de originele versie na hereditas - het “erfdeel” genoemd, en het postconciliaire MR 1970 heeft die volgorde vermoedelijk bewust “verbeterd”. Het lijkt er echter op, dat Hadr aan de vrijheid van de heiligen dacht, die het erfdeel reeds ontvangen hebben. De gewijzigde versie van MR 1970 doet aan de vrijheid van de kinderen Gods denken, aan de “kinderen van de vrijgeborene”, die Christus “tot vrijheid heeft geroepen” (Gal 4,31; 5,1).    

S t i j l v o r m e n
De oratie bevat twee mooie chiasmen of kruisstellingen: een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst: in regel 1: redemptio venit…praestatur adoptio (subject werkwoord … …werkwoord subject en in regel 3: vera libertas…hereditas aeterna (adjectief, bijvoeglijk naamwoord …substantief, zelfstandig naamwoord… substantief…adjectief.
De substantieven redemptio…adoptio (r. 1) bevatten eindrijm in klank, eveneens de adjectieven vera …æterna en de substantieven libertas… hereditas (r. 3).
De verwantschap in het woordgebruik verwijst naar sommige patristische bronnen zoals De Trinitate 6,44 van Sint Hilarius van Poitiers (+ ca 368) en Epistula 9,65.5 van Sint Ambrosius van Milaan.
S t r u c t u u r
1.      Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur adoptio,
2.     filios dilectionis tuae benignus intende,
3.     ut in Christo credentibus et vera tribuatur libertas, et hereditas aeterna. 
Ad 1. De oratie richt zich onmiddellijk tot God, Deus. De vorm staat in de vocativus, de aanspreekvorm, gevolgd door een relatieve bijzin die heilsdaden van God als Vader memoreert. Het relativum, (betrekkelijk voornaamwoord) quem heeft Deus als antecedent.
De relatieve zin bevat twee zinsdelen die elk een onderwerp en een gezegde bevatten ( redempti0 venit en praestatur adoptio). De zinsdelen zijn in een kruisstelling geplaatst (chiasme) zolals boven gezegd. Het betreft hier een opsomming uitgedrukt door het tweevoudige gebruik van et (etet = zowel… als, (en)…en ook). Opvallend is dat venit een actieve werkwoordsvorm is en praestatur een passieve werkwoordsvorm. Dit zorgt voor een variatie in de zinsstructuur, maar desalniettemin is in elk van beide zinsdelen God ontegenzeglijk herkenbaar, leesbaar zo men wil, als de verlossende Vader.
 
Ad 2. De hoofdzin met de eigenlijke bede, precies in het midden van de oratie.
Benignus is grammaticaal gezien als adiectivum gebruikt bij het subject Deus, die in deze regel echter niet meer expliciet wordt genoemd. Wanneer men de functie van adiectivum in de vertaling wil handhaven zou men kunnen kiezen voor deze variant: ‘Gij, die welwillend zijt…’. Een andere vertaalmogelijkheid is om het adiectivum als een adverbium, een bijwoord, te vertalen bij de imperativus intende: ‘ Richt welwillend uw ogen op…
Filios is object bij de imperativus intende en de genitivus dilectionis tuae staat als aanvullende bepaling bij filios.
 
Ad 3. Finale zin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut; het verbum tribuatur met wenskarakter in de coniunctivus en in de passieve vorm behoort zowel bij het subject libertas als hereditas.
Zoals in regel 1 van deze oratio is ook in deze regel sprake van een opsomming (et…et) waarbij de twee zinsdelen (vera tribuatur libertas en hereditas aeterna) gekoppeld worden en geplaatst zijn in een kruisstelling (chiasme). Opvallend in deze regel is dat het werkwoord tribuatur voor beide zinsdelen als gezegde geldt. De zinsstructuur wijkt hierin af van de eerste regel van deze bede.
in Christo credentibus: bijwoordelijke bepaling samengesteld uit de ablativusvorm in Christo
en het tegenwoordige deelwoord credentibus in de dativus pluralis. Zoals in regel 1 nobis als dativus wordt gebruikt, zo is in deze regel credentibus als dativus gebruikt; aan hen die geloven in Christus wordt de ware bevrijding en het eeuwigdurende erfdeel gegeven.

K l e i n  v o c a b u l a r i u m
Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite Astaan voor of ervoor staan@. Het werkwoord heeft echter een breed scala aan betekenissen, inclusief "vervullen, handhaven, verrichten, uitvoerenen betekenissen daar omheen (“prestatie” in het Nederlands), hetgeen præsto soms wat ingewikkeld maakt. Rond de tweede eeuw betekende præsto ook "lenen" (vgl. het Franse "prêter") en vanaf de vierde eeuw "aanbieden". Cassiodorus en andere auteurs gebruiken præsto voor "helpen, bijstaan, geven, verlenen".
Het begrip adoptio kwam reeds aan de orde bij de uitleg van de oratie van de 19e zondag per annum en de 3e zondag van Pasen.
Hereditas betekent "erfdom, erfgoed" of de "erfenis zelf, het vaderlijk erfdeel".

Co m m e n t a a r
Op grond van het feit dat wij in eenheid met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend. Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de genade. Onze aanneming door de genade is "volmaakt" (adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perfício, "tot een eind of conclusie brengen, afmaken, voltooien". Vanuit Gods gezichtspunt is onze adoptie volmaakt omdat Hij zijn zegel op ons legt, speciaal in het Doopsel en Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal deze adoptie pas voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het Doopsel is het merkteken van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon, wanneer Hij zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.
De collecte (en de oratie in het Getijdengebed) van vandaag is wellicht gebaseerd op de beeldspraak van adoptie in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters (Verg. Rom 8,15-16; Gal 4,5 en context Gal 4,1-7; Ef 1,5). Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges verlenen. De Romeinse adoptio verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere, terwijl adrogatio de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste doch onder het gezag van een paterfamilias. In het Latijn is een familia een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit. Een familia had een hoofd, de paterfamilias (Griekse genitief), de meester van het huis.

De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van adoptie door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een paterfamilias totdat deze door magistraten waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand  op ons te leggen (manus : Ahand@) zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waar erfschap, dat niets uitsluit en in zekere zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.
Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.
Deze prachtige oratie in de zomer en de Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben. Christus heeft beide geopenbaard.

V i n d p l a a t s e n van enkele begrippen in de Katechismus van de Katholieke Kerk:  
Redemptio: Heilsmysterie en verlossing als “vrijkoop”” uit de slavernij van de zonde nrs. 571 en 601
Adoptio: Jezus Christus is Mens geworden om ons te laten delen in de goddelijke natuur nr. 460
Libertas: Vrijheid door Christus nr. 1741