Collectegebed
23e zondag door het jaar -
Geef Uw kinderen de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwige leven.
Missale Romanum – 1970
Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur
adoptio,
filios dilectionis tuae benignus intende,
ut in Christo credentibus et vera tribuatur libertas,
et hereditas aeterna.
Bronteksten : Gelasianum
Vetus 522 (VIIIab) en Saramentarium
Gregorianum of Hadrianum 93,4 , IXe
eeuw
[Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur
adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et
vera libertas].
Altaarmissaal – 1979
God,
Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie
in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef
hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwige
leven.
Werkvertaling
God, door wiens toedoen de verlossing tot ons komt en door wie ook de
aanname tot zijn kinderen wordt gegeven,
richt welwillend uw ogen op de kinderen van uw Liefde,
zodat aan hen die in Christus geloven de ware bevrijding en het eeuwige
erfdeel wordt gegeven.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed van de 23e zondag door het jaar kwam
niet voor in een van de præconciliaire edities van het Missale Romanum maar het is afkomstig uit het Sacramentarium Gelasianum Vetus,
522 (1e helft van de 8e eeuw) en maakte daar deel uit
van een reeks avondgebeden gedurende de Paastijd. In de oorspronkelijke Gregoriaanse versie
uit het Sacramentarium Gregorianum of
Hadrianum 93,4, 9e eeuw, werden
enige veranderingen aangebracht.
Het collectegebed van de 23e zondag door het jaar is
hetzelfde als dat van de 5e zondag van Pasen in het Missale Romanum 1970. (Zie het aldaar
besproken collectegebed op dit weblog)
De wijze waarop
God in de openingszin wordt aangesproken legt de nadruk op een van zijn grootste
heilsdaden, namelijk dat wij door God zijn vrijgekocht en dat Hij ons als
kinderen heeft aangenomen. Allebei werken van de goddelijke barmhartigheid – opera misericordiæ - concreet: de kinderen van God, de nieuwe
schepping, zo bidt de Kerk, mogen God in genade aanschouwen. Bij de kinderen
die God uit liefde voortgebracht heeft, kan men aan 1 Joh 3,1 denken: “De Vader heeft ons zo’n grote liefde geschonken,
dat wij kinderen van God genoemd worden, en wij zijn het ook.”
De uitdrukking filios
dilectionis tuae – de kinderen van Uw liefde verwijst tevens naar Kol 1,13 waar de Apostel Paulus in een
dankhymne over God de Vader zegt: “qui eripuit nos de potestate tenebrarum et
transtulit in regnum Filii dilectionis suæ”-
Hij heeft ons ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis en overgebracht
naar het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon.
De
oorspronkelijke versie dacht als gebed van het Paasoctaaf in het bijzonder aan
de nieuw gedoopten, als het voor de “wedergeborenen” - in Christo
renatis - om erfdeel en vrijheid bad. Voor de vijfde zondag van de
Paastijd wenste men de beperking tot de nieuw gedoopten op te heffen en
veranderde renatos, “de nieuw gedoopten” in credentes, de “gelovigen”. Het lijkt erop, alsof
er ook een verschil met betrekking tot afgesmeekte “ware vrijheid” ontstaat.
Deze libertas
wordt in de originele versie na hereditas
- het “erfdeel” genoemd, en het postconciliaire MR 1970 heeft die volgorde vermoedelijk bewust “verbeterd”. Het
lijkt er echter op, dat Hadr aan de
vrijheid van de heiligen dacht, die het erfdeel reeds ontvangen hebben. De
gewijzigde versie van MR 1970 doet
aan de vrijheid van de kinderen Gods denken, aan de “kinderen van de
vrijgeborene”, die Christus “tot vrijheid heeft geroepen” (Gal 4,31; 5,1).
S t i j l v o r m e n
De
oratie bevat twee mooie chiasmen of kruisstellingen: een repetitio met
omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee
formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst: in regel 1: redemptio venit…praestatur adoptio
(subject werkwoord … …werkwoord subject en in regel 3: vera libertas…hereditas aeterna
(adjectief, bijvoeglijk naamwoord …substantief, zelfstandig naamwoord…
substantief…adjectief.
De substantieven redemptio…adoptio
(r. 1) bevatten eindrijm in klank, eveneens de adjectieven vera …æterna
en de substantieven libertas… hereditas (r.
3).
De
verwantschap in het woordgebruik verwijst naar sommige patristische bronnen
zoals De Trinitate 6,44 van Sint
Hilarius van Poitiers (+ ca 368) en Epistula
9,65.5 van Sint Ambrosius van Milaan.
S t r u c t u u r
1.
Deus, per quem
nobis et redemptio venit et praestatur adoptio,
2.
filios
dilectionis tuae benignus intende,
3.
ut in Christo
credentibus et vera tribuatur libertas, et hereditas aeterna.
Ad 1. De oratie richt zich onmiddellijk tot God, Deus.
De vorm staat in de vocativus, de aanspreekvorm, gevolgd door een relatieve
bijzin die heilsdaden van God als Vader memoreert. Het relativum, (betrekkelijk
voornaamwoord) quem heeft Deus als antecedent.
De relatieve zin bevat twee zinsdelen die elk een onderwerp en een gezegde bevatten ( redempti0 venit en praestatur adoptio). De zinsdelen zijn in een kruisstelling geplaatst (chiasme) zolals boven gezegd. Het betreft hier een opsomming uitgedrukt door het tweevoudige gebruik van et (et…et = zowel… als, (en)…en ook). Opvallend is dat venit een actieve werkwoordsvorm is en praestatur een passieve werkwoordsvorm. Dit zorgt voor een variatie in de zinsstructuur, maar desalniettemin is in elk van beide zinsdelen God ontegenzeglijk herkenbaar, leesbaar zo men wil, als de verlossende Vader.
De relatieve zin bevat twee zinsdelen die elk een onderwerp en een gezegde bevatten ( redempti0 venit en praestatur adoptio). De zinsdelen zijn in een kruisstelling geplaatst (chiasme) zolals boven gezegd. Het betreft hier een opsomming uitgedrukt door het tweevoudige gebruik van et (et…et = zowel… als, (en)…en ook). Opvallend is dat venit een actieve werkwoordsvorm is en praestatur een passieve werkwoordsvorm. Dit zorgt voor een variatie in de zinsstructuur, maar desalniettemin is in elk van beide zinsdelen God ontegenzeglijk herkenbaar, leesbaar zo men wil, als de verlossende Vader.
Ad 2. De hoofdzin met de eigenlijke bede, precies in
het midden van de oratie.
Benignus is grammaticaal gezien als adiectivum gebruikt bij
het subject Deus, die in deze regel echter
niet meer expliciet wordt genoemd. Wanneer men de functie van adiectivum in de
vertaling wil handhaven zou men kunnen kiezen voor deze variant: ‘Gij, die
welwillend zijt…’. Een andere vertaalmogelijkheid is om het adiectivum als een
adverbium, een bijwoord, te vertalen bij de imperativus intende: ‘ Richt welwillend uw ogen op…
Filios is object bij de imperativus intende en de genitivus dilectionis tuae staat als aanvullende bepaling bij filios.
Filios is object bij de imperativus intende en de genitivus dilectionis tuae staat als aanvullende bepaling bij filios.
Ad 3. Finale zin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut; het verbum tribuatur
met wenskarakter in de coniunctivus en in de passieve vorm behoort zowel bij
het subject libertas als hereditas.
Zoals in regel 1 van deze oratio is ook in deze regel sprake van een opsomming (et…et) waarbij de twee zinsdelen (vera tribuatur libertas en hereditas aeterna) gekoppeld worden en geplaatst zijn in een kruisstelling (chiasme). Opvallend in deze regel is dat het werkwoord tribuatur voor beide zinsdelen als gezegde geldt. De zinsstructuur wijkt hierin af van de eerste regel van deze bede.
Zoals in regel 1 van deze oratio is ook in deze regel sprake van een opsomming (et…et) waarbij de twee zinsdelen (vera tribuatur libertas en hereditas aeterna) gekoppeld worden en geplaatst zijn in een kruisstelling (chiasme). Opvallend in deze regel is dat het werkwoord tribuatur voor beide zinsdelen als gezegde geldt. De zinsstructuur wijkt hierin af van de eerste regel van deze bede.
in Christo credentibus: bijwoordelijke bepaling
samengesteld uit de ablativusvorm in Christo
en het tegenwoordige deelwoord credentibus in de dativus pluralis. Zoals in regel 1 nobis als dativus wordt gebruikt, zo is in deze regel credentibus als dativus gebruikt; aan hen die geloven in Christus wordt de ware bevrijding en het eeuwigdurende erfdeel gegeven.
en het tegenwoordige deelwoord credentibus in de dativus pluralis. Zoals in regel 1 nobis als dativus wordt gebruikt, zo is in deze regel credentibus als dativus gebruikt; aan hen die geloven in Christus wordt de ware bevrijding en het eeuwigdurende erfdeel gegeven.
K l e i n v o c a b u l a r i u m
Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite Astaan voor of ervoor staan@. Het werkwoord heeft echter een breed
scala aan betekenissen, inclusief "vervullen, handhaven, verrichten,
uitvoeren" en betekenissen daar omheen (“prestatie” in het Nederlands), hetgeen præsto soms wat ingewikkeld maakt. Rond de tweede
eeuw betekende præsto
ook "lenen" (vgl. het Franse "prêter") en vanaf de vierde eeuw "aanbieden". Cassiodorus en andere auteurs gebruiken
præsto voor "helpen, bijstaan, geven, verlenen".
Het begrip adoptio kwam reeds aan de orde bij de uitleg
van de oratie van de 19e zondag per annum en de 3e zondag
van Pasen.
Hereditas betekent "erfdom, erfgoed" of de "erfenis zelf, het vaderlijk
erfdeel".
Co m m
e n t a a r
Op grond van het feit dat wij in eenheid
met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg
naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend.
Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de
genade. Onze aanneming door de genade is "volmaakt" (adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perfício, "tot een eind of conclusie brengen,
afmaken, voltooien". Vanuit Gods gezichtspunt is onze
adoptie volmaakt omdat Hij zijn zegel op ons legt, speciaal in het Doopsel en
Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen
onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten
van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal deze adoptie pas
voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het
Doopsel is het merkteken van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest
brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon, wanneer Hij
zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte
gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.
De collecte (en de oratie in het
Getijdengebed) van vandaag is wellicht gebaseerd op de beeldspraak van adoptie
in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse
wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van
erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een
nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters (Verg. Rom 8,15-16; Gal 4,5 en context
Gal 4,1-7; Ef 1,5). Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap
en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn
erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en
erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges
verlenen. De Romeinse adoptio
verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere,
terwijl adrogatio
de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste
doch onder het gezag van een paterfamilias. In het Latijn
is een familia
een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit.
Een familia had
een hoofd, de paterfamilias
(Griekse genitief), de meester van het huis.
De gedoopten zijn niet langer aan Satan
onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was
er ook een vorm van adoptie door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam
aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete
adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van
de vader zonder de andere volmachten van een paterfamilias totdat deze door magistraten
waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in
het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog
niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij
burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn
niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het
oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio)
uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een
speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij
dit alles ondergaan: door zijn hand op
ons te leggen (manus : Ahand@) zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en
dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende
Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en
priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als
zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en
waar erfschap, dat niets uitsluit en in zekere zin ons nog vrijgeviger en
overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de
heerschappij van de duivel vielen.
Het is een moeilijk te begrijpen
mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door
adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële
onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid
gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder
oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de
adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.
Deze prachtige oratie in de zomer en de
Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij
zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben. Christus heeft beide geopenbaard.
V i n d p l a a t s e n van enkele
begrippen in de Katechismus van de
Katholieke Kerk:
Redemptio: Heilsmysterie en verlossing als “vrijkoop””
uit de slavernij van de zonde nrs. 571 en 601
Adoptio: Jezus Christus is Mens geworden om ons te laten delen in de
goddelijke natuur nr. 460
Libertas: Vrijheid door Christus nr. 1741