Op de heen- en terugweg worden psalmen gezongen en bij de graven een respons met afsluitend gebed.
Vandaag wordt als zijn vroeg Credo het getuigenis van “de rechtvaardige man Job” bezongen, waarin hij zijn geloof in de levende Verlosser uitspreekt alsook de rotsvaste geloofszekerheid zelf eens te zullen verrijzen en met eigen lichaam, met eigen ogen – ik en geen ander – zijn Redder te zullen zien. Zoals Christus overging van het lijden, de dood en de nacht in het graf tot de eeuwige vreugde, tot de verrijzenis en het eeuwige leven, zo verwoordt Job de paasjubel die hem ten deel zal vallen en mag op hem worden toegepast: “Gij hebt mijn gejammer in een reidans veranderd, mijn rouwkleed verscheurd, met vreugde mij omgord!” (Ps 29[30],12)
Credo quod Redemptor meus vivit,
et in novissimo die de terra surrecturus sum;
et in carne mea videbo Deum Salvatorem meum.
V. Quem visurus sum : ego ipse, et non alius,
et oculi mei conspecturi sunt.
Job 19,25.26 V. 27
Ik geloof dat mijn Verlosser leeft,
en op de jongste dag zal ik uit de aarde verrijzen;
vanuit mijn vlees zal ik God mijn Verlosser aanschouwen.
V. Hem zal ik zien, ik en geen ander,
en mijn ogen zullen Hem aanschouwen.
Afgesloten wordt met het volgende gebed:
God, Gij zijt de glorie van het die in U geloven en het leven van hen die U trouw zijn.
Door de Dood en de Verrijzenis van Uw Zoon hebt Gij ons verlost. Wees uw overleden dienaressen genadig, opdat zij die het mysterie van de Verrijzenis hebben beleden de vreugde ontvangen van de eeuwige gelukzaligheid.