8
september
De Geboorte van de H.Maagd Maria
Zeer
terecht laat de Kerk ons in een opwelling van vreugde zingen: “Uw geboorte,
Moeder Gods en Maagd, heeft vreugde verkondigd aan de gehele wereld, want uit u
is opgerezen de Zon der gerechtigheid, Christus onze God, die door de vloek te
delgen ons zegening heeft gebracht en door de overwinning op de dood ons het
eeuwige leven heeft geschonken” (Antifoon ad Benedictus in het goddelijk
officie).
Als
de geboorte van een kind inderdaad vreugde brengt in de huiselijke kring, die
nochtans niets weet omtrent zijn toekomst; als de Kerk ons op 24 juni zegt dat
het een dag is van vreugde, daar de geboorte van Johannes de Doper ons de
geboorte in het vooruitzicht stelt van Hem wiens wegen hij komt bereiden,
hoeveel blijdschap moet de komst op deze wereld van haar die de Moeder van de
Heiland zal zijn dan niet bewerken in het hart van allen die het heil en het
leven verwachten!
Het
evangelie leert ons dat de geboorte van Johannes de Doper vreugde bracht aan
zijn ouders, aan het dorpje Aïn-Karim en de omliggende gehuchten. Van Maria’s
geboorte weten wij niets, maar ook al ontging deze geboorte aan de massa, ook
al bleef Jeruzalem uiterlijk onverschillig, wij weten dat deze dag niet alleen
voor een stad en een volk maar voor de hele wereld van alle tijden is en zal
zijn een bron van onvergelijkelijke vreugde.
Met
de heiligen mogen wij gerust aannemen dat God aan alle zielen “die de
verlossing van Israël verbeidden” (Luc
2,38) een uitzonderlijke vreugde schonk, een ernstige en heilige vervoering
welke haar geheel vervulde en zonder dat zij haar konden verklaren; dat Hij
haar een innige overtuiging gaf dat thans het uur van ’s werelds heil
aanstaande was.
Maar
deze blijdschap gold met name de gelukkige ouders, met zaligheid zagen zij neer
op dat zalige kind, dat hun was geschonken op het einde van haar dagen en tegen
alle hoop in. En wellicht vroegen zij zich af of zij niet een van die schakels
zou zijn uit de gezegende stam waaruit de Koning zou voortkomen, die de troon
van David zou herstellen en Israël zou redden. Een vurig dankgebed steeg op tot
de God die zij aanwezig voelden in hun nederige woning. “O gelukkig ouderpaar”,
roept de H. Johannes Damascenus uit, “heel de schepping is u dank verschuldigd;
want door u heeft zij God de kostbaarste van alle gaven aangeboden, de
bewonderenswaardige Moeder, die Hem alleen waardig was. Zalig uw schoot, o Anna, welke haar heeft
gedragen wier schoot het eeuwig Woord zal dragen, hem die door niets kan worden
omvat, en die aan alle mensen de wedergeboorte zal brengen! O aarde, eerst
onvruchtbaar en steriel, uit u is een aarde ontsproten van een wonderbare
vruchtbaarheid: want zij gaat een levensaar voorbrengen tot voeding van alle
mensen. Zalig uw borsten, daar zij haar hebben gevoed die met haar melk het
Woord van God zal voeden, de voedster van Hem die de wereld voedt…” (De V.M. Nativitate, P.G. 96, 664-668)
Zo
is dan de geboorte van de H. Maagd oorzaak van blijdschap en blijdschap omgeeft
en doordringt vandaag alles. De Kerk wil dat wij binnentreden in deze
overstelpende en zegevierende vreugde. Overal in het officie nodigt zij ons
daartoe uit: “Vandaag is het Maria’s geboorte”, legt zij ons reeds in het
invitatorium van de metten op de lippen, “laten wij haar vieren, aanbidden wij
Christus, Gods Zoon, onze Heer”en even daarna: “Vieren wij met innige
godsvrucht de geboorte der zalige Maagd Maria, opdat zij voor ons een
voorspraak zij bij Jezus Christus. Vieren wij Maria’s geboorte met vreugde en innige
godsvrucht.”
Daarom
nodigt de Kerk ons uit tot blijdschap, omdat Maria de Moeder is van de
goddelijke genade en nu reeds in Gods gedachte de Moeder van het mensgeworden
Woord. De woorden genade en vreugde komen in het grieks van dezelfden stam; genade en vreugde
gaan steeds gepaard en worden naar elkander afgemeten: Maria is vol van genade,
maar ook vol van vreugde voor haar zelf en voor ons. In dit lieftallig kind,
dat amper is geboren toont de liturgie ons de Moeder van Jezus, zozeer is Maria
onafscheidelijk van haar Zoon, zozeer wordt zij alleen geboren voor Hem, om
zijn Moeder te zijn en de onze te worden, door ons het ware leven, het leven
der genade te schenken. Ziedaar waarom alle gebeden van de H.Mis van vandaag het
Moederschap van de Maagd Maria toejuichen, alsof de Kerk haar geboorte niet kan
scheiden van die van den Emmanuel.
Ontleend
aan Dom Prosper Guéranger osb, ”Het Liturgisch Jaar”, oorspr. titel ”L’Année liturgique”, vert. en bew. door de
monniken van Abdij Sint Benedictusberg, Vaals, Hilversum, dl. V, 278-282,
gedeeltelijk.