Naast het kruis, met schreiende
ogen stond de Moeder, diep bewogen, toen de Zoon te sterven hing. De godsvrucht
tot de Smarten van Maria heeft haar bijbelse grondslag in het profetisch woord
van de grijze Simeon: “Uw eigen ziel zal met een zwaard worden doorboord” (Lc
2,35).
Hoe het feest van de Zeven
Smarten van Maria zich in de volksdevotie en in de liturgie van de Kerk heeft
ontwikkeld, kunnen we lezen in de liturgische commentaren bij dit feest.
Met haar woord “Ecce ancilla
Domini” (Lc 1,38) - zie, de dienstmaagd van de Heer, heeft Maria, uit vrije wil,
zich bekend tot haar Zoon, zijn Menswording, zijn verlossingswerk en zo de
uitboeting van, en het eerherstel voor onze zonden mede op zich genomen, en
daardoor ook het dragen van smart. Dit is zo door God gewild toen Hij haar
voorbestemde de Moeder te worden van zijn Zoon. Hij heeft haar onafscheidelijk
verbonden met de Persoon, het leven, de mysteries en het lijden van Jezus,
opdat zij in het verlossingswerk zijn getrouwe medewerkster zou zijn. Wat Jezus
in zijn lichaam en ziel heeft geleden, heeft Maria gevoeld in haar hart, met
hetzelfde doel, dezelfde toewijding, dezelfde liefde. Bondig wordt dit
uitgedrukt in de 1e antifoon van de Lauden van deze gedachtenis:
“Adhæsit
anima mea post te, Domine Iesu”- met heel mijn hart houd ik vast aan U, Heer
Jezus (Ps 62[63]9).
Bij monde van de liturgie nodigt Maria
zelf ons uit haar smart te beschouwen: “O, gij allen die voorbijgaat, ziet toe
of er een smart is gelijk aan de mijne…God heeft mij in droefheid geplaatst en
als het ware gevestigd”, zo hoorden wij gisteren (donderdag in de 23e
week door het jaar) de profeet Jeremias in zijn Klaagzangen (1,12) tijdens de
Lezingendienst; dit bijbelvers heeft de Kerk altijd op de Moeder van Smarten
toegepast.
Als wij op weg door de basiliek naar de dagelijkse H. Mis in het
transept het Pietàbeeld passeren, is dat niet zonder symboliek: haar offer
en gehoorzaamheid heeft Maria, geheel vrijwillig, verenigd met het offer en de
gehoorzaamheid van Jezus, om samen met Hem overeenkomstig de eisen van Gods
rechtvaardigheid het hele gewicht van uitboeting te dragen. Zij heeft meer
gedaan dan alle smarten van haar Zoon van harte mee te voelen; zij is werkelijk
met haar hele wezen, met hart en ziel, met de vurigste liefde en de grootste
eenvoud zijn lijden binnengetreden; in haar hart heeft zij alles verduurd wat
Jezus heeft ondergaan in zijn menselijk lichaam. Zo is Maria ook aanwezig bij
het dagelijks Offer van de Kerk dat in wezen geen ander is dan dat van
Calvarië.
“Zoals de hele wereld zich aan
God heeft verplicht vanwege het heilig Lijden van Christus, zo heeft de wereld
dat ook aan O.L.Vrouw vanwege haar medelijden”, aldus de H. Albertus de Grote
(Quæstio
super Missus, 150). Begroeten wij haar daarom met liefde en dankbaarheid als
“onze Koningin, Moeder van barmhartigheid, ons leven en onze hoop” in het Salve
Regina na de Completen.
Het is een wet in het
christendom: hoe dichter een christen bij de Heer staat, des te dichter moet
hij ook bij het kruis staan. Per crucem ad lucem! Om die reden moest Maria ook
het meest intensief het lijden van haar Zoon op het kruis ondervinden. Voor ons
geldt daarom naast de opdracht als religieus en christen goed te leven middels de
Lof Gods en goede werken, ook het kruis van Christus in vereniging met Hem
geduldig te dragen en het door de H.Mis geconsacreerde lijden te aanvaarden.
Het betekent een zich volledig losmaken van alle eigenliefde en veranderd
willen worden in Hem die wij in de H. Communie ontvangen. Het is een zichzelf
offeren met en voor Christus die zich het eerst slachtofferde op het bloedig
altaar van het Kruis.
Onze deelname aan het werk van de
Verlossing door in de voetstappen van de Heer en zijn Moeder te gaan en eerherstel
te brengen, hoe nietig en brokkelig ook, uit een liefhebbend en rouwmoedig
hart, betekent genade voor onze ziel en groeiende gelijkvormigheid met
Christus. Nog vloeit de genade in grote stromen over de aarde, maar ten
overstaan van Christus als Rechter zullen wij ons eens moeten verantwoorden of
we gehoor hebben gegeven aan de oproep “Doet boete”! van de Moeder Gods in
Lourdes en Fatima.
*
Bekend en beroemd is de
schitterende sequens Stabat Mater die
aan Jacoponi da Todi (+ 1306) wordt toegeschreven en die bewaard is gebleven in
de Misliturgie en het Getijdengebed van 15 september.
In de Riddertijdingen van deze maand ( sept. 2019, nr. 85) geeft Herwi
Rikhof een beschouwing over het Stabat Mater naar opbouw en inhoud en ook hoe
deze sequens de componisten in de loop der tijden heeft geïnspireerd. Het is
goede meditatiestof.
Nog een enkel woord over het incipit van het Stabat Mater.
“Stabat Mater dolorosa iuxta crucem”, zielsbedroefd stond zijn Moeder
onder het kruis.
Om te beginnen moet men vlak naast het kruis gaan staan en dan
overeind blijven. Overeind, want zo handelt de moed en zo is men dichter bij
onze Heer. En het enige middel om zo te kunnen handelen is bij de H. Maagd te
blijven: “Ziedaar, uw Moeder!” (Jo 19,27). Zonder het tecum, het met U, Maria, zal ons dat niet mogelijk zijn. Het kruis
is immers verschrikkelijk. Zelfs de kleinere dagelijkse kruisen zijn moeilijk.
Boven het stabat van Maria
verheft zich Jezus, hangende boven de aarde en alles tot Zich trekkend, juist
omdat Hij op het kruis is opgeheven. Maria staat overeind als
verbindingsschakel..de Middelares. Hoofd en hart houdt zij omhoog om dichtbij
haar Zoon te zijn; haar voeten raken de aarde om dichtbij ons te zijn: “Vrouw,
zie daar uw zoon” (Jo 19,26). Zij staat overeind omdat zij onze Moeder is en
ook alles tot zich kan trekken.
Door het kruismysterie wordt heel
de mensheid getrokken tot Jezus en Maria.
Doe mij,
Moeder, bron van liefde,
Al de kracht
der smart gevoelen,
Om te delen
in uw rouw.
Doe mijn
hart van liefde branden
en de
Godmens Christus minnen,
dat ik Hem behagen mag.
Geef, o
Christus, bij mijn scheiden,
dat uw
Moeder mij dan leide,
tot de palm van zegepraal.
(Stabat Mater, strofes 9,10 en19)