dinsdag 14 september 2021

STABAT MATER DOLOROSA





Naast het kruis, met schreiende ogen stond de Moeder, diep bewogen, toen de Zoon te sterven hing. De godsvrucht tot de Smarten van Maria heeft haar bijbelse grondslag in het profetisch woord van de grijze Simeon: “Uw eigen ziel zal met een zwaard worden doorboord” (Lc 2,35).
Hoe het feest van de Zeven Smarten van Maria zich in de volksdevotie en in de liturgie van de Kerk heeft ontwikkeld, kunnen we lezen in de liturgische commentaren bij dit feest.
Met haar woord “Ecce ancilla Domini” (Lc 1,38) - zie, de dienstmaagd van de Heer, heeft Maria, uit vrije wil, zich bekend tot haar Zoon, zijn Menswording, zijn verlossingswerk en zo de uitboeting van, en het eerherstel voor onze zonden mede op zich genomen, en daardoor ook het dragen van smart. Dit is zo door God gewild toen Hij haar voorbestemde de Moeder te worden van zijn Zoon. Hij heeft haar onafscheidelijk verbonden met de Persoon, het leven, de mysteries en het lijden van Jezus, opdat zij in het verlossingswerk zijn getrouwe medewerkster zou zijn. Wat Jezus in zijn lichaam en ziel heeft geleden, heeft Maria gevoeld in haar hart, met hetzelfde doel, dezelfde toewijding, dezelfde liefde. Bondig wordt dit uitgedrukt in de 1e antifoon van de Lauden van deze gedachtenis: “Adhæsit anima mea post te, Domine Iesu”- met heel mijn hart houd ik vast aan U, Heer Jezus (Ps 62[63]9).
Bij monde van de liturgie nodigt Maria zelf ons uit haar smart te beschouwen: “O, gij allen die voorbijgaat, ziet toe of er een smart is gelijk aan de mijne…God heeft mij in droefheid geplaatst en als het ware gevestigd”, zo hoorden wij gisteren (donderdag in de 23e week door het jaar) de profeet Jeremias in zijn Klaagzangen (1,12) tijdens de Lezingendienst; dit bijbelvers heeft de Kerk altijd op de Moeder van Smarten toegepast.
Als wij op weg door de basiliek naar de dagelijkse H. Mis in het transept het Pietàbeeld passeren, is dat niet zonder symboliek: haar offer en gehoorzaamheid heeft Maria, geheel vrijwillig, verenigd met het offer en de gehoorzaamheid van Jezus, om samen met Hem overeenkomstig de eisen van Gods rechtvaardigheid het hele gewicht van uitboeting te dragen. Zij heeft meer gedaan dan alle smarten van haar Zoon van harte mee te voelen; zij is werkelijk met haar hele wezen, met hart en ziel, met de vurigste liefde en de grootste eenvoud zijn lijden binnengetreden; in haar hart heeft zij alles verduurd wat Jezus heeft ondergaan in zijn menselijk lichaam. Zo is Maria ook aanwezig bij het dagelijks Offer van de Kerk dat in wezen geen ander is dan dat van Calvarië.
“Zoals de hele wereld zich aan God heeft verplicht vanwege het heilig Lijden van Christus, zo heeft de wereld dat ook aan O.L.Vrouw vanwege haar medelijden”, aldus de H. Albertus de Grote (Quæstio super Missus, 150). Begroeten wij haar daarom met liefde en dankbaarheid als “onze Koningin, Moeder van barmhartigheid, ons leven en onze hoop” in het Salve Regina na de Completen.
Het is een wet in het christendom: hoe dichter een christen bij de Heer staat, des te dichter moet hij ook bij het kruis staan. Per crucem ad lucem! Om die reden moest Maria ook het meest intensief het lijden van haar Zoon op het kruis ondervinden. Voor ons geldt daarom naast de opdracht als religieus en christen goed te leven middels de Lof Gods en goede werken, ook het kruis van Christus in vereniging met Hem geduldig te dragen en het door de H.Mis geconsacreerde lijden te aanvaarden. Het betekent een zich volledig losmaken van alle eigenliefde en veranderd willen worden in Hem die wij in de H. Communie ontvangen. Het is een zichzelf offeren met en voor Christus die zich het eerst slachtofferde op het bloedig altaar van het Kruis.
Onze deelname aan het werk van de Verlossing door in de voetstappen van de Heer en zijn Moeder te gaan en eerherstel te brengen, hoe nietig en brokkelig ook, uit een liefhebbend en rouwmoedig hart, betekent genade voor onze ziel en groeiende gelijkvormigheid met Christus. Nog vloeit de genade in grote stromen over de aarde, maar ten overstaan van Christus als Rechter zullen wij ons eens moeten verantwoorden of we gehoor hebben gegeven aan de oproep “Doet boete”! van de Moeder Gods in Lourdes en Fatima.
*
Bekend en beroemd is de schitterende sequens Stabat Mater die aan Jacoponi da Todi (+ 1306) wordt toegeschreven en die bewaard is gebleven in de Misliturgie en het Getijdengebed van 15 september.
In de Riddertijdingen van deze maand ( sept. 2019, nr. 85) geeft Herwi Rikhof een beschouwing over het Stabat Mater naar opbouw en inhoud en ook hoe deze sequens de componisten in de loop der tijden heeft geïnspireerd. Het is goede meditatiestof.
Nog een enkel woord over het incipit van het Stabat Mater.
“Stabat Mater dolorosa iuxta crucem”, zielsbedroefd stond zijn Moeder onder het kruis.
Om te beginnen moet men vlak naast het kruis gaan staan en dan overeind blijven. Overeind, want zo handelt de moed en zo is men dichter bij onze Heer. En het enige middel om zo te kunnen handelen is bij de H. Maagd te blijven: “Ziedaar, uw Moeder!” (Jo 19,27). Zonder het tecum, het met U, Maria, zal ons dat niet mogelijk zijn. Het kruis is immers verschrikkelijk. Zelfs de kleinere dagelijkse kruisen zijn moeilijk.
Boven het stabat van Maria verheft zich Jezus, hangende boven de aarde en alles tot Zich trekkend, juist omdat Hij op het kruis is opgeheven. Maria staat overeind als verbindingsschakel..de Middelares. Hoofd en hart houdt zij omhoog om dichtbij haar Zoon te zijn; haar voeten raken de aarde om dichtbij ons te zijn: “Vrouw, zie daar uw zoon” (Jo 19,26). Zij staat overeind omdat zij onze Moeder is en ook alles tot zich kan trekken.
Door het kruismysterie wordt heel de mensheid getrokken tot Jezus en Maria.
Doe mij, Moeder, bron van liefde,
Al de kracht der smart gevoelen,
Om te delen in uw rouw.

Doe mijn hart van liefde branden
en de Godmens Christus minnen,
dat ik Hem behagen mag.
Geef, o Christus, bij mijn scheiden,
dat uw Moeder mij dan leide,
tot de palm van zegepraal.
(Stabat Mater, strofes 9,10 en19)