woensdag 5 januari 2022

Collectegebed 6 januari HOOGFEEST VAN DE OPENBARING VAN DE HEER


Deus, qui hodierna die Unigenitum tuum gentibus stella duce revelasti, concede propítius, ut qui iam te ex fide cognovimus, usque ad contemplandam speciem tuæ celsitudinis perducamur.

God, Gij hebt vandaag aan de volkeren door een ster die hen leidde uw eniggeboren Zoon geopenbaard. Wij bidden U: leid ons, die U reeds kennen door het geloof, tot het aanschouwen van uw heerlijkheid.

L i t u r g i s c h e  b r o n n e n

Deze oratie komt met enkele kleine variaties reeds voor in het Sacramentarium Hadrianum (88,1), 8e eeuw, en stond ook in het preconciliaire missaal als collectegebed op het hoogfeest van de Openbaring van de Heer.

I n h o u d
De oratie trekt een parallel tussen de weg, die de Wijzen onder de leiding van de ster tot de openbaring van de Eniggeborene maken, en ónze weg, waarop het geloof ons tot de onverhulde aanschouwing van de goddelijke heerlijkheid voert. Wanneer dit goed gezien is, dan verzinnebeeldt de ster voor de maker van de oratie het geloof. Het vinden van het Kind in Bethlehem is een analogie tot het einddoel van de weg van het heil. En dat is de glans van de uiteindelijke epiphanie, de Openbaring van Christus, bij zijn laatste komst. Want wat zegt de oratie? : “Reeds kennen wij U door het geloof. Breng ons genadig tot de aanschouwing van de luister van uw Majesteit”.

Hier staat de Kerk de Heer voor de geest in zijn heerlijkheid als Koning. Er hoeft als het ware nog slechts een dunne sluier te vallen om Hem geheel te kunnen aanschouwen. Maar in “geloof” ziet zij Hem ook nu al. Het woord van de Wijzen wordt de belijdenis van hetgeen wordt geschouwd in geloof: “Wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn met geschenken gekomen, om Hem te aanbidden” (Mt 2,2). Het vinden van het Kind is  een veelzeggend beeld van dat vinden, dat de zalige hoop van de Wijzen was en de hoop van de gelovigen is.

“De Wijzen van het Evangelie zijn slechts het begin van een onmetelijke karavaan waarmee de schoonheid en de schatten van de aarde aan Christus’ voeten worden gelegd: het goud van de oudchristelijke mozaïeken, het kleurige licht uit de vensters van onze grote kathedralen, de lofzang van de fonkelende sterren, het ruisen van de bomen in de winterse wouden gelden Hem, en de ingetogen zang van de nachtelijke kerstmetten in de kloosters alsmede de muziekinstrumenten hebben zich met hun schoonste melodieën voor Hem ter aarde geworpen. Maar ook het leed van de wereld, alle getob en ellende komen tot Hem, om een ogenblik bij de arme God geborgenheid en begrip te vinden”. (Naar Joseph kardinaal Ratzinger, Dogma und Verkündigung, p. 382 e.v., opgenomen in Mitarbeiter der Wahrheit. Gedanken für jeden Tag (van dezelfde auteur). Pfeiffer, München 1979, p.14).

In de slotzin van de oratie is de tekst bepaald door 2 Kor 5,7: “Per fidem enim ambulamus et non per speciem” - Wij leven hier immers in geloof en (nog) niet in aanschouwing.

De staande uitdrukking (ablativus absolutus) “stella duce” – onder leiding van de ster vindt men ook in de laatste strofe van het 18e eeuwse kerstlied Adeste fideles die in het midden van de 19e eeuw voor het hoogfeest van deze dag werd toegevoegd:
Stella duce, Magi Christum adorantes,
Aurum, thus et myrrham dant munera.
Iesu infanti corda praebeamus;
Venite adoremus (3x)
Dominum.

Voor het Bisdom Roermond roept de uitdrukking “Stella duce” – onder leiding van de ster - onmiddellijk de herinnering op aan bisschop J.H.G. Lemmens (1932-1957) wiens bisschoppelijk wapen met een zilveren ster op blauwe golvende dwarsbalken en de spreuk Stella duce verwijzen naar de “Sterre der Zee”, de Moeder Gods. Hij was dé diocesane Mariavereerder en bevorderde deze devotie waar en wanneer maar mogelijk, ook als een waarborg voor het behoud van het christendom in Limburg.