zondag 23 januari 2022

Lezingen H. Mis 3e zondag door het jaar C - Het Schriftwoord is thans in vervulling gegaan.


Eerste lezing
: Neh. 8, 2-4a. 5-6. 8-10

In die dagen bracht de priester Ezra, het boek van de wet

voor de vergadering

van mannen en vrouwen

en van allen die de voorlezing konden volgen.

Het was de eerste dag van de zevende maand

Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra voor uit het boek

op het plein voor de Waterpoort

ten aanhoren van mannen en vrouwen

en van allen die het konden volgen.

Het volk luisterde aandachtig

naar de voorlezing van het wetboek.

Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoog staan

dat voor die gelegenheid opgeslagen was.

Ten aanschouwe van heel het volk,

hij stak immers boven allen uit,

opende Ezra het boek.

Op dat ogenblik gingen allen staan.

Ezra prees de heer, de grote God,

en heel het volk antwoordde: “Amen, amen!”

De Levieten staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd

en zij aanbaden de Heer

met het gezicht tegen de grond.

Zij lazen uit het boek van Gods wet,

legden het uit en verklaarden de betekenis,

zodat allen de lezing verstonden.

Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd,

Ezra de priester en schriftgeleerde

en de levieten die de uitleg gaven tot heel het volk:

“Deze dag is aan de Heer, uw God, gewijd.

Gij moogt dus niet treurig zijn en niet wenen.”

Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten

toen het de woorden van de wet hoorde.

En ze zeiden hun:

“Komt, gaat lekker eten en drinkt er zoete wijn bij

en deelt ervan mee aan wie niets heeft,

want deze dag is aan onze Heer gewijd.

Weest niet bedroefd, maar de vreugde die de Heer u schenkt zij uw kracht.”


Tweede lezing: 1 Kor. 12, 12-30 of 12-14.27

Broeders en zusters,

Het menselijke lichaam

vormt met zijn vele ledematen één geheel;

alle ledematen, hoe vele ook, maken te zamen één lichaam uit.

zo is het ook met Christus.

Wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen

zijn immers in de kracht van een en dezelfde Geest

door de doop één enkel lichaam geworden

en allen werden wij gedrenkt met één Geest.

Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lid

maar uit vele leden.

(Veronderstel dat de voet zegt:

“Omdat ik geen hand ben

behoor ik niet tot het lichaam.”

Behoort hij daarom niet tot het lichaam?

En veronderstel dat het oor zegt:

“Omdat ik geen oog ben

behoor ik niet tot het lichaam.”

Behoort het daarom niet tot het lichaam

Als het hele lichaam oog was

waar bleef dan het gehoor?

Als het helemaal gehoor was

waar bleef de reuk?

In werkelijkheid echter heeft God de ledematen en organen

elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam aangewezen

zoals Hij het gewild heeft.

Als zij alle samen één lid vormden

waar bleef dan het lichaam?

In feite echter zijn er vele ledematen,

maar slechts één lichaam.

Het oog kan niet tot de hand zeggen:

“Ik heb je niet nodig.”

en evenmin het hoofd tot de voeten

“Ik heb je niet nodig.”

Nog sterker:

juist die delen van het lichaam die het zwakst schijnen te zijn

zijn onmisbaar.

En die wij beschouwen als minder eerbaar

omgeven wij met grote eer.

Onze minder edele ledematen worden

met groter kiesheid behandeld,

de andere hebben dat niet nodig.

God heeft het lichaam zo samengesteld

dat Hij aan het mindere méér eer gaf

opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zij

en de ledematen eendrachtig voor elkaar zouden zorgen.

Wanneer één lid lijdt

delen alle ledematen in het lijden;

wordt één lid geëerd,

alle delen in de vreugde.)

Welnu, gij zijt het lichaam van Christus

en ieder van u is een lid van dit lichaam.

(Nu heeft God in de kerk allerlei mensen aangesteld:

ten eerste apostelen,

ten tweede profeten,

ten derde leraars;

voorts zijn er wonderkrachten

dan gaven van genezing, hulpbetoon, bestuur en velerlei taal.

Zijn soms allen apostelen,

allen profeten, allen leraars,

allen wonderdoeners?

Hebben allen gaven van genezing?

Spreken allen in vervoering?

Kunnen allen uitleg geven?)


Evangelie: Lc. 1, 1-4; 4, 14-21

Reeds velen hebben getracht

de gebeurtenissen te verhalen

die onder ons hebben plaats gevonden,

aan de hand van de gegevens welke ons werden overgeleverd

door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren

en in dienst van het woord zijn getreden.

Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot

– na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht –

voor u een ordelijk verslag te schrijven,

met de bedoeling u te doen zien

hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt.


In die tijd keerde Jezus in de kracht van de Geest

uit de woestijn terug naar Galilea

en men sprak over Hem in heel de streek.

Hij trad nu op als leraar in hun synagogen

en werd algemeen geprezen.

Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht.

Hij ging volgens zijn gewoonte

op de sabbatdag naar de synagoge

en stond op om voor te lezen.

Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan.

Hij opende de rol

en vond de plaats waar geschreven stond:

“De Geest des Heren is over Mij gekomen,

omdat Hij Mij gezalfd heeft.

Hij heeft Mij gezonden

om aan armen de Blijde Boodschap te brengen,

aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken

en aan blinden dat zij zullen zien:

om verdrukten te laten gaan in vrijheid,

om een genadejaar af te kondigen van de Heer.”

Daarop rolde Hij het boek dicht,

gaf het terug aan de dienaar en ging zitten.

In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd.

Toen begon Hij hen toe te spreken:

“Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt

is thans in vervulling gegaan.”