Eerste lezing (Jesaja 62,1-5)
Uit de Profeet Jesaja.
Omwille van Sion mag ik niet zwijgen,
terwille van Jeruzalem mij niet stilhouden.
Want als de zon zal haar gerechtigheid stralen,
haar heil branden als een fakkel.
De volkeren zullen uw gerechtigheid aanschouwen,
alle koningen uw glorie zien
en men zal u een nieuwe naam geven,
een naam door de Heer bedacht.
In de hand van de Heer zult gij een flonkerende kroon zijn,
in de hand van uw God een koninklijke diadeem
. Gij zult niet meer heten: “de Verlatene”,
uw land niet meer: “Woestenij”;
maar gij zult heten: “Mijn Welbehagen”,
uw land: “Gehuwde”;
Want in u heeft de Heer zijn behagen gesteld
en uw land wordt Hem ten huwelijk gegeven.
Zoals een jongen zijn meisje trouwt,
zal Hij die u opbouwt, u trouwen;
en zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid
zal uw God zich verheugen in u.
Tweede lezing (1 Korinte 12,4-11)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Er zijn verschillende gaven, maar slechts één Geest.
Er zijn vele vormen van dienstverlening,
maar slechts één Heer.
Er zijn allerlei soorten werk,
maar er is slechts één God,
die alles in allen tot stand brengt.
Maar aan ieder van ons
wordt de openbaring van de Geest meegedeeld
tot welzijn van allen.
Aan de een wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven,
aan een ander een woord van kennis krachtens dezelfde Geest,
aan een derde door dezelfde Geest het geloof.
Aan weer anderen schenkt de ene Geest gaven
om ziekten te genezen, om wonderen te doen,
de gave van profetie,
de onderscheiding van geesten,
velerlei taal of de vertolking ervan.
Maar alles is het werk van een en dezelfde Geest,
die aan ieder zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil.
Evangelie (Johannes 2,1-12)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was.
Jezus en zijn leerlingen
waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd.
Toen de wijn opraakte
zei de moeder van Jezus tot Hem:
“Ze hebben geen wijn meer.”
Jezus zei tot haar:
“Vrouw, is dat soms uw zaak?
Nog is mijn uur niet gekomen.”
Zijn moeder sprak tot de bedienden:
“Doet maar wat Hij u zeggen zal.”
Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden
zes stenen kruiken,
elk met een inhoud van ongeveer honderd liter.
Jezus zei hun:
“Doet die kruiken vol water.”
Zij vulden ze tot bovenaan toe.
Daarop zei Hij hun:
“Schept er nu wat uit
en brengt dat aan de tafelmeester.”
Dat deden ze.
De tafelmeester proefde van het water
dat in wijn veranderd was.
Hij wist niet waar die wijn vandaan kwam,
maar de bedienden, die het water geschept hadden,
wisten het wel.
Zodra hij geproefd had,
riep hij de bruidegom en zei hem:
“Iedereen zet eerst de goede wijn voor
en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere.
“U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.”
Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen
en openbaarde zijn heerlijkheid.
En zijn leerlingen geloofden in Hem.
Daarna daalde Hij af naar Kafarnaüm,
Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen;
maar zij bleven daar slechts enkele dagen.