Lectio
altera
E libro «Proslógion» sancti Ansélmi epíscopi
(Cap. 1: Opera
omnia, Edit. Schmitt, Seccovii, 1938, 1, 97-100)
Doce me quærere te, et osténde te
quærénti; quia nec quærere te possum, nisi tu dóceas, nec inveníre, nisi te
osténdas. Quæram te desiderándo, desíderem quæréndo, invéniam amando, amem
inveniendo.
Tweede lezing
Uit het ‘Proslogion’ van de H. Anselmus, bisschop
Het verlangen naar de Godsaanschouwing
Welaan, klein
mensenkind, trek u voor een korte tijd eens uit uw bezigheden terug, neem wat
afstand van uw woelige gedachten. Werp uw lastige zorgen eens van u af en laat
uw moeizame bezigheden een tijdje staan.
Treed in de
binnenkamer van uw geest. Sluit alles buiten, behalve God en wat u kan helpen
Hem te vinden. Sluit uw deur en tracht Hem te vinden. Zeg nu, heel mijn hart,
zeg nu tot God: Ik zoek uw aangezicht, uw
aangezicht, Heer, verlang ik te zien.
Welaan dan,
Heer, mijn God, leer mijn hart wáár en hóe het U moet zoeken, wáár en hóe het U
kan vinden Heer; als Gij niet hier zijt, waar moet ik U zoeken in uw
afwezigheid? Maar als Gij overal zijt,
waarom zie ik U dan niet aanwezig? Ongetwijfeld bewoont Gij een ontoegankelijk
licht. Maar waar is dat ontoegankelijke
licht, of hoe kan ik dat benaderen? Of wie voert mij erheen en geeft mij daar
toegang, om U in dat licht te zien? En dan, onder welke tekenen, onder welk
uiterlijk moet ik U zoeken? Ik heb U nooit gezien, Heer, mijn God, ik ken uw gelaat niet.
Heer, Gij zijt
mijn God en Gij zijt mijn heer, maar ik heb U nooit gezien. Gij hebt mij
gemaakt en hervormd en mij alle goeds geschonken en nog ken ik U niet.
Tenslotte ben ik geschapen om U te zien, maar ik heb nog niet bereikt waarvoor
ik geschapen ben.
Maar, o Heer,
hoelang nog? Tot hoelang, Heer, zult Gij ons vergeten, tot hoelang uw gelaat
van ons afwenden? Wanneer zult Ge op ons neerzien en ons verhoren? Wanneer zult
Ge onze ogen verlichten en ons uw gelaat tonen? Wanneer zult Ge U weer aan ons terugschenken?
Zie op ons
neer, Heer, verhoor ons, verlicht ons, toon U aan ons. Geef U aan ons terug tot
ons geluk, want zonder dit is het zo slecht gesteld met ons. Heb medelijden met
onze moeiten en inspanningen om tot U te komen, wij, die niets kunnen zonder U.
Leer mij U te zoeken en toon U aan de zoekenden, want noch kan ik U zoeken
als Gij mij niet onderricht, noch U vinden als Gij U niet aan mij vertoont.
Moge ik U zoeken door naar U te verlangen. Moge ik naar U verlangen door U te
zoeken. Moge ik U vinden door U te beminnen. Moge ik U beminnend door U te
vinden.