zaterdag 11 december 2021

Oratio Post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Derde zondag van de Advent Zondag Gaudete. Door de H. Eucharistie geholpen worden bij de voorbereiding op het komende Kerstfeest.



Door de H. Eucharistie geholpen worden bij de voorbereiding op het komende Kerstfeest.
I n l e i d i n g
Hoe groter het feest, hoe intensiever de voorbereiding. Dat geldt voor bruid en bruidegom met betrekking tot hun bruiloft, dat geldt voor de Kerk en de afzonderlijke gelovigen met het oog op hun deelname aan het Eucharistisch Gastmaal, en speciaal in deze liturgische tijd in de opgang naar het kerstfeest, het Geboortefeest des Heren.
Wanneer de celebrant tot het ontvangen van de H. Communie uitnodigt toont hij, gekeerd naar de gelovigen, hen de (gebroken) hostie met de woorden: ‘Ecce Agnus Dei . . . Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt’ (Jo 1, 29), waarop priester en gelovigen samen zeggen: ‘Domine, non sum dignus . . . Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden’ (cf Mt 8, 8). Het is een akte van ootmoed vóór het ontvangen van de Eucharistische Christus. Zich bewust van zijn onwaardigheid is voor de gelovige het komen van de Heer, ja zelfs enkel zijn spreken voldoende om zich te laten genezen. Wij zijn aangewezen op Gods barmhartigheid en zijn goedgunstigheid. Het geloof in de reddende kracht van Christus’ woord en Aanwezigheid  (hæc divina subsidia / deze goddelijke hulpmiddelen) worden uitgedrukt in de gebeden  van de communieritus van het Gewone der H. Mis. Na het Pater noster vervolgt de celebrant: ‘(…) Verlos ons, Heer, van alle kwaad, dat wij gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde (…)’; ‘(…) Let niet op onze zonden, maar op het geloof van uw Kerk (…)’; ‘(…) Verlos mij door uw Heilig Lichaam en Bloed van alle kwaad, van alle ongerechtigheid. Geef dat ik nooit de weg van uw geboden verlaat (…)’ en ‘(…) een kracht die mij sterkt naar lichaam en ziel en mij geneest van alle zwakheid’.  Wie de gebeden volledig leest en de inhoud tot zich laat doordringen, merkt op dat deze zich in plaats van tot de Vader rechtstreeks tot de Zoon richten, en wel met een plechtige aanspreekvorm. Gedragen door deemoed en vertrouwen wordt gevraagd om bevrijding van zonde en schuld, het trouw onderhouden van Gods geboden en om standvastigheid in Christus.
‘Zijn Lichaam droeg de Eniggeboren Zoon van God op het altaar van het kruis op aan God, zijn Vader, als slachtoffer tot onze verzoening. Zijn Bloed vergoot Hij als losprijs en tegelijk als reinigingsbad, opdat wij vrijgekocht van een ellendige slavernij, van al onze zonden zouden gereinigd worden.
Maar om te bewerken, dat er van zulk een grote weldaad bij ons altijd een herinnering zou achterblijven, liet Hij de gelovigen zijn Lichaam achter als spijs, onder de gedaante van brood, en zijn Bloed als drank onder de gedaante van wijn.
Geen sacrament ook is heilzamer dan dit, waarin wij gezuiverd worden van onze zonden, waar de deugden worden vermeerderd en de geest wordt gevoed met een overvloed van allerlei  geestelijke gaven’. (Thomas van Aquino, Opusculum 57, in Festo Corporis Christi)

In de oratie van vandaag vraagt de Kerk als gemeenschap van gelovigen door middel van de goddelijke hulpmiddelen die zij heeft ontvangen en daardoor gezuiverd van zonden, zich op de komende feesten te kunnen voorbereiden.
T e k s t
Missale Romanum 1970
Tuam, Domine, clementiam imploramus,
ut hæc divina subsidia,
a vitiis expiatos,
ad festa ventura nos præparent.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, Gij zijt welwillend en goed.
Daarom vragen wij U:
maak ons vrij van wat kwaad is in uw ogen
en help ons door deze heilige gaven bij de voorbereiding op het komende Kerstfeest.

Werkvertaling
Uw goedertierenheid, Heer, roepen wij in,
opdat deze goddelijke hulpmiddelen,
ons, van zonden gezuiverd,
op de komende feesten voorbereiden.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t en
De oratie gaat terug op het Sacramentarium Gelasianum  Vetus (Vat. Reg. lat. 316: eerste helft achtste eeuw) 174, wordt vervolgens gevonden in de Codex Engelomensis (Parijs, B.N., lat. 816, sæc. VIII-IX) 379; in de Codex Fulda: Theol. 231 (ca 975) 459 (een belangrijke getuige van het gelasianiseerde Gregoriaans) en in de Codex Pamelius (Keulen, Bibliotheek Metropolitaans kapittel 87.88.  137, sæc. IX-X) 226. (Zie: E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, V, I-O, Brepols, Turnhout 1994, p. 23-24, nr. 3076 (A en B-versie, Br 639).
Het Missale Romanum 1962 (Postcommunio  Derde zondag van de Advent) heeft als openingszin “Imploramus, Domine, clementiam tua,  ut . . . “; de Novus Ordo (Missale Romanum 1970) handhaafde deze oratie op deze zondag maar wijzigde de aanhef  ter verbetering van het ritmische verloop van de tekst. De oratie opent bijgevolg met God (Tuam) in plaats van met ons (imploramus).

B i j b e l s e  c o n t e x t
Lev 16,30
In hac die expiatio erit vestri, atque mundatio ab omnibus peccatis vestris; coram Domino mundabimini.
Op die dag zal men voor u de verzoening voltrekken om u te reinigen van al uw zonden. Zo zult u weer rein zijn voor Jahweh.
Rom 13, 13-14
Sicut in die honeste ambulemus: non in comissationibus et ebrietatibus, non in cubilibus et impudicitiis, non in contentione et æmulatione; sed induite Dominum Iesum Christus.
Laten wij ons behoorlijk gedragen, als op klaarlichte dag, en ons onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleedt u met de Heer Jezus Christus.
G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s
H. Ambrosius
‘Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer” (1 Kor 11, 26). Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben’.
De Sacramentis  4,28 (PL 16, 446A)

H. Maximus van Turijn
Dus, broeders en zusters, laten wij, die de Geboorte van de Heer zullen gaan vieren ons opdoffen met reine en glanzende klederen. Ik spreek echter over de gewaden van de ziel, niet over die van het vlees.
Laten we ons zorgvuldig verzorgen, laten we zorgvuldig aandacht besteden niet aan zijden (Serische) stoffen maar aan waardevolle daden. Glanzende gewaden kunnen immers de ledematen bedekken, het geweten verfraaien kunnen ze niet.
Het strekt tot geen enkel voordeel in mooie klederen te pronken en verontreinigd te zijn door de zonden; want waar het geweten vol duisternis is, is heel het lichaam zonder licht.
We hebben echter iets waarmee we de smetten op ons geweten kunnen wegwissen; want er is geschreven: “Geeft aalmoezen en alles zal voor u rein zijn”. Het gebod tot het geven van aalmoezen geeft ons de gelegenheid ons geweten te reinigen, zodat wij goede werken doende onze ziel zuiveren.
Maximus Taurinensis, Sermo 61a, 3 (CCL 23, 251)
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Tuam, Domine, clementiam imploramus,
2a. ut hæc divina subsidia,
3. a vitiis expiatos,
2b. ad festa ventura nos præparent.

Het Gebed na de  Communie bestaat uit één enkele zin, samengesteld uit de aanroeping van God met beroep op een van zijn eigenschappen (1), gevolgd door een finale (doelaanwijzende) of consecutieve (gevolgaanduidende) bijzin in de coniunctivusmodus ingeleid door het voegwoord ut (2a en 2b) die een tweede bijzin / tussenzin (3) omsluit welke een bijstelling vormt bij het ingesloten subject van het prædicaat imploramus (wij) alsook met betrekking tot het object nos in r. 2b.
Ad 1
Domine, -  (o) Heer: aanspreekvorm van God, in de vocativusvorm
Imploramus, - wij roepen aan / in: prædicaat in de 1e persoon meervoud præsentis indicativi van het verbum implorare.
Tuam clementiam, - uw goedheid/goedertierenheid/goedgunstigheid: object in de accusativus enkelvoud vrouwelijk in twee congruerende vormen van de bede; titel op grond waarvan men het gevraagde hoopt te verkrijgen.
‘Clementia Tua’ zou men ook kunnen beschouwen als een soort aanspreekvorm… ‘Uwe Goedheid’, zoals ‘Uwe Majesteit’.  
Ad 2a-2b
Ut hæc divina subsidia,  [3] ad festa ventura nos præparent.
Doelaanwijzende of gevolgaanduidende bijzin in de coniunctivusvorm met het voegwoord ut. opdat/zodat.
Præparent, [opdat] zij voorbereiden: prædicaat in de coniunctivusvorm vanwege het wens-, bidkarakter, 3e meervoud præsentis met bijbehorend subject:
Hæc divina subsidia, deze goddelijke hulpmiddelen/redmiddelen (wij worden immers niet alleen geholpen, maar sterker nog, wij worden hierdoor gered/verlost), samengesteld uit drie congruerende elementen  in de nominativusvorm meervoud van het neutrum van het pronomen demonstrativum hic, hæc, hoc; het adiectivum divina van divinum, -a, -um en het substantivum subsidium, - ii.
Nos, ons - object van het prædicaat præparent in de accusativusvorm meervoud mannelijk.
Ad festa ventura, op/tot de komende feesten: bijwoordelijke samengesteld uit de præpositie ad en twee congruerende acccusativusvormen, te weten festa (van festum, i,  n.) en ventura: adiectief gebruikte vorm van het participium futurum van het verbum venio, veni, ventum, zullende komen.
Ad 3.
Tussenzin die een bijstelling (attributief) bevat die zowel verbonden is met het in het prædicaat ‘imploramus’ opgesloten subject [nos] (1) als met het object ‘nos’ behorend bij het verbum ‘præparent’ in de coniunctieve bijzin en deze nadert toelicht. Expiatos, gezuiverd van -, participium perfecti passivi  verbonden met de bijwoordelijke bepaling a vitiis, een ablativusvorm meervoud onzijdig, voorafgegaan en geregeerd door de præpositie a.

S t i j l f i g u r e n
Dominantie van de a-klank in heel de tekst
Drievoudig klinkerrijm vanwege congruentieregel: Tuam clementiam, divina subsidia, festa ventura.
Hyperbaton (uiteenplaatsing) van tuam en clementiam (r.1)
Gebruik van composita (verba samengesteld uit een simplex en een præpositie): 1. imploramus 2. expiatos en 3. præparent.
Antitheseconstructie: a vitiis… ad festa (r. 3 en r. 2b)


V o c a b u l a r i u m
Clementia, - æ: substantivum met clemens, - tis als adiectivum en clementer als adverbium naast zich. De woordenboeken geven dit welluidende zelfstandig naamwoord weer met  “zachtheid, mildheid,  goedertierenheid , gelatenheid  en toegevendheid, rust, aangename gesteldheid van de lucht, de wind of het water, kalmte, vriendelijkheid”. Clementia heeft ook een morele kwaliteit in de zin van “een kalme gemoedsgesteltenis”, en meer uitgebreid: “mildheid ten opzichte van de fouten en tekorten van anderen: verdraagzaamheid, geduld, indulgentie, medelijden, vredelievendheid”.  
In de hymnen en andere liturgische gezangen als ook in de oraties worden God, Christus en Maria op veel verschillende wijzen aangesproken met een hunner eigenschappen waartoe ook clementia, clemens en clementisssime behoort. De Canon Romanus (Eucharistisch Gebed 1) opent met de aanroeping: Te igitur, clementissime Pater / U dan, algoede Vader. . . De hymne ‘Te lucis ante terminum’ van de Completen in het Getijdengebed geeft: ‘ut solita clementia sis præsul ad custodiam’ /opdat Gij [ons] met de U gewone goedertierenheid tot veilige hoede en trouwe wacht strekt.
De Marialitanie van Loreto heeft als een van de aanroepingen: Virgo clemens / Goedertieren Maagd; het Salve Regina: (. . . ) O clemens, o pia / o goede, o milde.
Een bekende volksheilige met de naam Clemens is de H. Clemens Maria Hofbauer (1751-1820), redemptorist en volksprediker. Vanwege de grote tegenslagen in zijn leven wordt hij aangeroepen als 'patroon van hopeloze zaken.' Feestdag 14 maart.
Er zijn veertien pausen geweest die de naam “Clemens” droegen, de laatste was Clemens XIV (+1774) en ook was het de naam van enkele middeleeuwse tegenpausen.
De H. Willibrord, de Apostel van de Friezen, ontving bij zijn bisschopswijding door paus Sergius I in Rome in 695 Clemens als tweede naam.
In het Nederlands worden de afgeleide termen clementie en clement gebruikt.

Subsidium, -i, n. betekent in krijgstaal: 1. hulptroepen, versterking, reserve 2. hulpmiddel en vandaar 3. hulp, steun, bescherming 4. toevlucht(soord). De in het Nederlands afgeleide woorden zoals subsidie, subsidiair zijn alle gerelateerd aan de grondbetekenis van subsidium: steun, hulp.
Vitium, -ii n., 1. gebrek 2. fout, vergissing 3. ondeugd.
De gebeden van de Kerk belijden dikwijls onze geneigdheid tot zonde en vragen ervan bevrijd te mogen worden: Vitia nostra purgentur / mogen onze zonden worden uitgewist  (Postc. Dominica infra octav. Nat., Gelasianum Sacramentaroium Cagin 95); (Filius Dei) ab omnium vitirorum vos immunes reddat illecrebris / Moge de Zoon van God u immuun maken voor alle verlokkingen van de zonden (Mozarab. L. Sacrament.  172)
Expiare, -avi, - atum  betekent 1. reinigen 2. uitboeten 3. verzoenen. Van oudsher de toorn van een godheid tot bedaren brengen, een kwaad voorteken door offers en gebeden afkeren, (onschadelijk maken). Ook door verzoening reinigen van schuld, van schuld vrijmaken, een misdaad uitboeten/ goed maken. Substantivum: expiatio, - nis f.

C o m m e n t a a r
Het Gebed na de Communie beoogt dat dit Heilig Offer de vervulling van de adventsverwachting in de viering van de Geboorte des Heren hier en nu mag bewerken, maar ook in eschatologisch perspectief (eindtijd) kan ook aan de voorbereiding op het toekomstige Gastmaal in het hemelse Jeruzalem worden gedacht. Het gebed vraagt ‘deze goddelijk hulp’ om ons op het komende kerstfeest voor te bereiden, nadat wij van zonden zijn gereinigd. Deze goddelijke hulp is uiteraard het Eucharistische Voedsel, waarvan  de reiniging van zonden wordt verwacht. Ook deze hulp is object van het gebed.
De tekst van het Altaarmissaal [AM] refereert aan het komende kerstfeest, maar laat de strenge beknoptheid van het originele Latijn los. Uit  het tekstfragment ‘deze goddelijke hulp’ (“divina subsidia”) wordt een nieuwe bede gemaakt: help ons door deze heilige gaven! De bede om reiniging wordt naar haar inhoud geformuleerd. Karakteristiek voor AM is dan weer de formulering: “help ons”, “maak ons vrij”  in plaats van: “de goddelijke hulpmiddelen mogen ons zuiveren, ons voorbereiden”.
‘Divina subsidia’ in de Latijnse tekst wil meer dan een bereidheid uitdrukken. Bedoeld is een vernieuwing / zuivering / reiniging van geheel de mens met het oog op Kerstmis. De tekst van AM spreekt weliswaar niet feitelijk uit dat reiniging en voorbereiding van ‘deze goddelijke hulpmiddelen’, respectievelijk van het H. Sacrament van de Eucharistie, worden verwacht. Op grond van de  context  en de weergave met ‘deze heilige gaven’ is dit wel duidelijk de bedoeling. Toch is het jammer dat in de vertaling is gekozen voor deze afvlakking.
Het ontvangen van het Lichaam en Bloed van Christus veronderstelt reinheid van de ontvanger, maar de wezenlijke Tegenwoordigheid van de Heer bewerkt deze  reinheid ook, zoals de verschillende Eucharistische Gebeden dit ook aangeven. De vereniging met Christus in het Sacrament bewerkt van de andere kant ook niet alleen een innerlijke bereidheid van de wil, maar ook de omvorming van het hart in geloof, hoop en liefde, zoals passend is voor het komende feest, maar ook iedere keer opnieuw voor het ontvangen van Christus Zelf in de H. Eucharistie.
De antifoon die op deze zondag bij de Postcommunio wordt gezongen is een blijde boodschap, ook voor hen die nog niet de vreugde van het kerstfeest hebben aangevoeld: “Zegt tot de kleinmoedigen: Vat moed en vreest niet: onze God zal komen, Hij zal ons redden!” (Jes 35,4) Iedere lezer moge zich daardoor aangesproken, getroost en gesteund voelen! Zalige Advent!

L i t u r g i s c h  e r f g o e d
Jesu, nostra refectio,
Panis, potus fidelium;
Mel, melos, jubilatio
Cordis, oris, et aurium.
Jezus, onze verkwikking,
Brood, drank van de gelovigen;
Honing, melodie en jubel
het hart, de mond en de oren.
Quae te vicit clementia,
ut nos in hac miseria
carne cibares propria,
imis jungens caelestia.
Welk een goedheid heeft U overwonnen
dat U ons in deze ellende
met uw eigen vlees voedt,
(en zo) de hemel met de aarde verbindt.