T e k s t
O Clavis David, et sceptrum domus Israel:
qui aperis, et nemo claudit;
claudis, et nemo aperit:
veni, et educ vinctum de domo carceris, sedentem
in tenebris et umbra mortis.
O Sleutel van David en scepter van het huis
van Israël,
die opent en niemand kan sluiten,
die sluit en niemand kan openen:
kom, en voer de geboeide uit de kerker, hem
die zit in de duisternis en in de schaduw van de dood.
B i j b
e l s e r e f e r e n t i e
O Sleutel van David en scepter van het Huis
van Israël (Jes 22, 22; Apoc 3, 7),
die opent en niemand kan sluiten,
die sluit en niemand kan openen:
kom, en voer de geboeide uit de kerker, hem
die zit in de duisternis en in de schaduw van de dood (Jes 42, 7; Ps 107, 14;
Luc 1, 79).
Opnieuw zien we in Christus de vervulling
van de belofte aan David gedaan: wat in het Oude Testament onder een sluiter
lag opgesloten wordt in het Nieuwe Testament ontsloten. In het Boek van de Openbaring van Johannes 3,
7 wordt Christus als “Sleutel van David” toegesproken en de heilsdaad vermeld die Hij
door zijn verlossende dood de mensheid heeft geschonken: “Als Hij opent, kan
niemand sluiten, als Hij sluit kan niemand openen.” Het symbool van het
overgeven van de sleutels betekent de opperste bestuursmacht. Hij is bestuurder
en al zijn beslissingen zijn door de Vader goedgekeurd. Wij zien dat Johannes
de plaats van Isaias heeft overgenomen en op Christus overgedragen. De antifoon
voegt alleen nog een vergroting van de macht van Christus er aan toe door middel
van de titel Scepter van het Huis of liever over het Huis van Israël.
C o
m m e n t a a r
Zo
spreekt de Heer: In de tijd van genade verhoor Ik u, op de dag van het heil sta
Ik u bij: Ik vorm en bestem u om de man te zijn van mijn verbond met het volk,
en om het land weer op te richten, om het verlaten erfgoed weer toe te wijzen,
en om de geboeiden te zeggen: “Komt naar
buiten!” en hen die in duisternis zuchten: “Komt te voorschijn!“ (Jes 49, 8-9)
Deze
woorden van de profeet over hen die gevangen gehouden worden en over hen die
zuchten in de duisternis, roepen ook de nederdaling van Christus in de
onderwereld op. Dit thema is dikwijls in de kunst uitgedrukt, vooral door
kunstenaars van de Oosterse Kerk, die aan de voeten van de verrezen Christus de
geboeide Adam plaats, geketend in de kluisters van de erfzonde, dikwijls,
(meestal naast hem een veelvoud aan voorwerpen in de vorm van spiralen en
sleutels, en ook een slot dat er bij past.
“De sleutel van Davids Huis leg Ik hem op de schouders: wat hij opent kan niemand sluiten; wat hij sluit kan niemand openen” (Jes 22, 22) – naar ons idee eigenlijk een merkwaardige plaats voor een sleutel.
Op een voorbereidingsdag van Pasen werd Hem op de
schouders gelegd hetgeen Hij droeg naar de Schedelplaats: het kruis. De sleutel
voor het ontsluiten van de boeien van hen die in de duisternis van zonde en
dood zitten heeft de vorm van het kruis van Christus, de Sleutel is Christus
zelf.
O v e r w e g i n g
De
O-antifoon van vandaag zegt dat Christus als Zoon van David ook
erfgenaam en drager is van de sleutels van David, d.w.z. van zijn rijk. Het
rijk van David is voorafbeelding van het Godsrijk. Zo is dus Christus de
hoogste Bestuurder van de schatten in de heilsorde. Hij zei na zijn
verrijzenis: “Mij is alle macht gegeven in hemel en op aarde.” Daarom kon Hij
deze macht ook aan zijn Kerk en haar bestuurders overdragen. Christus gebruikte
hetzelfde beeld van de sleutels, als Hij tot Petrus zegt: “U zal Ik de sleutels
van het rijk der hemelen geven; en al wat gij op aarde zult binden (sluiten)
dat zal ook in de hemel gebonden (gesloten) zijn. En al wij gij op aarde zult
ontbinden (openen) zal ook in de hemel ontbonden zijn.” Christus heeft dus deze
bestuursmacht aan Petrus overgedragen.
De sleutelmacht van de Apostolische Stoel
is geen andere dan die Christus bezat. Christus is in het Godsrijk onbeperkte
Heerser en Uitdeler van genade. Met dat openen en sluiten zijn vooral
vergiffenis van zonden en uitdelen van genade, natuurlijk ook het tegendeel
bedoeld. – Nu geeft de antifoon in de bede: “kom, en voer de geboeide uit de
kerker, hem die zit in de duisternis en in de schaduw van de dood” nog een
bijzondere toepassing. Christus heeft ook de sleutels van de kerker van het
door de duivel geboeide mensdom. Door de erfzonde zucht het mensdom in de
gevangenis en de verlossing houdt het beeld in van de vrijlating uit deze
gevangenschap.
Buitengewoon realistisch [en actueel]
spreekt de antifoon over het geboeide mensdom zittend in de duisternis en
de schaduw van de dood. Wij hoeven ons maar een gevangenis uit de oudheid
voorstellen (leeuwenkuil werd ze genoemd), maar ook de angst bij de huidige
gijzeldrama’s.
Laten wij bidden dat Christus, de
Verlosser, met Zijn sleutel de kerker van de zonde en de dood mag ontsluiten,
dat Hij hen die de H. Kerk nog niet kennen en die de Satan nog gevangen houdt, tot
zich mag trekken en ook de vele lauwe, onverschillige christenen van hun boeien
bevrijden en tot het stralende licht van Kerstmis brengen. Moge Hij ook ons uit
de duisternis tot het licht leiden.