S.
Joannes, Evangelista. Een van de drie Thaborapostelen,
hier de beginwoorden van de Proloog van zijn
evangelie
“In principio erat Verbum”- In het begin was het
Woord,
schrijvend.
Opvallend attribuut is de adelaar, daarover later
meer.
Glas-in-lood, Joep Nicolas, (gesigneerd J.N.)
Basiliek HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus te Sint
Odiliënberg
Uit
de commentaren op de eerste Brief van de H. Johannes van de H. Augustinus,
bisschop
Verschenen is het
Leven zelf in het vlees
Hetgeen was vanaf het begin,
wat wij hebben gehoord en met eigen ogen gezien, en wat onze handen hebben
aangeraakt van het Woord des levens.
Wie zou in staat zijn met zijn handen het Woord aan te raken, als er niet
gezegd was: Het Woord is vlees geworden
en heeft onder ons gewoond?
Maar
dat Woord, dat vlees werd om met handen aangeraakt te worden, begon vlees te
worden uit de Maagd Maria, maar toen begon het Woord niet, want, zegt Johannes:
Het bestond vanaf het begin. Ziet of
zijn Brief soms niet zijn Evangelie bevestigt, waarin ge zojuist gehoord hebt :
In het begin was het Woord en het Woord
was bij God.
Misschien
zal iemand de woorden over het Woord des Levens opvatten als een spreekwijze
over Christus maar dan zonder zijn Lichaam, dat met de handen werd aangeraakt.
Maar zie dan wat er volgt: En het leven
zelf heeft zich geopenbaard. Christus is dus het Woord des Levens.
En
vanwaar ging die openbaring van het leven uit? Want het goddelijk leven was
vanaf het begin, maar had zich nog niet aan de mensen geopenbaard: wel was het
aan de engelen geopenbaard, die het aanschouwden en voor hen was het als het
brood, waarmee zij zich voedden. Maar wat zegt de Schrift? De mens at het Brood der engelen?
Het
Leven zelf heeft zich dus in het vlees geopenbaard; Het heeft zich zó
geopenbaard, opdat, wat alleen met het hart kon worden gezien, ook met de ogen
zou worden waargenomen, om de harten te genezen. Want het Woord wordt alleen
met het hart gezien: maar het vlees wordt ook met de lichamelijke ogen gezien.
Er bestond een middel van waaruit wij het Woord zouden kunnen zien: het Woord
werd vléés; dit zouden wij kunnen zien en zo werd in ons het middel geschapen
van waaruit wij het Woord konden zien.
En,
zegt Johannes, wij zijn getuigen en verkondigen
u het eeuwig Leven, dat bij de Vader was en aan ons is verschenen, dat is:
Het is onder ons verschenen; wat duidelijker gezegd zou kunnen worden met: Het
is áán ons verschenen.
Wat wij dus gezien en gehoord
hebben, dát verkondigen wij u.
Weest aandachtig, mijne geliefden. Wat
wij dus gezien en gehoord hebben, dát verkondigen wij u. Zij zagen de Heer
zelf tegenwoordig in het vlees; zij hoorden de woorden uit de mond van de Heer
en hebben het ons verkondigd. Ook wij hebben dus gehoord maar niet gezien.
Zijn
wij daarom minder gelukkig dan zij, die gezien en gehoord hebben? Want waarom
wordt er dan aan toegevoegd: Opdat ook
gij gemeenschap met ons moogt hebben? Zij hebben gezien, wij hebben niet
gezien en toch zijn wij met hen in gemeenschap, omdat wij hetzelfde geloof
bezitten.
En onze gemeenschap zij met
God de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon. En deze dingen, zegt Johannes, schrijven wij u, opdat uw vreugde volkomen zij. Een volkomen
vreugde, wordt er gezegd: in de gemeenschappelijke omgang in de liefde, in de
eenheid.
(Tract. in
Joh. 1, 1. 3: PL 35, 1978. 1980)