I n l e i d i n g
De Kerk belijdt, dat wij door de Boodschap
van de Engel de Menswording van Christus hebben leren kennen. Geleid door het
kerstevangelie van Sint Lucas met de schittering van de goddelijke heerlijkheid
en de lofzang van de Engelen zijn wij gewoon deze te zien in het licht van de
kerstvreugde.
De nauwe band met het Paasmysterie wijst ons
er echter op, dat de vreugde pas door de Verrijzenis volkomen wordt en dat
daartussen noodzakelijkerwijze de gehoorzaamheid tot de dood is in te voegen.
De oratie vraagt, dat wij Atot de heerlijkheid van de Verrijzenis
gebracht worden@ door zijn, door Christus= Lijden en Kruis. Hier moet men er rekening
mee houden, dat het ook bij de heerlijkheid van de Verrijzenis om zijn
Verrijzenis gaat. In het andere geval zou de heilsgedachte al te zeer verkort
zijn. In ieder geval ziet het gehele heilsplan van God er zo uit, dat Christus
Zelf door Lijden en Kruis tot de Verrijzenis komt, zoals Hij zelf tot de
leerlingen van Emmaüs zegt: "Moest de Messias dit alles niet lijden en zo
in zijn heerlijkheid binnengaan?" (Luc
24,26). Het binnengaan in deze Dood en in de daarop volgende Verrijzenis is
voor ons de weg van de verlossing.
Menswording, Lijden en Verrijzenis staan
onder de werking van de Heilige Geest; zonder de Geest van God is ook de
verlossende deelname aan dood en verrijzenis niet mogelijk. Om deze heilige
Geest vraagt de Kerk, wanneer zij het woord Agratiam@ - gebruikt. Dit wordt voelbaar wanneer zij
zegt: AStort uw genade in onze harten (mentibus)@. Hier kan een parallel worden getrokken met
een woord van Sint Paulus: A... de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die
ons is geschonken@ (Rom
5,5).
De gevraagde genade is - het boven gestelde
verder doortrekkend - niet eenvoudigweg de genade die in beperkt opzicht
gekoppeld is aan de Incarnatie, of in de context van de liturgische tijd van de
Advent, aan de Geboorte van de goddelijke Zoon, maar uiteindelijk bedoeld voor
de volkomen verlossing welke
voortvloeit uit de mysteries van het begin van Jezus’ leven: dat wij door het
Lijden en de Dood van Christus gebracht mogen worden tot de heerlijkheid van de
Verrijzenis, niet echter tot deze alleen, maar tot de zalige aanschouwing van
de verrezen Christus en, tenslotte tot de verrijzenis van ons eigen lichaam.
T e k s t
Missale Romanum 1970
Gratiam tuam, quæsumus, Domine, mentibus
nostris infunde,
ut qui, Angelo nuntiante, Christi Filii tui
incarnationem cognovimus,
per passionem eius et crucem ad resurrectionis
gloriam perducamur.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij hebben door de boodschap van de
Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen.
Wij bidden U: stort uw genade in onze harten,
opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht
worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis.
Werkvertaling
Stort uw genade, bidden wij [U], Heer, in
onze harten,
opdat wij, die door de boodschap van de Engel
de Menswording van Christus uw Zoon hebben leren kennen, door zijn lijden en
kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van zijn verrijzenis.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Deze oratie, oorspronkelijk voor 25 maart, feestdag
van Maria Boodschap samengesteld, is opgenomen in de authentieke Hadrianuscodex
of Sacramentarium van Hildoard van Cambrai, geschreven ca. 811-8212, direct gekopieerd
van het Romeinse origineel. (1)
In de liturgie van de Kerk van Milaan wordt
de Annuntiatie gevierd op de laatste zondag van de Advent. (2) De datum 25
maart van het Feest van Maria Boodschap is evenwel oud. De oudst bekende
vermelding is 656 toen het Concilie van Toledo een feest instelde “Maria,
Moeder van de Heer” dat moest worden gevierd op 18 december omdat het feest ter
ere van haar op 25 maart bijna altijd in de Vasten of het Paasoctaaf viel en
dus moest wijken.
Het collectegebed heeft in het misformulier van
de laatste zondag van de Advent de Evangelielezingen bij zich van de Boodschap
aan Sint Jozef (Mattheus), de Boodschap aan Maria (Lucas) en Maria’s bezoek aan
Elizabeth (Lucas) in de lectionaria van de jaarcycli A, B en C.
L i t u r g i s c h g e b r u i k
Sinds de 15e eeuw werd dit gebed gebruikt
voor votiefmissen van de Moeder Gods in de Advent en sinds de na‑conciliaire
vernieuwing voor de 4e zondag van de Advent als gebed van de dag. (3)
De oratie Gratiam sluit ook het Angelus of
“De Engel des Heren” af, een katholiek gebed buiten de officiële liturgie van
de Kerk waarin in klein bestek de heilsmysteries van de Menswording, Lijden,
Sterven en Verrijzen van Jezus Christus alsmede hun heilswerking worden gememoreerd
Het Angelus wordt driemaal daags gebeden: om
zes uur 's morgens, twaalf uur 's middags en zes uur 's avonds. In vroeger
tijden werden de dagelijkse bezigheden op deze tijdstippen onderbroken om het
Angelus te bidden. Het is als het ware een klein volkscredo. Het gaf structuur
aan het dagelijkse werk en droeg dit werk ook.
Sommige kerken en kloosters hadden een aparte
angelusklok – de kleinste klok van het gelui en met de hoogste toon – die op de
tijd van het Angelus luidde.
In onze monastieke liturgie is het
Angelusgebed met de oratie Gratiam bewaard. In de Paastijd wordt het
Angelusgebed vervangen door het Regina cœli. Ook in het Tijdeigen van de Advent
van de ordeseigen processie voor de zondagse hoogmis staat het genoteerd na de
antifoon Alma Redemptoris Mater en gedurende het eerste stuk van de Tijd door
het jaar tot Maria Lichtmis.
De opbouw van het gebed stemt overeen met
zijn oorspronkelijke plaats. Want de 25e maart staat reeds in het krachtveld
van de paasviering van Dood en Verrijzenis van de Heer, een samenhang, die in
de tekst wordt weerspiegeld. Sinds de liturgievernieuwing van Vaticanum II is
deze oratie als oratio post communionem op 25 maart vervallen en in
de Advent geplaatst om vóór het Geboortefeest van de Heer ook zijn Aankondiging
en Ontvangenis te herdenken. Dat op deze plaats daardoor ook het Kruis en de
Verrijzenis herdacht worden mag bij de eerste aanblik verrassen maar is echter
zeer zinvol. De oratie brengt in herinnering dat Ontvangenis en Geboorte van de
Heer verwijzen naar díe zelfverloochening, die volgens hoofdstuk 2 van Brief
aan de Filippenzen gehoorzaamheid tot de Dood en Verrijzenis van Christus en
daardoor de verlossing van de mensheid motiveert. Op de vooravond van Kerstmis,
vlak voor de Heilige Nacht heeft dit gedeelte uit de Filippenzenbrief als
kantiek in de Ie Vespers zijn plaats na Psalm 112 en 147 die uitbundig Gods lof
bezingen. Tegen de achtergrond van deze hymne op het paasmysterie is derhalve
ook de oratie te verstaan.
S t r u c t u u r a n a l y s e e n s
t i j l v o r m e n
1. Gratiam tuam, quæsumus, Domine,
mentibus nostris infunde,
2. ut qui, Angelo nuntiante, Christi Filii
tui incarnationem cognovimus,
3. per passionem eius et crucem ad
resurrectionis gloriam perducamur.
Het collectegebed bestaat uit één doorlopende
zin waarin een relatieve bijzin beginnend met qui (regel 2) de
finale/consecutieve bijzin ingeleid door ut (regel 2) gekoppeld aan het gezegde
perducamur (regel 3) onderbreekt. Quæsumus – wij
bidden/[zo] bidden wij (regel 1) – is een tussenzin enkel bestaand uit dit
werkwoord, dikwijls gebezigd in Latijnse oraties. De relatieve bijzin bevat
bovendien een ablativus absolutus Angelo nuntiante.
Ad 1
De anaklese Domine, vocativusvorm
waarmee God de Vader wordt aangesproken, staat fraai in het midden van de
regel. Infunde is een imperativus/gebiedende wijs van het verbum, die
als het ware het smekende, aandringende karakter van de oratie illustreert. We
roepen het als het ware uit tot Christus, en onze behoeften en verlangens zijn
zó intens dat we Hem met imperatieven smeken om zijn macht te ontplooien en te
komen, ons een gewillig oor te lenen, onze inwendige duisternis te verlichten
met de genade van zijn komst, zich te haasten om ons te helpen met zijn grote
macht en in de oratie tot de Vader, om alle hindernissen weg te nemen voor onze
ontmoeting met zijn Zoon.
Het object van de bede is gratiam tuam,
twee accusativusnaamvallen, en staat aan de kop van de oratie vóór de
imperativus infunde. Door deze omkering (inversie) wordt het retorisch effect
versterkt. De Kerk is zo gefocust op haar nood aan genade dat ze dit het eerste
uitspreekt en de bede, of, letterlijk, “stort.. uit” aan het slot van de regel
plaatst. Mentibus nostris, in onze harten, bijwoordelijke bepaling in de
dativus commodi / van voordeel.
Ad
2-3
Ut…perducamur:
finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin ingeleid door het
voegwoord ut gevolgd door de coniunctivusvorm præsentis passivi: opdat/zodat
wij worden geleid. Het verbum perducamur heeft het voorzetsel ad bij
zich dat de bijwoordelijke bepaling: de accusativus resurrectionis gloriam regeert, waarbij resurrectionis een nadere
toelichting is op het begrip gloriam (genitivus explicativus). Per passionem
eius et crucem: bijwoordelijke bepaling met accusativusvormen passionem et
crucem gedicteerd door het præpositum per. Het persoonlijke
voornaamwoord eius, genitivus van is / hij, heeft zowel betrekking op
passionem als op crucem.
Ad 2
[ut] qui, Angelo nuntiante, Christi Filii tui
incarnationem cognovimus: [opdat/zodat wij] die.. enz.; qui leidt de
relatieve bijzin in met het gezegde cognovimus (van cognoscere: leren kennen;
cognovi: ik heb leren kennen of ik ken); incarnationem: object van
cognovimus en vergezeld door de bijwoordelijke bepaling Christi Filii tui
in de genitivus explicativus. Angelo nuntiante: bijzin vervlochten in de
relatieve bijzin qui, en die een bijwoordelijke betekenis heeft; als
constructie staat deze woordengroep als het ware los in de relatieve bijzin:
ablativus absolutus. De constructie is middels een bijzin te vertalen of als
een staande uitdrukking waarbij het participium als een substantivum wordt
vertaald: door de boodschap van de Engel.
Het laatste deel,
per passionem eius et crucem ad resurrectionis
gloriam perducamur heeft een prachtig ritme met zijn alliteratie en
pittige cadens gevolgd als het wordt door de overschakelijking naar de
ritmische slotcadens, Per Dominum nostrum Iesum Christum….
Collectegebeden zijn dikwijls kleine meesterstukjes. Ze verdienen zorgvuldig en
nauwkeurig vertaald te worden in een vloeiende maar accurate versie ten behoeve
van het gebruik in de liturgie.
V o c a b u l a r i u m p a r v u m
Onze woordenboeken vertellen
ons dat cognosco in het algemeen betekent: iets grondig (zintuiglijk of
verstandelijk) de aan de weet komen, kennis verkrijgen door onderzoek,
vernemen, ervaren enz., maar in de werkwoordsvormen van het perfectum (cognovimus)
is het “weten” in alle periodes van de Latijnse taal. Het werkwoord infundo
(van infundere, infudi, infusus) is
gieten, storten in, over, uit, storten op, maar in de constructie van vandaag (infundere alicui aliquid): toedienen, verschaffen, bezorgen, schenken,
voorleggen. Het kan ook eenvoudig betekenen: meedelen,
overbrengen, verstrekken.
Het werkwoord perduco “to lead or bring through”, is “guide a person or
thing to a certain goal, to a certain period”. Interestingly, both infundo and perduco can have the overtone of to
anoint, or smear with something.
(1) Corpus Orationum, Dl. IV, E.Moeller,
J.M. Clément en B. Coppieters ´t Wallant. Brepols 1994, p.175 en XXI. Zie b.v. Missale
Romanum, Antwerpen 1765, p. 458 (Parochiearchief Sint Odiliënberg) en Romeins
Missaal, Den Bosch-Utrecht 1961, p. 927-928.
(2)
Holweck, Frederick, The Feast of the
Annuntiation, The Catholic Encyclopedia”, vol. 1 (New York, Robert Appleton
Company, 1907), 543.
(3)
Missale Romanum, Antwerpen 1765, p. liv, alsook
b.v. voor het feest Expectationis B. Virginis Mariæ (Pro omnibus Hispaniarum
Regi subjectis), p. cxiv.