maandag 20 december 2021

21 december Vijfde antifoon van de reeks O-antifonen O Oriens - O Dageraad toelichting

.
T e k s t

O Oriens, splendor lucis aeternae, et sol iustitiae:
veni, et illumina sedentes in tenebris et umbra mortis.

O Dageraad, glans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid:
kom, en verlicht hen die zitten in de duisternis en in de schaduw van de dood.

B i j b e l s e  r e f e r e n t i e

O Dageraad (Zach 6, 12 [Vulgaat]), glans van het eeuwig licht (Hebr 1, 3) en Zon van gerechtigheid (Mal 4, 2): kom, en verlicht hen die zitten in de duisternis en in de schaduw van de dood (Luc 1, 78-79; Jes 9, 2).

Het Latijnse begrip oriens wordt vertaald als: opgang, morgenster, dareraad,glans van het eeuwige licht  en zon van gerechtigheid (splendor lucis aeternae, et sol justitiae). – ’s Nachts is er altijd een moment waarop de duisternis het diepste is en ook het leven als het ware tot de zwakste hartslag is afgezwakt. Menigeen, die ziek en gebroken neerligt, kan zich met Job afvragen: “Leg ik mij neer, dan zeg ik: Wanneer wordt het morgen? ’s Morgens: wanneer wordt het avond? En zolang het licht is ben ik ziek van“ (Job 7, 4). Toch worden degenen die wenen en lijden ook op dit moment niet verlaten en licht de morgenzon op in hun angsten en pijn.

Van oudsher hebben de christenen zich bij de viering van de H. Eucharistie naar het oosten (ad orientem) gewend, van waar de Heer wordt verwacht. Om die reden worden kerkgebouwen zoveel mogelijk gebouwd in de richting van het oosten ("oriënteren"). In de pre-conciliaire buitengewone ritus  wordt de H. Mis gecelebreerd  in de richting van het oosten "ad orientem". Ook onder de nieuwe ritus (Novus Ordo) is dit nog steeds toegestaan.

De betiteling “Glans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid” roept het tafereel op van de leerlingen van Jezus die heel de nacht tevergeefs hebben gezwoegd om vis te vangen en van Jezus die in de morgenschemering verschijnt op de oever van het meer van Tiberias – het is de Heer!  (1) Hij, die door de leerlingen pijnlijk werd gemist, heeft alles wat zij nodig hebben: brood en vis, warmte en licht. Petrus, die Hem bij een ander houtskoolvuur heeft verraden (Jo 18, 17-18), hernieuwt vurig zijn liefde voor Hem.
In iedere Eucharistieviering keren wij ons naar de glans van het eeuwige Licht, vernieuwen onze liefde voor Hem die voor ons is Mens geworden en Zichzelf als Spijs aanbiedt.

(1)    “Zij gingen aan boord, maar vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen was geworden, stond Jezus aan de oever van het meer. Maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus zei tot hen: Kinderen, hebt ge iets te eten? Zij antwoordden Hem: Nee.  Hij zei vervolgens: Werpt het net aan de rechterkant van de boot, daar zult gij vis vangen. Zij werpen dan het net uit en konden het niet opnieuw binnenhalen, zo veel vissen waren erin. Toen zei de leerling die Jezus liefhad tot Petrus ”Het is de Heer!”

O v e r w e g i n g (1)

De O-antifoon van vandaag is gemakkelijk te begrijpen en geeft veel stof ter overweging. De Verlosser wordt in drie uitdrukkingen als Zon aangesproken: Opgang, Afstraling van het eeuwig Licht, Zon der gerechtigheid.
Het begrip Opgang ‘vinden wij vinden bij de profeet Zakarias 3, 8 en 6, 12 (Vulgaat); de meest bekende vindplaats is de kantiek Benedictus (Luk 1, 78): Oriens ex alto = de Opgang, de Dageraad uit den hoge. De grijze priester Zakarias ziet in de geest Christus als zon opgaan; om te verlichten, die in duisternis zijn en in de schaduw van de dood zijn gezeten. Christus is dus de opgaande zon, die de geestelijke duisternis en de geestelijke dood verdrijft. Licht en leven brengt de aardse zon, Licht en Leven geeft Christus, de goddelijke Zon. Christus noemt zich in het evangelie dikwijls het Licht en het Leven. De vergelijking met de zon is vruchtbaar. De zon geeft leven, licht, warmte, vreugde, gezondheid. Denken wij aan een plaats, waar nooit een zonnestraal invalt, een duistere kerker, waar slechts bederf, duisternis heerst, daar sterft alle leven. Dat alles kunnen wij op Christus toepassen. Het woord: Opgang, Dageraad, voegt er echter nog een bijzondere dimensie aan toe. De Morgenzon, die stralend opgaat, is de nieuwgeboren Heiland.
Afstraling van het eeuwig Licht, deze titel wordt in de brief aan de Hebreën (1, 3) aan de tweede goddelijke Persoon gegeven, (oorspronkelijk, Wijsheid (7, 6). “Eeuwig Licht” is hier aanduiding van God, voor de eerste goddelijke Persoon in het bijzonder. Afstraling van het eeuwig Licht wijst op de eeuwige en waarachtige voortkomst van de Zoon Gods van de Vader. In het Credo belijden wij: Lumen de lumine – Licht uit Licht. Is dus de eerste uitdrukking meer op de verhouding tot de wereld en tot de mensen van toepassing, deze spreekt van de innerlijke goddelijke verhouding van de Zoon tot de Vader.
Zon van gerechtigheid. Zo wordt de Verlosser bij Malakias 4, 2 (Vulgaat) genoemd. Christus is de zon, die de gerechtigheid dat wil zeggen de heiligheid, genade uitstraalt. Wat de zon voor de natuur is, dat is Christus als Zon der genade voor de bovennatuur. – Nu is de bede duidelijk. Wij bidden, dat Christus ons bij zijn komst moge verlichten. Wie zijn degenen, die in de duisternis en de schaduw van de dood zitten? Dat zijn degenen die Christus nog niet kennen, dat zijn de ongelovigen, dat zijn de zondaars en godloochenaars. Maar ook in ons, de gelovigen, is nog veel duisternis en menige schaduw van de dood.
Moge de glans van het eeuwige Licht deze duisternis met Kerstmis overstralen!

(1)    Naar Pius Parsch, het Jaar des Heren I