T e k s
t
O Oriens, splendor lucis aeternae, et sol iustitiae:
veni, et illumina
sedentes in tenebris et umbra mortis.
O Dageraad,
glans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid:
kom, en verlicht
hen die zitten in de duisternis en in de schaduw van de dood.
B i j b
e l s e r e f e r e n t i e
O Dageraad (Zach
6, 12 [Vulgaat]), glans van het eeuwig licht (Hebr 1, 3) en Zon van
gerechtigheid (Mal 4, 2): kom, en verlicht hen die zitten in de duisternis en
in de schaduw van de dood (Luc 1, 78-79; Jes 9, 2).
Het
Latijnse begrip oriens wordt vertaald als: opgang, morgenster, dareraad,glans
van het eeuwige licht en zon van
gerechtigheid (splendor lucis aeternae, et sol justitiae). – ’s Nachts is
er altijd een moment waarop de duisternis het diepste is en ook het leven als
het ware tot de zwakste hartslag is afgezwakt. Menigeen, die ziek en gebroken
neerligt, kan zich met Job afvragen: “Leg ik mij neer, dan zeg ik: Wanneer
wordt het morgen? ’s Morgens: wanneer wordt het avond? En zolang het licht is
ben ik ziek van“ (Job 7, 4). Toch worden degenen die wenen en lijden ook op dit
moment niet verlaten en licht de morgenzon op in hun angsten en pijn.
Van oudsher hebben de christenen zich bij de
viering van de H. Eucharistie naar het oosten (ad orientem) gewend, van
waar de Heer wordt verwacht. Om die reden worden kerkgebouwen zoveel mogelijk gebouwd in de richting van het oosten ("oriënteren"). In de pre-conciliaire buitengewone ritus wordt de H. Mis gecelebreerd in de richting van het oosten "ad orientem". Ook onder de nieuwe ritus (Novus Ordo) is dit nog steeds toegestaan.
De
betiteling “Glans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid” roept het
tafereel op van de leerlingen van Jezus die heel de nacht tevergeefs hebben
gezwoegd om vis te vangen en van Jezus die in de morgenschemering verschijnt op
de oever van het meer van Tiberias – het
is de Heer! (1) Hij, die door de
leerlingen pijnlijk werd gemist, heeft alles wat zij nodig hebben: brood en
vis, warmte en licht. Petrus, die Hem bij een ander houtskoolvuur heeft
verraden (Jo 18, 17-18), hernieuwt vurig zijn liefde voor Hem.
In
iedere Eucharistieviering keren wij ons naar de glans van het eeuwige Licht,
vernieuwen onze liefde voor Hem die voor ons is Mens geworden en Zichzelf als
Spijs aanbiedt.
(1)
“Zij gingen aan
boord, maar vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen was geworden, stond
Jezus aan de oever van het meer. Maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus
was. Jezus zei tot hen: Kinderen, hebt ge iets te eten? Zij antwoordden Hem:
Nee. Hij zei vervolgens: Werpt het net
aan de rechterkant van de boot, daar zult gij vis vangen. Zij werpen dan het
net uit en konden het niet opnieuw binnenhalen, zo veel vissen waren erin. Toen
zei de leerling die Jezus liefhad tot Petrus ”Het is de Heer!”
O v e r
w e g i n g (1)
De O-antifoon van vandaag is gemakkelijk te
begrijpen en geeft veel stof ter overweging. De Verlosser wordt in drie
uitdrukkingen als Zon aangesproken: Opgang, Afstraling van het eeuwig Licht,
Zon der gerechtigheid.
Het begrip Opgang ‘vinden wij vinden
bij de profeet Zakarias 3, 8 en 6, 12 (Vulgaat); de meest bekende vindplaats is
de kantiek Benedictus (Luk 1, 78): Oriens ex alto = de Opgang, de Dageraad uit
den hoge. De grijze priester Zakarias ziet in de geest Christus als zon opgaan;
om te verlichten, die in duisternis zijn en in de schaduw van de dood zijn
gezeten. Christus is dus de opgaande zon, die de geestelijke duisternis en de
geestelijke dood verdrijft. Licht en leven brengt de aardse zon, Licht en Leven
geeft Christus, de goddelijke Zon. Christus noemt zich in het evangelie dikwijls
het Licht en het Leven. De vergelijking met de zon is vruchtbaar. De zon geeft
leven, licht, warmte, vreugde, gezondheid. Denken wij aan een plaats, waar
nooit een zonnestraal invalt, een duistere kerker, waar slechts bederf,
duisternis heerst, daar sterft alle leven. Dat alles kunnen wij op Christus
toepassen. Het woord: Opgang, Dageraad, voegt er echter nog een bijzondere dimensie
aan toe. De Morgenzon, die stralend opgaat, is de nieuwgeboren Heiland.
Afstraling van het eeuwig Licht, deze titel wordt in de brief aan de
Hebreën (1, 3) aan de tweede goddelijke Persoon gegeven, (oorspronkelijk,
Wijsheid (7, 6). “Eeuwig Licht” is hier aanduiding van God, voor de eerste
goddelijke Persoon in het bijzonder. Afstraling van het eeuwig Licht wijst op
de eeuwige en waarachtige voortkomst van de Zoon Gods van de Vader. In het
Credo belijden wij: Lumen de lumine – Licht uit Licht. Is dus de eerste
uitdrukking meer op de verhouding tot de wereld en tot de mensen van
toepassing, deze spreekt van de innerlijke goddelijke verhouding van de Zoon
tot de Vader.
Zon van gerechtigheid. Zo wordt de Verlosser bij Malakias 4, 2
(Vulgaat) genoemd. Christus is de zon, die de gerechtigheid dat wil zeggen de
heiligheid, genade uitstraalt. Wat de zon voor de natuur is, dat is Christus
als Zon der genade voor de bovennatuur. – Nu is de bede duidelijk. Wij bidden,
dat Christus ons bij zijn komst moge verlichten. Wie zijn degenen, die in de
duisternis en de schaduw van de dood zitten? Dat zijn degenen die Christus nog
niet kennen, dat zijn de ongelovigen, dat zijn de zondaars en godloochenaars.
Maar ook in ons, de gelovigen, is nog veel duisternis en menige schaduw van de
dood.
Moge de glans van het eeuwige Licht deze duisternis
met Kerstmis overstralen!
(1)
Naar Pius
Parsch, het Jaar des Heren I