Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Quodvultdéus epíscopi
(Sermo 2 de Symbolo: PL 40, 655)
Necdum loquuntur et Christum confitentur
Náscitur infans parvus, Rex magnus. Adducúntur de longínquo magi; véniunt ut adórent adhuc in præsépi iacéntem, sed in cælo et in terra regnántem. Annuntiántibus magis Regem natum, turbátur Heródes, et ne regnum perdat, vult eum occídere, in quem si créderet, et hic secúrus, et in illa vita sine fine regnáret.
Quid times, Heródes, quia audis Regem natum? Non venit ille ut te exclúdat, sed ut diábolum vincat. Sed tu hæc non intéllegens turbáris et sævis; et ut perdas unum quem quæris, per tot infántium mortes effíceris crudélis.
Non te ulla píetas plangéntium matrum, aut lugéntium patrum fúnera filiórum, non mugítus et gémitus révocat infántium. Necas párvulos córpore, quia te necat timor in corde; et putas, si hoc quod cupis impléveris, diu te posse vívere, cum ipsam Vitam quæras occídere.
Ille autem fons grátiæ, parvus et magnus, qui in præsépi iacet, thronum tuum terret: agit per te nesciéntem causas suas, et a captivitáte diáboli ánimas líberat. Suscépit fílios inimicórum in númerum adoptatórum.
Moriúntur párvuli pro Christo nesciéntes, paréntes plangunt mártyres moriéntes: ille, nondum loquéntes, idóneos suos éfficit testes. Ecce quómodo regnat, qui sic regnáre vénerat. Ecce iam líberat liberátor, et salútem præstat salvátor.
Sed tu, Heródes, nésciens hoc, turbáris et sævis; et dum contra párvulum sævis, iam illi obséquium præbes, et nescis.
O magnum donum grátiæ! Quibus eórum méritis præstitum est ut sic víncerent infántes? Necdum loquúntur, et Christum confiténtur. Necdum mótibus membrórum valent suscípere pugnam, et victóriæ iam éfferunt palmam.
Tweede lezing
Op de kinderen die onschuldig zijn gedood omwille van de pasgeboren Koning der joden wordt toegepast wat in de Openbaring van Johannes staat over de christenen uit de begintijd die trouw zijn gebleven in de vervolging en voor altijd met de Heer verenigd zijn in het rijk: ‘Zij zijn vrijgekocht als de eerstelingen van de mensheid voor God en het Lam. In hun mond is geen leugen gevonden: zij zijn zonder smet’ (Apok. 14, 4-5). Door God voorbestemd om door hun dood te getuigen van de in Betlehem geboren Messias, zijn deze joodse kinderen gerechtvaardigd en verheerlijkt door het mysterie van Hem, die gekomen is om zijn leven te geven als losprijs voor velen.
Uit een preek van de heilige Quodvultdeus, bisschop van Carthago († ca. 453)
Kinderen getuigen voor Christus
Een klein kind is geboren, een grote Koning. Van verre komen de Wijzen om Hem te aanbidden die wel in een kribbe ligt, maar heerst over hemel en aarde. Herodes, die van de Wijzen verneemt dat een Koning geboren is, wordt ontsteld en wil Hem doden om zelf de heerschappij niet te verliezen. Had hij echter in Hem geloofd, dan kon hij hier veilig regeren, en ook in het andere leven regeren zonder einde.
Waarom vreest gij, Herodes, als gij hoort dat een Koning geboren is? Hij komt niet om u naar de kroon te steken, maar om de duivel te overwinnen. Maar dit begrijpt gij niet; gij wordt ontsteld en ontsteekt in woede; en om die ene die gij zoekt te doden, vermoordt gij als een wrede tiran zovele kinderen. Het verdriet van treurende moeders, de rouwstoet van vaders die hun kinderen bewenen, het gejammer en geschrei van de kleine kinderen kan u niet weerhouden. Omdat vrees uw gevoelens doodt, doodt gij het lichaam van deze kleinen. Gij zoekt het Leven zelf te doden, en meent uzelf een lang leven te verzekeren door dit te doen.
De bron van genade, zo klein en tegelijk zo groot, die in een kribbe ligt, doet u beven op uw troon: zonder dat gij het weet, volbrengt Hij door u zijn werk, en bevrijdt Hij de zielen van de heerschappij van de duivel. De kinderen van de vijanden neemt Hij op onder het getal van de kinderen Gods. De kleinen sterven voor Christus en weten het niet, de ouders bewenen de stervende martelaren. God maakt de kinderen, die nog niet kunnen spreken, geschikt om van Hem te getuigen.
Zie hoe Hij regeert, die gekomen is om te regeren: de bevrijder brengt reeds de vrijheid, de Heiland reeds het heil. Maar gij, Herodes, weet van dit alles niets af, gij zijt ontsteld en in woede ontstoken; en in uw woede tegen dit kind zijt gij Hem gehoorzaam, maar gij weet het niet.
O grote gave der genade, welke verdiensten hadden deze kleinen dat zij zo mochten overwinnen? Zij kunnen nog niet spreken, en leggen reeds getuigenis af van Christus. Hun ledematen zijn nog te zwak om de strijd aan te gaan, en reeds dragen zij de palm der overwinning.