vrijdag 24 december 2021

Reeks "Oratio super munera - Gebed over de gaven"

Missa in nocte in Nativitate Domini – Nachtmis van Kerstmis


Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Doe ons gelijken op uw Zoon, in wie onze mensheid reeds met U verenigd is.
I n l e i d i n g
De “sacrosanctum commercium” – de hoogheilige uitwisseling- staat in deze oratie centraal. Dit begrip komt vaker voor in de liturgie. Het is een veelomvattend om niet te zeggen beladen begrip en betekent letterlijk “uitwisseling”, “ruil”. Zo ziet de liturgie in het bijzonder een uitwisseling bij de bereiding van de offergaven tijdens de H. Mis: gelovigen brengen brood en wijn naar het altaar, door God uit al zijn gaven uitgekozen. God geeft hen het Lichaam en Bloed van zijn Zoon als tegengave. Voor alles is de Menswording een uitwisseling: de mensheid schenkt haar menselijke natuur en God geeft haar bij wijze van uitwisseling/ruil het delen in zijn goddelijke natuur. Dit delen ontvangt de mensheid in de hoogste zin in Jezus Christus. Geldt deze uitwisseling in iedere H. Mis, met het Kerstfeest vieren wij bijzonder hoe door de komst van Gods Zoon onder de mensen een zeer bijzondere uitwisseling heeft plaatsgevonden, waarbij God de Zoon de Goddelijke natuur volledig heeft bewaard maar tegelijkertijd tevens de menselijke natuur heeft aangenomen: God en mens!
Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine, et homo factus est. Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de Maagd Maria, en is mens geworden! Daarom knielen we anders dan gebruikelijk vandaag bij deze passage uit het Credo.
T e k s t
Missale Romanum 1970
Grata tibi sit, Domine, quaesumus, hodiernae festivitatis oblatio:
ut, tua gratia largiente,
per haec sacrosancta commercia,
in illius inveniamur forma, in quo tecum est nostra substantia.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, laat de gaven die wij op dit feest aanbieden, U aangenaam zijn
en schenk ons in deze heilige viering ook uw gaven:
Doe ons gelijken op uw Zoon, in wie onze mensheid reeds met U verenigd is.

Werkvertaling
Moge de offergave, bidden wij [U], Heer,  van het feest van heden U aangenaam zijn:
opdat wij, met de rijke hulp van Uw genade,
door middel van deze hoogheilige uitwisseling,
in de wezenheid van Hem worden bevonden, in Wie onze natuur reeds met U is verenigd (bij U aanwezig is).

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n               
De oratie is afkomstig uit het Sacramentarium Leonianum, 1249, 2e helft zesde eeuw, berustend in de Kapittelbibliotheek van Verona, en werd met enkele kleine  tekstvarianten opgenomen in het Romeins Missaal 1970.

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n  
1. Grata tibi sit, Domine, quaesumus, hodiernæ festivitatis oblatio:
2. ut, tua gratia largiente,
3. per haec sacrosancta commercia,
4. in illius inveniamur forma, in quo tecum est nostra substantia.
De oratio bestaat uit één enkele zin, gevormd door de hoofdzin die de bede bevat, gevolgd door een finale/doelaanwijzende respectieve consecutieve / gevolghebbende bijzin die de verhoopte uitwerking van de bede uitdrukt.
Ad 1
De openingszin wordt onderbroken door de anaklese Domine, [o] Heer, aanspreekvorm in de vocativusvorm en door  het verbum quæsumus in een korte tussenzin. De werkwoordsvorm quæsumus behoort tot de verba defectiva (onvolledige werkwoorden waarvan slechts enkele vormen voorkomen. Zie ook de uitleg bij het Gebed over de gaven van de 1e zondag van de Advent. De hoofdzin staat in de coniunctivusvorm:  grata tibi sit – moge [aan] U welgevallig zijn, waarmee een wens tot verhoring wordt uitgesproken. De aanvullende vorm quæsumus versterkt de ootmoedige opstelling van de bidder. Grata sit, gezegde, bestaande uit het werkwoordelijke deel sit en het praedicaatsnomen grata dat congrueert met het subject oblatio, offer(gave) in de nominativusvorm. De uiteenplaatsing van grata…oblatio wordt hyperbaton genoemd. Tibi is ee bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel). Het subject oblatio wordt nader toegelicht door de twee congruerende genitivusvormen hodiernæ festivitatis, van het huidige feest, van het feest van vandaag: genitivus explicativus.
Ad 2
De finale/consecutieve bijzin opent met het voegwoord ut, opdat, zodat en heeft de werkwoordsvorm inveniamur, opdat/zodat wij bevonden worden (r. 4) bij zich, 1e persoon meervoud præsentis passivi van het werkwoord invenire, vinden, aantreffen, bevinden, uitvinden, bereiken. De bijzin bevat de tussenzin tua gratia largiente (r. 2) en een afhankelijke zin: in quo (r. 4). Het zinsdeel tua gratia largiente is een bijwoordelijke bepaling in de ablativus absolutusvorm met drie congruerende uitgangen. Inhoudelijk sluit dit zinsdeel aan bij de bede van regel 1: het gevraagde effect van de offergave die de priester namens ons aanbiedt is afhankelijk van de genade die God verstrekken wil. De oratie spreekt over een rijkelijk/overvloedig verstrekken, in de wetenschap dat God altijd meer schenkt dan het gevraagde.
Ad 3
Per haec sacrosancta commercia - door middel van deze heilige uitwisseling, bijwoordelijke bepaling in drie congruerende accusativusvormen van het onzijdig meervoud bepaald door het præpositum per + accusativus. Het woordenboek geeft bij het substantivum commercium, - i, n. 1. handel 2. ruil  3. commercia – orum n. pl.: uitwisseling. In mijn geboorteplaats stond vlak bij het station een “Hotel du Commerce” waar niet alleen veehandelaars maar ook bankiers te vinden waren; op deze “marktplaats” vonden besprekingen plaats voor uitruil van waarden en goederen.
Ad 4a
[ut] in illius inveniamur forma – opdat/zodat wij bevonden worden …in forma illius, in de (letterlijk:) vorm, gestalte, wezenheid, geschapenheid;  bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm, gedicteerd door het præpositum in, gevolgd door de genitivusvorm illius, van Hem - van het pronomen demonstrativum  ille, -a, -ud die het substantivum forma nader bepaalt.
Ad 4b
In quo tecum est nostra substantia Het pronomen illius vormt het antecedent voor de afhankelijke zin die met de bijwoordelijke bepaling in quo begint; in quo - in Wie, relativum in de ablativusvorm, door het præpositum in bepaald.
Nostra substantia – onze wezenheid, subject in twee congruerende nominativusvormen.
Est- 3e pers. enkelvoud van het verbum esse, zijn, voorhanden/aanwezig zijn, zich bevinden, leven. De indicativusvorm est wijst op een realiteit zoals de Kerk deze gelooft en in de loop van de eerste eeuwen heeft moeten verdedigen en verklaren tegenover ketterijen (zie KKK 464-469, 480-482 . De vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal zegt: In Wie onze mensheid (reeds) met U verenigd is, waarmee sterker het mysterie van Jezus, waarlijk God en waarlijk mens, wordt uitgedrukt.
Zijn Menswording betekent niet dat Hij gedeeltelijk God en gedeeltelijk mens is, en ook niet dat er sprake is van een vage vermenging van het goddelijke en het menselijke. Nee, de Kerk gelooft zoals zij bidt en zingt in de antifoon van 1 januari (octaafdag van Kerstmis en hoogfeest van Maria, Moeder van God) bij het Benedictus (Lofzang van Zacharias in Luc 1, 68-79): “…id quod fuit permansit, et quod non erat assumpsit….””  – “…wat Hij was is Hij gebleven, en wat Hij niet was heeft Hij aangenomen…”(cf Leo Magnus, Sermo 21, 2-3): God en mens!

V o c a b u l a r i u m
Oblatio, onis f., betekent zowel 1. het aanbieden, het opofferen als offerande 2. offergave en 3. pars pro toto: H. Misoffer.
Hodiernus, - a, -um, van heden, van vandaag, adiectivum. Hodie, heden, - adverbium, is samengesteld uit hoc + die, op deze dag, vandaag.
Sacrosanctus, -a, -um (sacer + sanctus) hoogheilig, onschendbaar.  Dit epitheton of adiectivum komt voor in verbindingen met substantiva als
1. Mysterium;
2. Commercium, zoals in de oratie van vandaag;
3. Altare: “in sacrosancto altari” – op het hoogheilig altaar (Caesarius van Arles, Preek 228) 4. Ecclesia: “sacrosanctæ Romanæ ecclesiæ..pontificem” (oratie in de Votiefmis voor de verkiezing van een paus;
5.  Dies: “post illum sacrosanctum Domini natalis diem”- na de hoogheilige dag van de Geboorte van de Heer (Pseudo-Augustinus, Lectio 4, 24 jun.);
6. Concilium: “Sacrosanctum Concilium” –  het heilig Concilie, de naam en tevens de beginwoorden van de Constitutie over de heilige Liturgie, die als eerste conciliedocument  op 4 december 1963 door het IIe Vaticaanse Concilie werd gepromulgeerd (=plechtig  bekend gemaakt); enz.                                             
Forma, æ, f. 1. Gedaante, vorm 2. Voorbeeld. In de context van de oratie wil het zeggen dat God Zijn beeld met ons wil delen, Zijn eigen glorie, welke ons zal vormen en hervormen voor het eeuwige leven door ons steeds meer in schoonheid te doen groeien naar Zijn beeld en gelijkenis, volgens Zijn eigen “vorm”. Bij de Menswording nam God onze mensheid, ons menselijk lichaam aan, ons wezen, onze wezenheid, in onze natuur, (substantia), verenigde Hij Zijn Godheid met ons mens-zijn in een onverwoestbare verbintenis. We kunnen dus naar waarheid zeggen dat onze mensheid op dit moment zetelt aan de rechterhand van de Vader.
In dit Gebed over de gaven is zowel de erkenning vervat dat wij ons nog niet in de staat bevinden waartoe God ons schiep (de hemel), maar toch reeds bij Hem zijn in de Persoon van de Verrezen Christus, tegelijk met een diep besef van daarmee verweven dankbaarheid voor deze realiteit met het verlangen naar hetgeen zal komen. Dit alles is exact belichaamd op dit moment in de eenvoudige hosties en de kelk met de wijn en de nietige druppel water: onze mensheid wordt in haar veelheid aan personen opgenomen in Christus en getransformeerd in de hoogheilige uitwisseling in God.

C o m m e n t a a r
De “sacrosanctum commercium” – de hoogheilige uitwisseling- heeft hier niet de betekenis van zakelijke ruilhandel en ook niet alleen een zuiver theologische duiding, maar het is een ruimer concept dat voor velerlei uitleg vatbaar is, stoffelijk en onstoffelijk. De uitdrukking is daarmee ook gewaagd als men bedenkt dat deze teruggaat op de ruilhandel, de uitwisseling van goederen tussen mensen. In het Nederlandse Altaarmissaal is gekozen voor een ietwat afgezwakte formulering:  “Doe ons gelijken op uw Zoon, in wie onze mensheid reeds met U verenigd is”.  Ook zuiver geestelijke goederen kunnen worden uitgewisseld en ook tekens van liefde tussen de mensen onderling die niet zoals handelsgoederen “pretio æstimabilia” – op hun geldwaarde te schatten zijn.

Wanneer de liturgie spreekt van een heilige uitwisseling, is dat bedoeld als een lofprijzing op de goedheid van God, op zijn edelmoedigheid, die een dergelijke uitwisseling mogelijk maakt. Het fundament is dat God de Gever van al het goede is. Hij is het die de mensen het eerst heeft liefgehad en het eerst zijn barmhartigheid heeft geschonken. En God schenkt zó, dat degenen aan wie wordt geschonken deze gaven ook werkelijk bezitten en er als eigenaar over kunnen beschikken. Om die reden is het dan ook een reëel schenken en – tegenover God – een werkelijk offeren. Deze toedracht is de grondslag van elke uitwisseling, en het komt uit Zijn unieke liefde voort dat Hij het aldus heeft geschikt.

De vereniging in genade met de mensgeworden Zoon geldt ieder die in Hem gelooft.
 “Hierdoor [de goddelijke kracht] heeft Hij ons begiftigd met kostbare, verheven beloften, opdat gij, ontkomen aan het bederf en de zelfzucht van de wereld, deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur”(2 Petr 1, 4). In Christus,  zo zegt de oratie, is onze natuur bij God. De bede verlangt naar een heilige uitwisseling, opdat wij “in de gestalte, de wezenheid (forma, “vgl. Phil 2, 6 Vulgaat) van Christus worden bevonden”. De mensheid geeft Christus wat zij bezit: het mens-zijn. God, zo bidt de Kerk, moge de mensheid geven, wat Hij bezit: het delen in de goddelijke natuur.

In de gehoorzaamheid van Maria “Uw wil geschiede” - fiat voluntas tua -  heeft de mensheid voor zover dit haar gegeven was haar deel gegeven heeft. Na het “fiat” van Maria heeft God zich met de mensheid bekleed.



“Het Woord is vlees geworden en heeft ons gewoond”, “opdat bij het noemen van zijn Naam  zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde en iedere tong zou belijden tot eer van God de Vader:  Jezus Christus is de Heer”! Venita adoremus – komt laten wij Hem aanbidden. En daarbij mogen vandaag op het Kerstfeest zeker uitroeptekens worden geplaatst!