Maar ook is waar dat de vreugde van Christus minder gemakkelijk waar te nemen is dan de banale lust, die voortvloeit uit een of ander genoegen.
Nochtans zou het verkeerd zijn de woorden "Verheugt u in de Heer" zo uit te leggen alsof het betekende "Verheugt u, maar in de Heer", alsof daarmee in de nevenzin weer ontkracht moet worden, wat eerder is gezegd. Het betekent eenvoudig: "Verheugt u in de Heer", omdat de apostel heel duidelijk gelooft dat alle werkelijke vreugde in de Heer ligt besloten en dat buiten Hem helemaal geen werkelijke vreugde kan bestaan. En het blijft immers ook waar dat in feite alle vreugde, die naast of tegen Hem wordt beleefd, niet bevredigt, maar de mensen steeds verder een maalstroom van genoegens indrijft, waardoor hij tenslotte zelf niet meer echt blij kan zijn.
Zo wordt ons hier gezegd dat eerst met Christus in feite de werkelijke vreugde is verschenen en dat het tenslotte in ons leven nergens anders om gaat dan Christus te zien en te leren begrijpen, de God van genade, het Licht en de Vreugde van de wereld. Onze vreugde zal eerst dan waarachtig zijn, als ze niet meer op dingen berust die men wegnemen of vernietigen kan, maar wanneer zij in de meest innige diepte van ons wezen gegrondvest is en die ons geen enkele macht ter wereld kan ontnemen. En ieder uiterlijk verlies zou ons naar deze innige vreugde moeten verwijzen en ons verder louteren voor ons ware leven".
Uit: Joseph kardinaal Ratzinger, Dogma und Verkündigung, p. 376 e.v., opgenomen in Mitarbeiter der Wahrheit. Gedanken für jeden Tag (van dezelfde auteur). Pfeiffer, München 1979, p. 370.