zaterdag 18 december 2021

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica 4 Adventus Vierde zondag van de Advent Help ons ons beter voor te bereiden op de Geboorte van uw Zoon



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
 .
 I n l e i d i n g
Help ons ons beter voor te bereiden op de Geboorte van uw Zoon

Evenals het Collectegebed en het Gebed over de gaven richt de Postcommunio van deze zondag zich onmiddellijk op de viering van het Kerstfeest.
De H. Communie of het Lichaam en Bloed van de Heer zijn “pignus redemptionis æternæ”, onderpand van het eeuwige leven. De term “verlossing tot het eeuwige leven” is ontleend aan de Brief aan de Hebreeën en moet vanuit dat kader worden begrepen. “Niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen Bloed is Hij (Christus) eens en voor altijd het heiligdom binnengegaan en heeft daardoor een eeuwige verlossing verworven” (Hebr 9, 12). “Christus heeft zich uit kracht van een eeuwige Geest als een smetteloos Offer aan God opgedragen” (Hebr 9, 14). Dat was noodzakelijk en kon slechts eens en voor altijd gebeuren. Dit Offer moest een losprijs zijn voor een eeuwige verlossing. Dit is éénmalig. Daarom kan er weliswaar de onbloedige en hernieuwde tegenwoordigheidstelling van het Offer in de H. Eucharistie zijn, nooit echter een herhaling van offer naast dit ene.
De Heer heeft de “eeuwige verlossing” voor ons voltrokken, voor de mensen van alle tijden. Omwille van ons heeft Hij in de H. Eucharistie de mogelijkheid geschapen dat zijn heilsdaad ononderbroken en telkens opnieuw wordt geactualiseerd. Zijn Kerk heeft Hij in zijn verlossingwerk betrokken, zodat zij met Hem, door Hem en in Hem God de smetteloze offergave aanbiedt, zo dikwijls zij dit offermaal viert: “ Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij wederkomt” (1 Kor 11, 26).
De Postcommunio van deze zondag ziet de samenhang aldus: God geeft voor de verloste mensen een “onderpand tot zekerheid” (pignus) voor de verlossing in alle eeuwigheid. Het is als was Hij ons iets verschuldigd, als konden wij aanspraak maken op eeuwige verlossing en als gaf Hij ons voorlopig dit onderpand.
Het onderpand is de H. Eucharistie, het Lichaam en Bloed van Christus. De Tafel des Heren anticipeert onder de gedaanten van brood en wijn op het bruiloftsmaal van het Lam (Apoc 19, 9). De H. Eucharistie is een onderpand in verheven zin: “Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem doen opstaan op de jongste dag” (Jo 6, 34).

God heeft ons in de H. Eucharistie reeds toegang tot zijn heil gegeven, dat Hij ons voor altijd heeft beloofd.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sumpto pignore redemptionis æternæ,
quæsumus, omnipotens Deus,
ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige God,
in deze gaven hebben wij het onderpand ontvangen van de verlossing tot eeuwig leven.
Wij vragen U;
help ons, naarmate het Kerstfeest nadert,
ons beter voor te bereiden op de viering van de geboorte van uw Zoon.


Werkvertaling
Na het ontvangen van het onderpand tot eeuwige verlossing,
vragen/smeken wij [U], almachtige God,
dat wij, naarmate de dag van het heilbrengend feest meer nabij komt,
met een grotere toewijding voortgaan
om het mysterie van de Geboorte van uw Zoon waardig te vieren.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De Post Communionem oratio van deze zondag is een recente compositie en heeft verwante precedenten in oude collecties zoals in het Sacramentarium Leonianum, Verona, Kapittelbibliotheek LXXXV, tweede helft zesde eeuw, 741 en in het Gelasianum Vetus, Vat. Reg. lat. 316, eerste helft achtste eeuw, 507. De oratietekst verschijnt voor de eerste keer in het Missale Romanum 1970 en volgende edities.
T e x t u e l e  a n a l y s e
1. Sumpto pignore redemptionis æternæ,
2. quæsumus, omnipotens Deus,
3. ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
4. ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.
De Post communionem oratio is samengesteld uit één enkele doorlopende frase, bestaande uit verschillende zinsdelen.
De oratie opent met een ablativus absolutusconstructie (regel 1), gevolgd door het hoofdprædicaat quæsumus met adres omnipotens Deus (r. 2) en vervolgt met een bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, met prædicaat proficiamus in de coniunctivusmodus (r. 3). In deze bijzin is de standaardformule quanto … tanto vervat die de voorwaarde formuleert voor, en uitloopt op de ad  […] celebrandum-constructie die het verlangde doel van de oratie verwoordt (r. 4).
De oratie wekt de indruk een bewuste en stevige bewerking te hebben ondergaan ten opzichte van de eerdere, verwante teksten en poogt elegant te zijn.

Ad 1
Sumpto pignore redemptionis æternæ, na het onderpand van de eeuwige verlossing te hebben ontvangen (het passivum perfecti sumpto hier actief vertaald).  Ablativus absolutusconstructie samengesteld uit twee congruerende ablativusvormen sumpto en pignore, die worden vergezeld door een bijvoeglijke bepaling redemptionis æternæ, van eeuwige verlossing, die het pignus æternum nader specificeert, genitivus explicativus of qualitatis.
Ad 2
Quæsumus, wij bidden/vragen [U], - prædicaat van de hoofdzin in de indicativusvorm præsens, dat de eigenlijke bede in de ut-bijzin inleidt.
Omnipotens Deus, [o], almachtige God, - anaklese in twee congruerende vocativusvormen.
Het adiectivum omnipotens drukt een goddelijk attribuut uit dat God alleen en exclusief is voorbehouden. Dit epitheton ontmoet men frequent in de oraties van getijdengebed en  misformulieren en moet God herinneren aan zijn almacht, voor wie niets onmogelijk is.
Dat is de titel op grond waarvan men het gevraagde verhoopt te verkrijgen.
Ad 3
Ut […] proficiamus, op-/zodat wij vorderingen maken, vooruit komen
Finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met het prædicaat proficiamus (van proficere, 3) in de coniunctivusvorm præsens, bepaald door het voegwoord ut.
Tanto devotius, des te meer toegewijd, - bijwoordelijke bepaling bij proficiamur.
Quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit, naarmate/hoe meer de dag van het heilbrengend feest nadert – ingebouwde tussenzin met prædicaat accedit (van accedere, 3) in de indicativusvorm præsens vanwege de feitelijkheid.
Dies salutiferæ festivitatis is het subject van accedit en samengesteld uit de nominativusvorm dies gevolgd door een bijvoeglijke bepaling van twee congruerende genitivusvormen die dies nader verklaren, genitivus explicativus of qualitatis.
Quanto…tanto is een standaardconstructie in de ablativusvorm. Het betekent zoiets als naarmate…des te, of hoe groter…hoe meer. In dit geval hebben we adverbia in de comparativus: magis… devotius, naarmate wij meer… des te meer toegewijd.
Ad 4
Het zinsdeel ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum sluit aan bij het prædicaat proficiamus in r. 3.
Ad celebrandum, om te vieren of ter viering van: gerundiumvorm van het verbum celebrare.
Digne, op waardige wijze – bijwoordelijke bepaling bij de vorm ad celebrandum.
Mysterium nativitatis Filii tui, het mysterie van de Geboorte van uw Zoon – object bij ad celebrandum bestaande uit de accusativusvorm mysterium gevolgd door een bijvoeglijke bepaling bestaande uit drie genitivusvormen: de eerste genitivusvorm nativitatis verklaart het mysterium nader (genitivus explicativus of qualitatis), partitivis ), en wordt zelf nader bepaald door de twee congruerende genitivusvormen Filii tui (genitivus possessivus).

S t i j l f i g u r e n
We zien een enkele interessante gecombineerde begrippen: festivitatis and nativitatis (r. 3 en 4) met eindrijm.
De quanto magis… tanto devotius formulering is een standaardconstructie en klinkt ook goed.

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Accedo, 3 & proficio, 3
In de Postcommunio hebben we vandaag twee verba die met elkaar in contrast staan maar qua betekenis gerelateerd zijn: accedo,accessi, accessum, 3, met betekenis naderen, toetreden en proficio, profeci, profectum, 3, dat 1. vooruitkomen, verder komen 2. vorderingen maken, zich uitbreiden 3. helpen, baten, nuttig zijn, betekent.

Pignus, oris, onz.
Het begrip pignus wordt enkele malen gevonden in de Latijnse editie van het Nieuwe Testament (Vulgaat) en voornamelijk in de Brieven van de H. Paulus (cf. 2 Kor 1, 22; 2 Kor 5, 5; Ef 1, 14); al deze teksten verwijzen naar het bij het H. Doopsel ontvangen merkteken of ‘zegel’ dat wij in eerste instantie bij het Doopsel ontvangen en geïntensiveerd wordt in de andere initiatiesacramenten, het H. Vormsel en de H. Eucharistie. De pericope 2 Kor 1, 21-22  geeft bijvoorbeeld: “God zelf is het die ons met u in Christus bevestigt en ons heeft gezalfd.  Hij is het ook die op ons zijn zegel heeft gedrukt en de Geest als een handgeld (pignus) aan onze harten heeft meegedeeld”.   
Evenals in de Postcommunio van vandaag heeft ook in de Postcommunio van de 7e zondag door het jaar en in die van de 3e zondag van de Veertigdagentijd het begrip pignus betrekking op de H. Eucharistie, als onderpand voor en anticipatie op het eeuwige leven.

In de bekende Lewis & Short Dictionary vinden we voor het onzijdig zelfstandig naamwoord pignus (van de stam gevonden in pango; cf. paciscor); bevestigen, vastnagelen, en figuurlijk: overeenkomen, een belofte / betaling doen, garantie/ zekerheid/ borg  stellen (zowel betrekking hebbend op personen als op zaken). Het is ook het loon van de werkman en het zijn de onderlinge betrekkingen tussen kinderen, ouders, broers,  zussen en verwanten in de zin van belofte van liefde (die zij elkaar verschuldigd zijn). Pignus staat ook bijvoorbeeld voor de ring of een ander teken van symbolische genegenheid die verloofden en gehuwden elkaar geven.
Het woord pignus wordt vaak aangetroffen in constructies met het verbum capio, zoals pignus capere: een borg of zekerheid stellen voor betaling; pignora capere kan ook worden gebruikt bij onderzetten tot zekerheid  zoals op een woning een hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van betaling van de lening waarmee de aankoop van het huis is gefinancierd. Pignoris capio: een procedure tot verpanding van een zaak totdat een bepaalde schuld is (terug) betaald aan de schuldeiser (debiteur). 
In de oratietaal van de Postcommuniones heeft pignus capere vaak de betekenis: het  ontvangen, het bezit genieten van, en in het bezit komen van een onderpand tot zekerheid van de toekomstige belofte na het dit aardse leven eens te komen tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar alle leed geleden is en wij bij God zullen zijn.

Salutifer (us), -a, -um
betekent heilbrengend en behoort als adiectivum bij salus, -utis, vr. (samengesteld uit salus + fero: redding, heil + brengen).
Dit begrip komt nauwelijks voor in strikt klassiek Latijn, maar werd door Ovidius, Statius, Martialis enz. om stilistische redenen gebezigd. Ovidius bijvoorbeeld gebruikt in zijn Metamorfosen het adjectief “salutifer” drie keer, steeds in relatie tot godheid Aesculapius die wordt gevraagd heil te brengen bijvoorbeeld over de stad Rome. Opvalt dat Ovidius daar ook de woordspeling heeft urbs en orbis – die wij nu nog  kennen in de pauselijke zegen Urbi et orbi (voor de stad Rome en de (overige) wereld). (Metamorphosen 2642-43).

In de oraties komt “salutifer” voor in MR 1962 in de betekenis van verlossing/heil-brengend: “per eius salutiferæ resurrectionis potentiam”, door de kracht van zijn heilbrengende verrijzenis (Secreta, 25 maart). Het begrip werd ook gebruikt in het misformulier van het feest van de Kruisvinding op 3 mei: “salutiferæ Crucis Inventione”, door de Vinding van het heilbrengend Kruis (Collectegebed), dat niet meer voorkwam in MR 1962.
In de Rotulus van Ravenna vinden we: “lumen verum, quod ex fonte cordis tui, Domine, Deus noster, salutiferum eructare dignatus es Verbum”, waarachtig Licht, dat Gij, Heer onze God,  U hebt gewaardigd uit de bron van uw Hart te laten opspringen, als een woord van heil” (Sacramentarium Leonianum, suppl. 1365.
Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp. S., Remarks on the vocabulary of the acient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966, 189)

C o m m e n t a a r
Kerstmis is de viering van het mysterie van de Geboorte van Christus. De Geboorte van Christus is een centraal mysterie, waarin God in de gestalte van een mens op aarde verschijnt. Versluierd in het teken van zijn mensheid bewerkt Hij het heil, “de eeuwige verlossing”. In een wonderbare en heilige ruil neemt Hij van de mensheid wat haar eigen is, om ons te schenken wat het Zijne is. Anders gezegd: De Zoon van God wordt Zoon van de mensen, om de mensenzonen tot Gods zonen te verheffen.
Heel het leven van de christen is te beschouwen als een viering van het Kerstmysterie, wanneer de genade van de kant van God bezit van hem neemt en Hij uit een kind van mensen een kind van God maakt
Ieder jaar viert de Kerk ieder jaar de gedenkdag van de Geboorte van Christus, ook, opdat de kinderen van de mensen door Zijn liefde kinderen van God worden. Op deze liefdevolle toewijding (devotio) komt het aan. Wanneer de kinderen van de mensen groeien in deze toewijding en liefde worden zij waardig kinderen van God te worden. Liefdevolle overgave maakt ons waardig het mysterie van Kerstmis te vieren en de genaden van het Kerstkind te ontvangen. Ook in het nuchtere “help ons, naarmate het Kerstfeest nadert, ons beter voor te bereiden op de viering van de Geboorte van uw Zoon”, ligt de vreugdevolle overgave in de dienst aan God vervat.

In de Postcommunio van vandaag bidt de priester dat we elke dag naarmate Kerstmis naderbij komt, in toenemende mate vooruit komen om Christus, die komende is, te ontmoeten. In de taal van de oratie is een machtig concept van acceleratie (versnelling) ingebouwd. Ik denk aan het Latijnse adagium in finem citius, namelijk, hoe dichter je bij het einddoel komt, hoe sneller je gaat. Of een peuter die zijn ouders tegemoet rent, steeds sneller, tot hij zich uiteindelijk met een eindsprint of beter sprong in de armen van zijn ouders werpt, vol vertrouwen omdat hij weet dat hij wordt opgevangen en niet zal vallen, Wij mogen zoals die peuter steeds sneller hollen naar Christus en weten dat we in een veilige haven belanden, of beter: de veiligst denkbare haven.

Ook andere oraties van de misformulieren van de Advent roepen beelden op van een snelle loop en van ijverige, verlangende haast naar de Heer toe die zelf naar ons toe komt.
In de oratie van vandaag laten de verba deze verhaasting in beide richtingen zien: accedo (“naderen”) en proficio (“vooruit gaan”).
In deze Postcommunio stormen de Heer en zijn volk als het ware op elkaar af. Niets moet onze haast vertragen ook als onze paden niet steeds recht zijn.
De Communio-antifoon van feria tertia, dinsdag, tijdens de laatste weekdagen van de Advent geeft ons een mooi bijbels beeld van de kosmische weg die de Zoon van God aflegt om de tijd en de geschiedenis van de mensen binnen te snellen:
“Exsultavit ut gigas ad currendam viam: a summo cælo egressio eius, et occursus eius usque ad summum eius” (Ps 18, 6.7).  Als een reus is Hij opgesprongen om zijn weg met spoed af te leggen: vanuit het hoogste zenit van de hemel vertrekt Hij en naar het hoogste punt ervan neemt Hij een aanloop.

Onze devotio, toewijding drijft ons voort in de goede richting.
In de oratie van vandaag smeekt de priester God de Vader ons steeds ‘waardiger’ te maken de Geboorte van Christus te vieren en dat betekent toenemen in genade en ons steeds meer hechten aan de christelijke manier van leven.
Krachtens ons verlost-zijn, mogelijk gemaakt door de Eerste Komst van Christus, is het voor ieder van ons van fundamenteel belang dat wij dag in dag uit toenemen in genade. We zouden zelfs mogen spreken van een gemeenschappelijk belang. De Advent is meer dan alleen de Eerste Komst. Het gaat ook over de Tweede Komst van Christus als Rechter.
Het gaat nu en hier vooral om zijn bijzondere komst in iedere Heilige Communie. De oratio Post Communionem wordt immers onmiddellijk na de komst van de Heer in de Communie gebeden.
De Eerste Komst met Kerstmis en de Tweede Komst naderen elkaar, steeds sneller. Wanneer het zover is weten we niet, maar we moeten wel altijd zo goed mogelijk zijn voorbereid en tot inkeer komen wanneer we zijn afgeweken van het rechte pad.
.Bent u voorbereid?