Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek
in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Help ons ons beter voor te bereiden op de Geboorte van uw Zoon
Evenals het Collectegebed en het Gebed
over de gaven richt de Postcommunio van deze zondag zich onmiddellijk op de
viering van het Kerstfeest.
De H. Communie of het Lichaam en Bloed
van de Heer zijn “pignus redemptionis æternæ”, onderpand van het eeuwige leven.
De term “verlossing tot het eeuwige leven” is ontleend aan de Brief aan de
Hebreeën en moet vanuit dat kader worden begrepen. “Niet met het bloed van
bokken en kalveren, maar met zijn eigen Bloed is Hij (Christus) eens en voor
altijd het heiligdom binnengegaan en heeft daardoor een eeuwige verlossing
verworven” (Hebr 9, 12). “Christus heeft zich uit kracht van een eeuwige Geest
als een smetteloos Offer aan God opgedragen” (Hebr 9, 14). Dat was noodzakelijk
en kon slechts eens en voor altijd gebeuren. Dit Offer moest een losprijs zijn voor
een eeuwige verlossing. Dit is éénmalig. Daarom kan er weliswaar de onbloedige
en hernieuwde tegenwoordigheidstelling van het Offer in de H. Eucharistie zijn,
nooit echter een herhaling van offer naast dit ene.
De Heer heeft de “eeuwige verlossing”
voor ons voltrokken, voor de mensen van alle tijden. Omwille van ons heeft Hij
in de H. Eucharistie de mogelijkheid geschapen dat zijn heilsdaad ononderbroken
en telkens opnieuw wordt geactualiseerd. Zijn Kerk heeft Hij in zijn
verlossingwerk betrokken, zodat zij met Hem, door Hem en in Hem God de smetteloze
offergave aanbiedt, zo dikwijls zij dit offermaal viert: “ Telkens als gij dit
brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij
wederkomt” (1 Kor 11, 26).
De Postcommunio van deze zondag ziet de
samenhang aldus: God geeft voor de verloste mensen een “onderpand tot zekerheid”
(pignus) voor de verlossing in alle eeuwigheid. Het is als was Hij ons iets
verschuldigd, als konden wij aanspraak maken op eeuwige verlossing en als gaf
Hij ons voorlopig dit onderpand.
Het onderpand is de H. Eucharistie, het
Lichaam en Bloed van Christus. De Tafel des Heren anticipeert onder de
gedaanten van brood en wijn op het bruiloftsmaal van het Lam (Apoc 19, 9). De
H. Eucharistie is een onderpand in verheven zin: “Wie mijn Vlees eet en mijn
Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem doen opstaan op de jongste
dag” (Jo 6, 34).
God heeft ons in de H. Eucharistie reeds
toegang tot zijn heil gegeven, dat Hij ons voor altijd heeft beloofd.
T e k s t
Missale
Romanum [MR] 1970
Sumpto
pignore redemptionis æternæ,
quæsumus, omnipotens Deus,
ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.
quæsumus, omnipotens Deus,
ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
1979
Almachtige
God,
in
deze gaven hebben wij het onderpand ontvangen van de verlossing tot eeuwig
leven.
Wij
vragen U;
help
ons, naarmate het Kerstfeest nadert,
ons
beter voor te bereiden op de viering van de geboorte van uw Zoon.
Werkvertaling
Na het ontvangen van het onderpand tot eeuwige
verlossing,
vragen/smeken wij [U], almachtige God,
dat wij, naarmate de dag van het heilbrengend feest
meer nabij komt,
met een grotere toewijding voortgaan
om het mysterie van de Geboorte van uw Zoon waardig te
vieren.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De Post Communionem oratio van deze zondag is een
recente compositie en heeft verwante precedenten in oude collecties zoals in
het Sacramentarium Leonianum, Verona,
Kapittelbibliotheek LXXXV, tweede helft zesde eeuw, 741 en in het Gelasianum Vetus, Vat. Reg. lat. 316,
eerste helft achtste eeuw, 507. De oratietekst verschijnt voor de eerste keer
in het Missale Romanum 1970 en volgende edities.
T e x t u e l e a n a l y s e
1. Sumpto
pignore redemptionis æternæ,
2. quæsumus, omnipotens Deus,
3. ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
4. ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.
2. quæsumus, omnipotens Deus,
3. ut quanto magis dies salutiferæ festivitatis accedit,
tanto devotius proficiamus
4. ad Filii tui digne nativitatis mysterium celebrandum.
De Post
communionem oratio is samengesteld uit één enkele doorlopende frase,
bestaande uit verschillende zinsdelen.
De oratie opent met een ablativus absolutusconstructie
(regel 1), gevolgd door het hoofdprædicaat quæsumus met adres omnipotens Deus
(r. 2) en vervolgt met een bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, met
prædicaat proficiamus in de coniunctivusmodus (r. 3). In deze bijzin is de
standaardformule quanto … tanto vervat die de voorwaarde formuleert voor, en
uitloopt op de ad […] celebrandum-constructie
die het verlangde doel van de oratie verwoordt (r. 4).
De oratie wekt de indruk een bewuste en stevige
bewerking te hebben ondergaan ten opzichte van de eerdere, verwante teksten en
poogt elegant te zijn.
Ad 1
Sumpto pignore redemptionis æternæ,
na het onderpand van de eeuwige verlossing te hebben ontvangen (het passivum
perfecti sumpto hier actief vertaald).
Ablativus absolutusconstructie samengesteld uit twee congruerende
ablativusvormen sumpto en pignore, die worden vergezeld door een bijvoeglijke
bepaling redemptionis æternæ, van eeuwige verlossing, die het pignus æternum
nader specificeert, genitivus explicativus of qualitatis.
Ad 2
Quæsumus, wij bidden/vragen
[U], - prædicaat van de hoofdzin in de indicativusvorm præsens, dat de
eigenlijke bede in de ut-bijzin inleidt.
Omnipotens Deus, [o],
almachtige God, - anaklese in twee congruerende vocativusvormen.
Het adiectivum omnipotens drukt
een goddelijk attribuut uit dat God alleen en exclusief is voorbehouden. Dit
epitheton ontmoet men frequent in de oraties van getijdengebed en misformulieren en moet God herinneren aan zijn
almacht, voor wie niets onmogelijk is.
Dat is de titel op grond
waarvan men het gevraagde verhoopt te verkrijgen.
Ad 3
Ut […] proficiamus, op-/zodat
wij vorderingen maken, vooruit komen
Finale/doelaanwijzende resp.
consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met het prædicaat proficiamus (van
proficere, 3) in de coniunctivusvorm præsens, bepaald door het voegwoord ut.
Tanto devotius, des te meer
toegewijd, - bijwoordelijke bepaling bij proficiamur.
Quanto magis dies salutiferæ festivitatis
accedit, naarmate/hoe meer de dag van het heilbrengend feest nadert –
ingebouwde tussenzin met prædicaat accedit (van accedere, 3) in de
indicativusvorm præsens vanwege de feitelijkheid.
Dies salutiferæ festivitatis is
het subject van accedit en samengesteld uit de nominativusvorm dies gevolgd
door een bijvoeglijke bepaling van twee congruerende genitivusvormen die dies
nader verklaren, genitivus explicativus of qualitatis.
Quanto…tanto is een
standaardconstructie in de ablativusvorm. Het betekent zoiets als naarmate…des
te, of hoe groter…hoe meer. In dit geval hebben we adverbia in de comparativus: magis…
devotius, naarmate wij meer… des te meer toegewijd.
Ad 4
Het zinsdeel ad Filii tui digne
nativitatis mysterium celebrandum sluit aan bij het prædicaat proficiamus in r.
3.
Ad
celebrandum, om te vieren of ter viering van: gerundiumvorm van het verbum
celebrare.
Digne,
op waardige wijze – bijwoordelijke bepaling bij de vorm ad celebrandum.
Mysterium
nativitatis Filii tui, het mysterie van de Geboorte van uw Zoon – object bij ad
celebrandum bestaande uit de accusativusvorm mysterium gevolgd door een
bijvoeglijke bepaling bestaande uit drie genitivusvormen: de eerste
genitivusvorm nativitatis verklaart het mysterium nader (genitivus explicativus
of qualitatis), partitivis ), en wordt zelf nader bepaald door de twee
congruerende genitivusvormen Filii tui (genitivus possessivus).
S t i j l f i g u r e n
We
zien een enkele interessante gecombineerde begrippen: festivitatis and nativitatis (r. 3 en 4) met
eindrijm.
De
quanto magis… tanto devotius formulering
is een standaardconstructie en klinkt ook goed.
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Accedo, 3 &
proficio, 3
In de Postcommunio hebben we vandaag twee verba die
met elkaar in contrast staan maar qua betekenis gerelateerd zijn: accedo,accessi, accessum, 3, met betekenis naderen, toetreden en proficio,
profeci, profectum, 3, dat 1. vooruitkomen, verder komen 2. vorderingen maken,
zich uitbreiden 3. helpen, baten, nuttig zijn, betekent.
Pignus, oris, onz.
Het begrip pignus wordt
enkele malen gevonden in de Latijnse editie van het Nieuwe Testament (Vulgaat)
en voornamelijk in de Brieven van de H. Paulus (cf. 2 Kor 1, 22; 2 Kor
5, 5; Ef 1, 14); al deze teksten verwijzen naar het bij het H. Doopsel
ontvangen merkteken of ‘zegel’ dat wij in eerste instantie bij het Doopsel
ontvangen en geïntensiveerd wordt in de andere initiatiesacramenten, het H.
Vormsel en de H. Eucharistie. De pericope 2 Kor 1, 21-22 geeft bijvoorbeeld: “God zelf is het die ons
met u in Christus bevestigt en ons heeft gezalfd. Hij is het ook die op ons zijn zegel heeft
gedrukt en de Geest als een handgeld (pignus) aan onze harten heeft
meegedeeld”.
Evenals in de Postcommunio van vandaag heeft ook in de
Postcommunio van de 7e zondag door het jaar en in die van de 3e zondag van de
Veertigdagentijd het begrip pignus
betrekking op de H. Eucharistie, als onderpand voor en anticipatie op het
eeuwige leven.
In de bekende Lewis &
Short Dictionary vinden we voor het onzijdig zelfstandig naamwoord pignus
(van de stam gevonden in pango; cf. paciscor); bevestigen, vastnagelen, en
figuurlijk: overeenkomen, een belofte / betaling doen, garantie/ zekerheid/
borg stellen (zowel betrekking hebbend
op personen als op zaken). Het is ook het loon van de werkman en het zijn de
onderlinge betrekkingen tussen kinderen, ouders, broers, zussen en verwanten in de zin van belofte van
liefde (die zij elkaar verschuldigd zijn). Pignus
staat ook bijvoorbeeld voor de ring of een ander teken van symbolische genegenheid
die verloofden en gehuwden elkaar geven.
Het woord pignus wordt vaak aangetroffen in
constructies met het verbum capio,
zoals pignus capere: een borg of
zekerheid stellen voor betaling; pignora
capere kan ook worden gebruikt bij onderzetten tot zekerheid zoals op een woning een hypotheek wordt
gevestigd tot zekerheid van betaling van de lening waarmee de aankoop van het
huis is gefinancierd. Pignoris capio:
een procedure tot verpanding van een zaak totdat een bepaalde schuld is (terug)
betaald aan de schuldeiser (debiteur).
In
de oratietaal van de Postcommuniones heeft pignus capere vaak de betekenis:
het ontvangen, het bezit genieten van,
en in het bezit komen van een onderpand tot zekerheid van de toekomstige
belofte na het dit aardse leven eens te komen tot de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde waar alle leed geleden is en wij bij God zullen zijn.
Salutifer (us), -a, -um
betekent heilbrengend en behoort als adiectivum bij salus, -utis,
vr. (samengesteld uit salus + fero: redding, heil + brengen).
Dit begrip komt nauwelijks voor in strikt klassiek Latijn, maar
werd door Ovidius, Statius, Martialis enz. om stilistische redenen gebezigd. Ovidius
bijvoorbeeld gebruikt in zijn Metamorfosen het adjectief “salutifer” drie keer,
steeds in relatie tot godheid Aesculapius die wordt gevraagd heil te brengen
bijvoorbeeld over de stad Rome. Opvalt dat Ovidius daar ook de woordspeling
heeft urbs en orbis – die wij nu nog kennen in de pauselijke zegen Urbi
et orbi (voor de stad Rome en de (overige) wereld). (Metamorphosen 2642-43).
In de oraties komt “salutifer” voor in MR 1962 in de betekenis
van verlossing/heil-brengend: “per eius salutiferæ resurrectionis potentiam”,
door de kracht van zijn heilbrengende verrijzenis (Secreta, 25 maart). Het
begrip werd ook gebruikt in het misformulier van het feest van de Kruisvinding
op 3 mei: “salutiferæ Crucis Inventione”, door de Vinding van het heilbrengend
Kruis (Collectegebed), dat niet meer voorkwam in MR 1962.
In de Rotulus van Ravenna vinden we: “lumen verum, quod ex fonte
cordis tui, Domine, Deus noster, salutiferum eructare dignatus es Verbum”,
waarachtig Licht, dat Gij, Heer onze God, U hebt gewaardigd uit de bron van uw Hart te
laten opspringen, als een woord van heil” (Sacramentarium Leonianum, suppl.
1365.
Sr. Mary Pierre
Ellebracht C.Pp. S., Remarks on the
vocabulary of the acient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966,
189)
C o m m e n t a a r
Kerstmis is de viering van het mysterie van de
Geboorte van Christus. De Geboorte van Christus is een centraal mysterie,
waarin God in de gestalte van een mens op aarde verschijnt. Versluierd in het
teken van zijn mensheid bewerkt Hij het heil, “de eeuwige verlossing”. In een
wonderbare en heilige ruil neemt Hij van de mensheid wat haar eigen is, om ons
te schenken wat het Zijne is. Anders gezegd: De Zoon van God wordt Zoon van de
mensen, om de mensenzonen tot Gods zonen te verheffen.
Heel het leven van de christen is te beschouwen als
een viering van het Kerstmysterie, wanneer de genade van de kant van God bezit
van hem neemt en Hij uit een kind van mensen een kind van God maakt
Ieder
jaar viert de Kerk ieder jaar de gedenkdag van de Geboorte van Christus, ook,
opdat de kinderen van de mensen door Zijn liefde kinderen van God worden. Op deze
liefdevolle toewijding (devotio) komt
het aan. Wanneer de kinderen van de mensen groeien in deze toewijding en liefde
worden zij waardig kinderen van God te worden. Liefdevolle overgave maakt ons
waardig het mysterie van Kerstmis te vieren en de genaden van het Kerstkind te
ontvangen. Ook in het nuchtere “help ons, naarmate het Kerstfeest
nadert, ons beter voor te bereiden op de viering van de Geboorte van uw Zoon”,
ligt de vreugdevolle overgave in de dienst aan God vervat.
In de Postcommunio van vandaag bidt de priester dat we elke dag
naarmate Kerstmis naderbij komt, in toenemende mate vooruit komen om Christus,
die komende is, te ontmoeten. In de taal van de oratie is een machtig concept
van acceleratie (versnelling) ingebouwd. Ik denk aan het Latijnse adagium in finem citius, namelijk, hoe
dichter je bij het einddoel komt, hoe sneller je gaat. Of een peuter die zijn ouders
tegemoet rent, steeds sneller, tot hij zich uiteindelijk met een eindsprint of
beter sprong in de armen van zijn ouders werpt, vol vertrouwen omdat hij weet
dat hij wordt opgevangen en niet zal vallen, Wij mogen zoals die peuter steeds
sneller hollen naar Christus en weten dat we in een veilige haven belanden, of
beter: de veiligst denkbare haven.
Ook andere oraties van de misformulieren van de Advent roepen
beelden op van een snelle loop en van ijverige, verlangende haast naar de Heer
toe die zelf naar ons toe komt.
In de oratie van vandaag laten de verba deze verhaasting in
beide richtingen zien: accedo
(“naderen”) en proficio (“vooruit
gaan”).
In deze Postcommunio stormen de Heer en zijn volk als het ware
op elkaar af. Niets moet onze haast vertragen ook als onze paden niet steeds recht
zijn.
De Communio-antifoon van feria tertia, dinsdag, tijdens de
laatste weekdagen van de Advent geeft ons een mooi bijbels beeld van de
kosmische weg die de Zoon van God aflegt om de tijd en de geschiedenis van de
mensen binnen te snellen:
“Exsultavit ut gigas ad currendam viam: a summo cælo egressio
eius, et occursus eius usque ad summum eius” (Ps 18, 6.7). Als een reus is Hij opgesprongen om zijn weg
met spoed af te leggen: vanuit het hoogste zenit van de hemel vertrekt Hij en
naar het hoogste punt ervan neemt Hij een aanloop.
Onze devotio,
toewijding drijft ons voort in de goede richting.
In de oratie van vandaag smeekt de priester God de Vader ons steeds
‘waardiger’ te maken de Geboorte van Christus te vieren en dat betekent
toenemen in genade en ons steeds meer hechten aan de christelijke manier van
leven.
Krachtens ons verlost-zijn, mogelijk gemaakt door de Eerste
Komst van Christus, is het voor ieder van ons van fundamenteel belang dat wij
dag in dag uit toenemen in genade. We zouden zelfs mogen spreken van een
gemeenschappelijk belang. De Advent is meer dan alleen de Eerste Komst. Het
gaat ook over de Tweede Komst van Christus als Rechter.
Het gaat nu en hier vooral om zijn bijzondere komst in iedere
Heilige Communie. De oratio Post Communionem wordt immers onmiddellijk na de
komst van de Heer in de Communie gebeden.
De Eerste Komst met Kerstmis en de Tweede Komst naderen elkaar,
steeds sneller. Wanneer het zover is weten we niet, maar we moeten wel altijd
zo goed mogelijk zijn voorbereid en tot inkeer komen wanneer we zijn afgeweken
van het rechte pad.
.Bent u voorbereid?