Lectio
altera
Ex Sermónibus sancti Leónis Magni papæ
(Sermo 1 in Nativitate Domini, 1-3: PL 54, 190-193)
Tweede
lezing
Uit de Preken
van paus Leo de Grote († 461)
(Sermo 1 in Nativitate Domini: PL 54, 190-193)
Erken,
christen, uw waardigheid!
Geliefden, heden is onze Verlosser geboren: laten wij ons verheugen.
Droefheid mag geen ruimte meer vinden waar de geboortedag van het leven wordt
gevierd. Dit leven dat de angst voor de dood heeft vernietigd, vervult ons hart
met vreugde om de beloofde eeuwigheid.
Geen mens wordt uitgesloten van deelname aan deze vreugde. Allen hebben wij
dezelfde reden tot vreugde, want onze Heer die zonde en dood heeft vernietigd,
trof niemand aan die vrij was van schuld en kwam daarom allen daarvan
bevrijden. Vreugde voor de heilige: hij komt de overwinning nabij. Blijdschap
voor de zondaar: hij wordt uitgenodigd tot vergeving. Bemoediging voor de
heiden: hij wordt geroepen tot het leven.
Immers, toen de volheid van de tijd gekomen was die God in zijn
ondoorgrondelijk raadsbesluit had vastgesteld, heeft de Zoon van God de
menselijke natuur aangenomen om de mens te verzoenen met zijn Schepper, en om
de duivel, de uitvinder van de dood, door dezelfde natuur te overwinnen die
eens door de duivel overwonnen was.
Bij de geboorte van de Heer zingen juichende engelen: ‘Eer aan God in den
hoge’, en verkondigen zij ‘vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’ (Lc.
2, 14). Want wij zien hoe het hemelse Jeruzalem uit alle volken van de
wereld wordt opgebouwd. Als reeds de verheven engelen van vreugde juichen over
dit werk van Gods onuitsprekelijke goedheid, hoezeer moet dan ook de kleine
mens zich daarover verheugen?
Brengen wij daarom dank aan God de Vader door zijn Zoon in de heilige
Geest. ‘Wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad’ heeft Hij zich
over ons ontfermd, en ‘toen wij dood waren door onze zonden, heeft Hij ons met
Christus ten leven gewekt’ (Ef. 2, 4-5), opdat wij in Hem een nieuwe
schepping zouden zijn, een nieuw werk van zijn handen.
Leggen wij dan de oude mens met zijn levenswijze af en verzaken wij aan de
werken van het vlees, nu wij deel gekregen hebben aan de geboorte van Christus.
Erken, christen, uw waardigheid. Val door een slechte levenswijze niet
terug in uw vroegere armzaligheid. Gij zijt immers deelachtig geworden aan de
goddelijke natuur. Gedenk tot wiens Hoofd en Lichaam gij behoort. Herinner u
dat gij ontrukt zijt aan de macht van de duisternis en overgebracht naar het
licht van het rijk Gods.
Door het sacrament van het Doopsel zijt gij tempel van de heilige Geest
geworden. Wil deze hoge gast niet van u wegjagen door verkeerde daden.
Onderwerp u niet opnieuw aan de slavernij van de duivel, want met het bloed van
Christus zijt gij vrijgekocht.