Met de heiligheid van Maria staat het zo dat wanneer wij deze hadden gezien of erover hadden gehoord, wij niet in staat zouden zijn geweest degenen die ons op dit punt hadden ondervraagd iets anders mee te delen dan dat zij engelachtig en hemels is…
Wij zouden ons niet zozeer haar gelaatstrekken hebben herinnerd, maar wel haar wonderschone, zondeloze ziel die spiegelde in haar ogen, die sprak uit haar mond, in haar stem te horen was en die haar geheel en al omsloot.
Een hemelse melodie overschilderde alles wat Zij zei of deed – haar gelaatsuitdrukking, haar optreden en haar houding betoverden ieder eerlijk hart dat zich tot haar wendde. Haar onschuld, haar deemoed en bescheidenheid, haar eenvoud, haar eerlijkheid en oprechtheid, haar onzelfzuchtigheid, haar ongekunstelde interesse in allen die tot haar kwamen, haar zuiverheid – al deze eigenschappen maakten haar beminnenswaardig.
Moeder M. Jozefa (Henriette Haack) *1883 +1961, kanunnikes van de Orde van het Heilig Graf, drukte haar visie op Maria in het volgende fijnzinnige Adventslied uit:
Als fijn geslepen rotskristal, o Vas electum,
zo staat Gij in de stralenval van God,
die in U wonen zal, o Vas electum!
Gij zult mijn zieledorst verslaan, o Fons signate,
ik heb de gave Gods verstaan
en dring om levend water aan, o Fons signate!
En plukken zal ik van uw schoot, Hortus conclusus,
de zoete vrucht mijn levensbrood
waarrond uw Paradijs zich sloot, Hortus conclusus!
O Moeder der aanminnigheid, amicta sole,
gelijk de zwaan haar vleugels spreidt
zo staat Gij in Gods Majesteit, amicta sole!