Lectio
altera
Ex Sermónibus sancti Bernardíni Senénsis
presbýteri
(Sermo
49, cap. 1: Opera Omnia, IV, 495 ss.)
Magnum fidei
fundamentum Nomen Iesu
Hoc quidem est
illud sanctíssimum Nomen quod tantum fuit ab antíquis pátribus desiderátum,
tantis anxietátibus exspectátum, tantis languóribus prolongátum, tantis
suspíriis invocátum, tantis lácrimis postulátum, sed témpore grátiæ
misericórditer est donátum. Abscónde, quæso, nomen poténtiæ, non audiátur nomen
vindíctæ, teneátur nomen iustítiæ. Da nobis nomen misericórdiæ, sonet nomen
Iesu in áuribus meis, quia tunc vere vox tua dulcis et fácies tua décora.
Magnum ígitur
fídei fundaméntum nomen Iesu effíciens fílios Dei. Fides enim cathólicæ
religiónis consístit in notítia Iesu Christi et lúmine, qui est lumen ánimæ,
óstium vitæ, fundaméntum salútis ætérnæ. Hanc si quis non habúerit aut
relíquit, véluti sine lúmine per ténebras noctis vadit et clausis óculis per
discrímina præcipitánter incédit, et quantacúmque ratiónis eminéntia fúlgeat,
ducem séquitur cæcum, dum ad intelligénda secréta cæléstia próprium séquitur
intelléctum, aut, fundaménto neglécto, constrúere nítitur domum, aut, óstium
prætermísso, vult intráre per tectum. Fundaméntum ígitur istud Iesus est, lumen
et óstium, qui se viam monstratúrus errántibus, fídei lumen exhíbuit ómnibus,
per quam posset Deus ignótus requíri, quæsítus credi, créditus inveníri.
Fundaméntum hoc susténtat Ecclésiam in Iesu nómine fabricátam. Nomen Iesu est
splendor prædicántium, eo quod luminóse splendére, annuntiáre et audíre fáciat
verbum suum. Et unde putas in toto orbe tanta et tam súbita atque fervens fídei
lux, nisi de prædicáto Iesu? Nonne et huius nóminis luce ac sapóre Deus nos
vocávit in admirábile lumen suum? Quibus illuminátis et in lúmine isto
vidéntibus lumen mérito Apóstolus dicat: «Erátis aliquándo ténebræ, nunc autem
lux in Dómino: ut fílii lucis ambuláte».
O ígitur nomen
gloriósum, o nomen gratiósum, o nomen amorósum et virtuósum! Per te crímina
relaxántur, per te adversárii superántur, per te infírmi liberántur, per te
patiéntes in adversitátibus roborántur et iucundántur! Tu credéntium honor, tu
prædicántium doctor, tu operántium roborátor, tu deficiéntium sustentátor.
Igneo fervóre et calóre tuo desidéria inardéscunt, postuláta suffrágia
impetrántur, inebriántur ánimæ contemplántes atque per te glorificántur omnes
in cælésti glória triumphántes. Cum quibus, dulcíssime Iesu, per hoc
sanctíssimum nomen tuum conregnáre nos fácias.
Tweede
lezing
Uit een preek van de heilige Bernardinus
van Siena, priester
(Sermo 49, art. 1, Opera Omnia, IV, 495ss.)
Jezus’ Naam is
het grote fundament van het geloof.
Dit is die
allerheiligste Naam, waarnaar door de oude vaders zo verlangend is uitgezien,
die zo vol spanning werd verwacht, waarvan de komst door zoveel menselijke
zwakheid werd uitgesteld, die met zoveel verzuchtingen werd aangeroepen,
waarnaar met zoveel tranen werd verlangd, maar die in de tijd van genade door
Gods barmhartigheid tot ons mocht komen. Wek niet, zo smeek ik, bij het horen
van die Naam de gedachte aan macht, laat ons die Naam niet horen als de naam
voor wraak, maar laat hij staan voor gerechtigheid. Schenk ons de Naam als de
naam van barmhartigheid en laat de Naam van Jezus klinken in mijn oren, want
dan is uw stem waarlijk zoet om te horen en uw gezicht aantrekkelijk om te
zien.
Daarom is Jezus’
Naam het grote fundament van het geloof, dat ons tot kinderen van God maakt.
Het geloof van de katholieke godsdienst bestaat immers in de kennis en het
licht van Jezus Christus, die het licht van de ziel is, de deur naar het leven
en het fundament van eeuwig heil. Mocht iemand dit licht niet bezitten of het
hebben verlaten, dan gaat hij als het ware zonder licht door het duister van de
nacht en trekt hij door de gevaren heen blindelings voort, zijn ondergang
tegemoet; en zolang hij om de hemelse geheimen te doorgronden zijn eigen
intellect gebruikt, volgt hij, hoezeer hij ook uitblinkt door een uitmuntend
verstand, een blinde leider, of anders gezegd, poogt hij een huis te bouwen,
terwijl hij geen acht slaat op het fundament, of wil hij door het dak
binnenkomen, terwijl hij de deur overslaat. Dit fundament, dit licht en deze
deur is derhalve Jezus, die, om aan dwalenden te laten zien dat Hij de weg is,
aan allen het licht heeft laten zien van het geloof waardoor het mogelijk was
om naar God op zoek te gaan zonder Hem te kennen, in Hem naar wie gezocht werd,
te geloven en Hem, in wie geloofd werd, te vinden. Dit fundament ondersteunt de
Kerk die in Jezus’ Naam is opgebouwd. De Naam van Jezus is de glans van een
predikant, omdat de Heer zijn woord in een stralend licht laat verkondigen en
horen. En waarvandaan, denkt u, komt over de hele aarde dat grote, zo
plotselinge en hevige licht van het geloof? Toch alleen door de prediking van
Jezus? Is het niet eveneens door de lieflijke glans van die Naam dat God ons
geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht? Als wij verlicht zijn en in dat licht
het Licht aanschouwen, kan de Apostel terecht tegen ons zeggen: ‘Eens waart gij
in duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook
als kinderen van het licht.’
Naam vol van
heerlijkheid, Naam vol van genade, Naam vol van liefde en deugd! Door U worden
de zonden uitgewist, door U worden de vijanden overwonnen, door U worden de
zwakken bevrijd, door U worden de geduldigen bij hun tegenslagen gesterkt en
vinden zij hun vreugde! U bent de eer van hen die geloven, de leraar van hen
die prediken, U geeft kracht aan hen die werken, en ondersteunt wie dreigen te
vallen. Door uw vurige ijver en gloed ontvlammen de verlangens, worden de
verlangde genadegaven verkregen, worden beschouwende zielen gelaafd. Door U
worden allen die in de hemelse heerlijkheid de overwinning vieren,
verheerlijkt. Laat ons, algoede Jezus, met hen heersen door uw allerheiligste
Naam.